Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoorn

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Hoorn 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels jeugdhulp gemeente Hoorn 2020
CiteertitelBeleidsregels Jeugdhulp gemeente Hoorn 2020 en toelichting
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2020nieuwe regeling

17-12-2019

gmb-2019-319618

1748998

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Hoorn 2020

 

Zaaknummer: 1748998

 

Gelezen het voorstel van Zorg & Samenleving

Beleidsregels jeugdhulp en gebruikelijke hulp gemeente Hoorn 2020 en het financieel besluit 2020

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn besluit:

1. De beleidsregels Jeugdhulp gemeente Hoorn 2020 vast te stellen;

3. De toelichting beleidsregels gemeente Hoorn 2020 vast te stellen:

 

te bepalen dat bovenstaand wordt bekendgemaakt:

• Middels publicatie Westfriesland op Zondag

• door opname in het Gemeenteblad

 

Aldus vastgesteld, 17 december 2019,

 

College van burgemeester en wethouders

 

de secretaris,                       de burgemeester,

 

 

Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Hoorn 2020

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouder(s) van de gemeente Hoorn;

  • b.

    Hoofdaannemer: de zorgaanbieder die een individuele voorziening levert en hiervoor een andere zorgaanbieder betrekt om het doel vastgelegd in het hulpverleningsplan te behalen;

  • c.

    Jeugdige: persoon die gebruik maakt van een overige voorziening of aan wie een individuele voorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt, als bedoeld in artikel 1.1 Jeugdwet

  • d.

    Onderaannemer: een door de hoofdaannemer ingezette zorgaanbieder die specifieke onderdelen van de jeugdhulpverlening op zich neemt in opdracht van de hoofdaannemer.

  • e.

    Ouders: de ouder(s) van de jeugdige dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger(s);

  • f.

    Budgethouder: degene die ondersteuning/hulp heeft vanuit de Jeugdwet en dit in de vorm van een pgb ontvangt.

  • g.

    Budgetbeheerder: een vertegenwoordiger die ingesteld is door een budgethouder en het pgb-budget beheert en toezicht houdt op de kwaliteit van de met een pgb ingekochte ondersteuning/hulp.

  • h.

    Pgb-plan: plan waaruit blijkt dat de jeugdige en/of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat een individuele voorziening via het zorgaanbod van gecontracteerde zorgaanbieders niet passend is en hoe zij de zorg willen gaan inzetten.

  • i.

    Regionaal Adviesteam HS: team dat de lokale toegang adviseert over toegang tot Hoogspecialistische Jeugdhulp

  • j.

    ThuisPLUS Jeugd: extra component die kan worden ingezet als gedurende een zo kort mogelijke periode extra intensieve ambulante behandeling en/of dagbesteding nodig is.

  • k.

    Verordening: de Verordening Jeugdhulp gemeente Hoorn 2020.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Verordening Jeugdhulp, de Jeugdwet, de Regeling jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hoofdstuk 2 Individuele voorzieningen

Artikel 2.1 Ondersteuningsprofielen en intensiteiten (arrangement)

  • 1.

    Een individuele voorziening voor specialistische jeugdhulp bestaat uit de volgende tien ondersteuningsprofielen:

  • 1.

    Behoefte aan het verbeteren van psychosociaal functioneren jeugdigen en verbeteren van gezinscommunicatie (ondersteuningsprofiel 1);

  • 2.

    Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden ouders plus hulp vanwege kind eigen problematiek (ondersteuningsprofiel 2);

  • 3.

    Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden van ouders met een beperking (ondersteuningsprofiel 3);

  • 4.

    Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden voor ouders met eigen problematiek plus hulp voor de jeugdige(n) bij zijn/haar ontwikkeling (ondersteuningsprofiel 4);

  • 5.

    Behoefte aan verminderen problematiek en verbeteren van functioneren jeugdige(n); hulp en behandeling voor jeugdige (ondersteuningsprofiel 5);

  • 6.

    Behoefte aan leren van vaardigheden en verbeteren functioneren voor jeugdige(n), rekening houdend met verminderen van eigen problematiek ouders en waarborgen veiligheid jeugdigen (ondersteuningsprofiel 6);

  • 7.

    Behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een beperking (ondersteuningsprofiel 7);

  • 8.

    Behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een beperking en gedragsproblematiek (ondersteuningsprofiel 8);

  • 9.

    Behoefte aan begeleiding en behandeling vanwege een lichamelijke beperking (ondersteuningsprofiel 9);

  • 10.

    Behoefte aan het oplossen van complexe problematiek bij een 0-6-jarige binnen het gezin (ondersteuningsprofiel 10).

  • 2.

    Een jeugdige ontvangt op enig moment één individuele voorziening voor één ondersteuningsprofiel, hierbinnen dient de jeugdhulpaanbieder van specialistische jeugdhulp alle benodigde jeugdhulp te bieden aan de jeugdige, eventueel door als hoofdaannemer aanvullend een onderaannemer in te schakelen.

  • 3.

    Binnen een gezin kunnen jeugdigen ieder een individuele voorziening met een eigen ondersteuningsprofiel ontvangen.

  • 4.

    Het college bepaalt in welk ondersteuningsprofiel binnen de specialistische jeugdzorg de jeugdige geplaatst wordt. De jeugdhulpaanbieder bepaalt de intensiteit van de in te zetten hulp.

  • 5.

    Het college bepaalt het ondersteuningsprofiel voor de jeugdige en stelt samen met de jeugdige en/of de ouders het te behalen resultaat vast.

  • 6.

    De jeugdhulpaanbieder bepaalt samen met de jeugdige en/of de ouders de intensiteit die bij het ondersteuningsprofiel past.

  • 7.

    De hulp binnen een ondersteuningsprofiel is verdeeld in drie (3) blokken van zes (6) à zeven (7) intensiteiten (A tot en met F/G) die in feite de zwaarte van de noodzakelijke ondersteuning uitdrukken.

  • 8.

    Naast deze intensiteiten bestaan er 4 aanvullende componenten:

  • a.

    Verblijf

  • b.

    ThuisPlus Jeugd

  • c.

    Medicatiecontrole

  • d.

    Vervoer

  • 9.

    De jeugdhulpaanbieder formuleert de doelen die leiden tot het door het college vastgestelde resultaat.

 

Artikel 2.2 Aanvullende componenten bij een arrangement

Een verblijfscomponent wordt altijd in combinatie met een ondersteuningsprofiel toegepast.

  • 1.

    Het inzetten van een verblijfscomponent binnen een arrangement wordt bepaald door de zorgaanbieder en staat beschreven in het door de lokale toegang goedgekeurde perspectiefplan. De intensiteit van de in te zetten verblijfscomponent wordt bepaald door de lokale toegang.

  • 2.

    Een ThuisPLUS-Jeugd component is alleen mogelijk bij hersteltrajecten en na goedkeuring door de lokale toegang.

  • 3.

    ThuisPLUS-Jeugd mag worden toegepast als gedurende een zo kort mogelijke periode extra intensieve ambulante behandeling en/of dagbesteding nodig is.

  • 4.

    Voorwaarde voor deze inzet is dat de methode is beschreven in het door de lokale toegang goedgekeurde perspectiefplan.

  • 5.

    Het tarief Verblijfscomponent en ThuisPLUS-Jeugd is per etmaal.

  • 6.

    Alleen in uitzonderingsgevallen, waarin de ouders/het netwerk de jeugdige niet zelf kunnen vervoeren, is de zorgaanbieder verplicht dit te regelen. Dit moet opgenomen zijn in het door de lokale toegang goedgekeurde perspectiefplan en binnen de regio Westfriesland zijn.

  • 7.

    Voor vervoer buiten de regio Westfriesland en rolstoelvervoer waarin de ouders/het netwerk de jeugdige niet zelf kunnen vervoeren, kan de zorgaanbieder contact zoeken met de lokale toegang.

  • 8.

    De component medicatiecontrole kan na de beëindiging van een arrangement ingezet worden als alleen nog periodieke medicatiecontrole nodig is. Dit kan aangevraagd worden door de zorgaanbieder in samenspraak met de jeugdige, de toegang bepaalt de toekenning.

 

Artikel 2.3 Andere vormen van specialistische jeugdhulp

  • 1.

    De volgende vormen van specialistische jeugdhulp vallen niet binnen bovengenoemde arrangementen en kunnen apart toegekend worden:

  • a.

    Dyslexiezorg: Ondersteuning voor jeugdigen met (een vermoeden van) ernstig enkelvoudige dyslexie (EED), in de vorm van dyslexieonderzoek en/of behandeling.

  • b.

    Pleegzorg: Ondersteuning waarbij pleegouders de jeugdige verblijf, verzorging en opvoeding bieden in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de biologische ouders door een pleegzorgaanbieder.

  • 2.

    Dyslexiezorg kan ingezet worden door een verwijzing vanuit de school.

  • 3.

    Pleegzorg is niet vrij toegankelijk. De lokale toegang kan, wanneer de ouders daarmee instemmen, een beschikking afgeven voor (tijdelijke) plaatsing van een kind in een pleeggezin. Wanneer er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel (ondertoezichtstelling of voogdij) kunnen gecertificeerde instellingen op basis van een machtiging van de kinderrechter een aanmelding voor pleegzorg doen. De gemeente geeft een beschikking af, ongeacht of er sprake is van een vrijwillig dan wel een gedwongen kader. Aan een pleegzorgplaatsing ligt altijd een gemeentelijke beschikking ten grondslag, tenzij er sprake is van een crisisplaatsing.

 

Artikel 2.4 Hoogspecialistische jeugdhulp

  • 1.

    Het college zorgt ook voor de beschikbaarheid van hoogspecialistische jeugdhulp.

  • 2.

    Voor de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp moet het Regionale Adviesteam HS een positief advies afgeven aan de lokale toegang.

 

Hoofdstuk 3 Toegang jeugdhulp

Artikel 3. Melding en toegang tot specialistische jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Jeugdigen en ouder(s) kunnen zich rechtstreeks melden bij een aanbieder van een algemene voorziening zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Verordening jeugdhulp gemeente Hoorn 2020.

  • 2.

    Jeugdigen en ouder(s) kunnen een hulpvraag melden bij het college of het loket van gebiedsteam 1.Hoorn.

  • 3.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk, telefonisch of digitaal.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel.

  • 5.

    Naast de genoemde mogelijkheden in lid 1 en 2 kan de jeugdige en/of zijn ouders zich met een hulpvraag wenden tot de huisarts, jeugdarts of medisch specialist.

 

Artikel 4. Vooronderzoek

  • 1.

    Het gebiedsteam 1.Hoorn neemt namens het college contact op met de jeugdige en/of zijn ouders om een afspraak te maken voor een gesprek. Hierbij verzamelt het gebiedsteam 1. Hoorn alle voor het onderzoek, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie.

  • 2.

    De jeugdige en/of zijn ouders verschaffen het gebiedsteam 1. Hoorn alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het gebiedsteam 1.Hoorn voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 3.

    Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) bekend zijn bij de gemeente, kan het gebiedsteam 1.Hoorn in overeenstemming met de jeugdige en/of zijn ouder(s) afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid. Daarnaast kan het gebiedsteam 1.Hoorn hiervan afzien in situaties van hoge urgentie zoals een levensbedreigende situatie waarbij de noodzaak tot acuut ingrijpen aantoonbaar is en in geval van onvermogen van de jeugdige of ouders.

  • 4.

    Het gebiedsteam 1.Hoorn brengt de jeugdige en/of zijn ouder(s) op de hoogte van de mogelijkheid om een familiegroepsplan op te stellen en dit binnen twee weken in te dienen.

 

Artikel 5. Gesprek

  • 1.

    Het gebiedsteam 1.Hoorn onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouder(s) voor zover noodzakelijk en/of mogelijk:

  • a.

    de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige;

  • b.

    de mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke zorg of hulp uit het sociale netwerk te voorzien in de behoefte;

  • c.

    de behoefte aan ondersteuning van de ouder(s), wat de hulpvraag is;

  • d.

    de mogelijkheid om gebruik te maken van algemene voorzieningen;

  • e.

    de veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en zijn ouder(s);

  • f.

    het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

  • g.

    de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen.

  • 2.

    Als de jeugdige en/of zijn ouders al een familiegroepsplan hebben opgesteld, betrekt het gebiedsteam 1.Hoorn dit plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het gebiedsteam 1.Hoorn informeert de jeugdige en zijn ouder(s) over de gang van zaken, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 4.

    Het gebiedsteam 1.Hoorn kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek als de hulpvraag genoegzaam bekend is of in geval van crisissituaties waarbij de veiligheid van kinderen en/of betrokkenen in het geding is en acuut ingrijpen aantoonbaar noodzakelijk is.

 

Artikel 6. Perspectiefplan

  • 1.

    Het gebiedsteam 1.Hoorn zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het gesprek en eventueel verder verricht onderzoek in het perspectiefplan.

  • 2.

    De jeugdige en/of de ouders wordt geïnformeerd over de inhoud van het gespreksverslag.

  • 3.

    Indien een individuele voorziening wordt geïndiceerd wordt dit vermeld in het perspectiefplan. De individuele voorziening bestaat uit een omschrijving van de ondersteuningsbehoefte en beschrijft tevens de resultaten die met hulp en ondersteuning bereikt dienen te worden.

  • 4.

    De jeugdhulpaanbieder wordt, na toestemming door jeugdige en/of zijn ouders, op de hoogte gesteld van de te behalen resultaten en het geselecteerde ondersteuningsprofiel en maakt afspraken met de jeugdige en/of zijn ouders hoe de jeugdhulp ingezet wordt. In het perspectiefplan staat binnen welke termijn dit moet worden behaald. Ook wordt in dit perspectiefplan opgenomen wanneer de te behalen resultaten worden geëvalueerd.

  • 5.

    Het perspectiefplan wordt ondertekend door de jeugdhulpaanbieder en de jeugdige en/of zijn ouder(s).

  • 6.

    Indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat een individuele voorziening via het zorgaanbod via de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet passend is in hun situatie bestaat de mogelijkheid om via een persoonsgebonden budget de noodzakelijke jeugdhulp te ontvangen. Dit is dan de uitkomst van het perspectiefplan. In dit perspectiefplan staan de te behalen resultaten van de jeugdhulp. Met dit perspectiefplan kunnen de jeugdige en/of zijn ouders een pgb-plan indienen.

 

Artikel 7. Aanvraag

  • 1.

    Een perspectiefplan, dat is ondertekend door zowel de jeugdige en/of zijn ouder(s) als de jeugdhulpaanbieder wordt aangemerkt als aanvraag voor een individuele voorziening.

  • 2.

    Indien de jeugdige en/of zijn ouders een pgb-plan hebben opgesteld dient dat, samen met het ondertekende perspectiefplan, als aanvraag om jeugdhulp.

  • 3.

    De jeugdige en/of ouder(s) heeft altijd de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen bij het college.

 

Artikel 8. Toegang Hoogspecialistische jeugdhulp

  • 1.

    De toegang tot Hoogspecialistische jeugdhulp, verder te noemen HS, gaat altijd via een advies van het Regionaal Adviesteam HS. De lokale toegang onderzoekt de indicatie voor HS en het Regionale Adviesteam HS geeft een advies aan het college over de verwijzing tot HS en de te behalen resultaten per jeugdige.

  • 2.

    Na advisering door het Regionale Adviesteam HS geeft het college een beschikking af.

  • 3.

    Zowel de lokale toegang, de gecertificeerde instelling, de (huis)arts en de rechter kunnen vaststellen dat inzet van HS nodig zou kunnen zijn. In al deze gevallen adviseert het Regionale Adviesteam HS of de jeugdige ook daadwerkelijk in de HS toegelaten wordt.

 

Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget

Artikel 9.1 Persoonsgebonden budget

In aanvulling op artikel 12 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Hoorn 2020 worden kwaliteitseisen voor een pgb opgesteld. Een jeugdige of zijn ouders kunnen een budgetplan indienen waaruit blijkt hoe zij de zorg willen gaan inzetten. Het plan wordt door het college getoetst op haalbaarheid, kwaliteit en pgb-vaardigheden.

 

Artikel 9.2 Vereiste Pgb-vaardigheden

Pgb-vaardigheid omvat onder meer de volgende onderdelen:

  • a.

    Kwaliteit van het pgb-plan

  • b.

    Financieel beheer

  • c.

    Zorginhoudelijk beheer

  • d.

    Werkgeverschap

 

a. Kwaliteit van het pgb-plan/budgetplan

Een budgethouder is in staat om de doelstellingen en de resultaten, uit het perspectiefplan te kunnen vertalen in een budgetplan. De budgethouder zal voordat het pgb wordt toegekend een persoonlijk budgetplan moeten overleggen inclusief een daarbij horende zorgovereenkomst. Het invullen van het budgetplan en zorgovereenkomst vereist bepaalde vaardigheden. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee die gesteld worden aan een budgethouder of beheerder:

  • Kennis van het doel van de Jeugdwet;

  • Kennis hebben van beperkingen en stoornissen/de hulpvraag;

  • Kennis hebben om de juiste ondersteunende activiteiten in te zetten en hun omvang om de geformuleerde doelstellingen/resultaten te kunnen behalen;

  • Kennis hebben van kosten in relatie tot de inzet van activiteiten;

  • Zelf een pgb-plan/budgetplan opstellen;

  • Kennis over hoe de zorgverlening te organiseren om resultaatafspraken te behalen;

  • Beheersen van de Nederlandse taal in woord en geschrift.

 

b. Financieel beheer

Een budgethouder moet in staat zijn een administratie te kunnen voeren. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:

  • Kunnen ordenen;

  • Facturen/declaraties kunnen controleren (passend binnen de zorgovereenkomst),

  • accorderen en insturen;

  • Inzicht hebben in het beschikbare en benodigde budget;

  • Het budget voor de juiste doeleinden kunnen inzetten;

  • Acties kunnen uitzetten bij externen indien iets verandert of niet correct loopt;

  • Digitaal vaardig zijn.

 

c. Zorginhoudelijk beheer

In staat zijn om de doelstellingen in het ondersteuningsplan te volgen en te bewaken.

Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:

  • Inzicht hebben in de activiteiten/ondersteuning die worden geleverd;

  • Opzetten van een werkrooster;

  • Inzicht hebben hoe deze ondersteuningsactiviteiten bijdragen aan de doelstellingen;

  • Acties kunnen uitzetten om bij te sturen dan wel in te grijpen;

  • In staat zijn om evaluatiegesprekken te voeren en de effecten te volgen en bij te sturen

  • indien nodig;

  • In staat zijn om de juiste hulpverleners te kiezen passend bij de doelstellingen;

  • In staat zijn om afspraken te maken met de hulpverlener(s) en zorgovereenkomsten correct te kunnen invullen en afsluiten;

  • Aansturing en inwerken van de zorgverlener.

 

d. Werkgeverschap (3 dagen ondersteuning of meer)

De budgethouder moet in staat zijn de werkgeversverplichtingen voortkomend uit het pgb te kunnen vervullen (indien van toepassing). Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:

  • Het juiste type zorgovereenkomst kunnen kiezen.

  • Het kunnen kiezen voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd.

  • Het kunnen hanteren van wel/geen proeftijd.

  • Via het portaal SVB ziekmeldingen kunnen doen en de gemeente te informeren.

  • Doorbetalen van de hulpverlener bij ziekte.

  • Overeenkomen van een correct uurtarief conform het wettelijk minimumloon.

  • Correct hanteren van de opzegtermijn.

 

Artikel 9.3 Vereisten aan wettelijke vertegenwoordiger of gemachtigde als budgethouder:

Als de budgethouder niet zelf het pgb kan beheren is het mogelijk een vertegenwoordiger aan te stellen die het budget beheert. De vertegenwoordiger kan een wettelijk vertegenwoordiger zijn of een gemachtigde.

Aan de budgetbeheerder stellen we de volgende eisen:

  • De beheerder en de persoon die de ondersteuning levert is niet dezelfde behoudens bij zorg geleverd binnen de leefeenheid via een sociaal tarief;

  • In uitzonderlijke gevallen kan het college daar specifiek toestemming voor geven;

  • De beheerder moet pgb-vaardigheden in huis hebben als genoemd in artikel 10.2;

  • De beheerder toont aan dat ondanks de fysieke afstand van de budgethouder kan worden voldaan aan de taken een verantwoordelijkheden en woont op redelijke afstand;

  • Als een toekomstig budgethouder een wettelijk vertegenwoordiger heeft kan deze ook als beheerder worden aangewezen;

  • De beheerder van het pgb wordt niet uit het pgb betaald, behoudens bij zorg geleverd binnen de leefeenheid via een sociaal tarief;

  • Het aanstellen van een beheerder is een vrijwillige en bewuste keuze van de aanvrager/ouders/jeugdige en is niet onder druk van de beheerder gebeurd;

  • De budgethouder/ouders/jeugdige heeft zelf de keuze gemaakt voor pgb in plaats van zorg in natura en niet de beheerder;

  • De beheerder kennis heeft op het gebied van zowel financiën als zorgtaken;

  • De beheerder mag zelf niet onder bewind staan;

  • De beheerder mag niet meer dan 3 budgethouders bedienen.

 

Artikel 9.4 Kwaliteit in te kopen ondersteuning bij verstrekkingsvorm Pgb

  • 1.

    De kwaliteit van de in te kopen of ingekochte ondersteuning is belangrijk om de doelen en resultaten die in het perspectiefplan zijn opgesteld effectief in te zetten en uiteindelijk tot een goed eindresultaat te leiden. In de wet is als basiseis geformuleerd dat de ondersteuning veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht moet worden verstrekt.

  • 2.

    De eisen zoals geformuleerd in de wet behoeven vertaling naar werkbare eisen, ·waarover duidelijke afspraken gemaakt kunnen worden. Om te kunnen spreken van goede kwaliteit van de ondersteuning worden in aanvulling op artikel 12 van de verordening de volgende eisen gesteld:

 

Basiseisen:

  • a.

    Kan garanderen dat de ondersteuningscontinuïteit gewaarborgd is.

  • b.

    De ondersteuning is tijdig en conform afspraak.

  • c.

    De ondersteuning is afgestemd op de reële behoefte van de budgethouder en op andere vormen van zorg of hulp.

  • d.

    De ondersteuning wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de budgethouder.

  • e.

    De (jeugdhulpverlener) / zorgverlener, budgethouder of budgetbeheerder heeft een actieve signaleringsplicht ten aanzien van veranderingen in de gezondheid (fysiek en psychisch), de sociale situatie en de behoefte van de budgethouder aan meer of andere zorg.

  • f.

    De te leveren ondersteuning is vastgesteld in het perspectiefplan.

  • g.

    De zorg of hulp leidt tot het behalen van de doelen en resultaten die beschreven staan in het perspectiefplan.

  • h.

    De zorgverlener spreekt de taal van de budgethouder en er is een gelijkwaardige volwassen relatie.

  • i.

    De budgethouder heeft vertrouwen in de jeugdhulpverlener.

  • j.

    De budgethouder kan zijn verhaal goed kwijt, de jeugdhulpverlener luistert en sluit aan bij de behoeften van de budgethouder.

  • k.

    Er is ook oog voor alle levensgebieden, zoals de woon-, werk- en leefomgeving van de budgethouder.

  • l.

    De budgethouder kan zijn familie en mantelzorger betrekken in de zorg, de jeugdhulpverlener houdt daar rekening mee.

  • m.

    De budgethouder kan erop vertrouwen dat de jeugdhulpverlener de juiste expertise en ervaring heeft.

  • n.

    Iedere jeugdhulpverlener heeft een Verklaring omtrent gedrag (VOG).

  • 3.

    Kwaliteitseisen voor professionele ondersteuning:

  • a.

    De jeugdhulpverlener voldoet aan de basiseisen.

  • b.

    Is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De jeugdhulpaanbieder is ingeschreven bij het Inspectieloket Jeugd.

  • c.

    Voor de Jeugdwet ook registratie in het kwaliteitsregister Jeugd en/of BIG bij ondersteuning op HBO en WO niveau.

  • d.

    De ondersteuning wordt geleverd met gekwalificeerd personeel, passend bij de behoeften en persoonskenmerken van de budgethouder.

  • e.

    De jeugdhulpverlener draagt zorg voor scholing waarmee medewerkers over kwalitatief verantwoorde kennis en kunde kunnen (blijven) beschikken. In geval van een zzp-er draagt deze zelf de verantwoordelijkheid voor de hierboven geformuleerde eis.

  • f.

    Medewerkers, indien van toepassing, zijn geregistreerd volgens de geldende beroepsregistratie.

  • g.

    De jeugdhulpverlener draagt zorg voor het naleven van beroeps- en meldcodes door de medewerkers.

  • h.

    De jeugdhulpverlener heeft een systematische kwaliteitsbewaking.

  • i.

    De jeugdhulpverlener voldoet aan de landelijke kwaliteitscriteria ingekochte zorg.

  • j.

    De jeugdhulpverlener heeft de meldplicht om calamiteiten en geweld te melden aan gemeenten of inspectie voor gezondheidszorg.

  • k.

    De jeugdhulpverlener heeft de verplichting om een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

  • l.

    Stelt via het perspectiefplan een plan van aanpak op hoe het resultaat gehaald gaat worden.

  • 4.

    Eisen voor niet-professionele ondersteuning:

  • a.

    De jeugdhulpverlener is op de hoogte van de omgevingsfactoren.

  • b.

    De jeugdhulpverlener voldoet aan de basiseisen.

  • c.

    De jeugdhulpverlener heeft de juiste inzet of deskundigheid die verlangd wordt bij de hulpvraag.

 

 

Artikel 9.5 Pgb-toetsgesprek en een (tussentijds) evaluatiegesprek door het gebiedsteam

  • 1.

    Het pgb-toetsgesprek is een goed middel om vooraf te beoordelen of de budgethouder en/of budgetbeheerder pgb-vaardig zijn en of het pgb juist besteed gaat worden. Een toekomstig budgethouder kan zich door de gebiedsteammedewerker laten informeren over de taken en verantwoordelijkheden als budgethouder. Alleen als de toekomstig budgethouder en de budgetbeheerder, als er sprake is van een vertegenwoordiger of gemachtigde, aanwezig zijn kan een pgb-toetsgesprek plaatsvinden.

  • 2.

    De eisen die gesteld worden voor een effectief pgb-toetsgesprek zijn:

  • De toekomstig budgethouder mag altijd een onafhankelijk cliëntondersteuner meenemen.

  • Voorafgaand aan het pgb-toetsgesprek ontvangt de toekomstig budgethouder of budgetbeheerder een checklist van de pgb-vaardigheden en van de kwaliteitseisen die gesteld worden aan de jeugdhulpverlener.

  • Voorafgaand aan het pgb-toetsgesprek ontvangt de toekomstig budgethouder of budgetbeheerder een persoonlijk budgetplan om op aan te geven hoe het pgb budget ingezet gaat worden door vermelding van de activiteiten en resultaten.

  • Tijdens het pgb-toets gesprek neemt de toekomstig budgethouder een ingevulde zorgovereenkomst mee (model SVB).

  • Het pgb-toetsgesprek wordt vastgelegd in het perspectiefplan.

  • De medewerker van de lokale toegang mag besluiten een pgb-toetsgesprek te houden in aanwezigheid van een tweede collega of een toezichthouder.

  • 3.

    Een evaluatiegesprek is noodzakelijk om te onderzoeken hoe de budgethouder en de hulpverlener werken aan de doelstelling. Tijdens een evaluatiegesprek kunnen de doelen bijgesteld worden en zo ook het budget.

    In de Jeugdwet en Verordening zijn geen indicatietermijnen gesteld voor een pgb. De aanvrager en het gebiedsteam stellen samen een termijn op, die mede afhankelijk is van het te verwachten resultaat binnen een bepaalde periode of dat de inzet duurzaam is. Bij een termijn van een jaar wordt na een halfjaar geëvalueerd. Bij een duurzaam traject van twee of meer jaren is dat jaarlijks. Als meerdere kinderen uit één gezin onder de Jeugdwet vallen zal getracht worden om de evaluatiegesprekken samen te laten vallen.

 

Artikel 9.6 Combinatie zorg in natura en pgb

Een jeugdhulpaanbieder kan binnen een arrangement alle zorg inzetten om een resultaat te behalen. Het inzetten van een combinatie van zorg in natura en pgb kan na beoordeling door het college en de beoogde jeugdhulpaanbieder gerealiseerd worden. Dit dient echter gemotiveerd opgenomen te worden in het perspectiefplan. Bij een combinatie van jeugdhulp geleverd via zorg in natura en pgb wordt een deel van de zorg in natura toegekend op basis van een lagere intensiteit, in overleg met de jeugdhulpaanbieder.

 

Artikel 9.7 Kwaliteitseisen aan de jeugdhulpaanbieder die via een pgb werkt

  • a.

    Voor jeugdhulpaanbieder die op basis van een persoonsgebonden budget jeugdhulp willen aanbieden gelden gelijke kwaliteitseisen als voor de jeugdhulpaanbieder die een contract heeft met de gemeente:

  • De jeugdhulpaanbieder voldoet aan de eisen zoals gesteld in de Jeugdwet en alle overige relevante wet- en regelgeving.

  • De jeugdhulpaanbieder beschikt over een kwaliteitssysteem waarin resultaten worden vastgelegd en waarbij deze resultaten worden ingezet om te komen tot verbeteringen in de werkwijze en op grond waarvan mogelijk innovatieve manieren van werken kunnen worden ontwikkeld.

  • De jeugdhulpaanbieder volgt geldende en toekomstige herzieningen van - standaarden, richtlijnen, best practices, veelbelovende of evidence based methodes en implementeert deze in zijn werkwijze. Het gaat hierbij om interventies:

  • die zijn opgenomen in de databestanden Effectieve Jeugd Interventies van het Nederlands Jeugd Instituut,

  • die erkend zijn door het Landelijk Kenniscentrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie

  • die zijn opgenomen in de databestanden van het Kennisnet LVB Jeugd

  • die in lijn zijn met landelijke en/of internationale richtlijnen waarvan op andere manieren is vastgesteld dat zij bewezen effectief zijn.

  • Indien noodzakelijk wordt gemotiveerd en transparant afgeweken.

  • De jeugdhulpaanbieder werkt mee aan inspecties van de Inspectie Jeugdhulp en de Toezichthouder Wmo, zoals bedoeld in artikel 17 van de Verordening, en geeft opvolging aan aanbevelingen die hieruit naar voren komen.

  • De jeugdhulpaanbieder heeft kennis van en handelt naar de uitgangspunten van de nota van commissie Rouvoet: “Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdhulp” en van commissie Samson: “Terugdringing seksueel misbruik in de Jeugdhulp”.

  • De jeugdhulpaanbieder beschikt over ervaren, gekwalificeerd personeel om jeugdigen en/of de (pleeg)ouders te begeleiden en te ondersteunen, gelet op de vaak specifieke complexe en diverse problematiek.

  • De jeugdhulpaanbieder sluit (voor zover van toepassing) aan op verplichte systemen voor melding en verwijzing, zoals de Verwijsindex Risicojongeren, bij voorkeur via Verwijsindex Noord-Holland en eventuele cliëntvolgsystemen.

  • Het in te zetten personeel van de jeugdhulpaanbieder, welke beroepsmatig in contact kan komen met jeugdigen of ouders aan wie jeugdhulp wordt geboden, beschikt over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG, niet ouder dan zes maanden) bij indiensttreding. De organisatie monitort de personeelsleden op hun doen en laten, gerelateerd aan de geldende eisen voor de VOG. De VOG voor het in te zetten personeel hoeft niet met de offerte meegezonden te worden.

  • Het in te zetten personeel van de jeugdhulpaanbieder houdt zich aan de meldplicht voor calamiteiten en de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.

  • Het in te zetten HBO en WO geschoold personeel van de jeugdhulpaanbieder, welke beroepsmatig in contact kan komen met jeugdigen of ouders aan wie jeugdhulp wordt geboden, is BIG-geregistreerd of is geregistreerd bij Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ).

  • Het in te zetten ondersteunend MBO geschoold personeel werkt altijd onder verantwoordelijkheid van een medewerker met een BIG- of SKJ-registratie.

  • De jeugdhulpaanbieder is cultuursensitief: bij de benadering van ouder(s), pleegouders en kind, behandeling en/ of in te zetten methodieken wordt rekening gehouden met de religieuze- en of culturele achtergrond van ouder(s), pleegouders en kind, tenzij er redenen zijn om hiervan af te wijken.

  • De jeugdhulpaanbieder draagt zorg voor een goede samenwerking met de professionals in het gebiedsteam 1.Hoorn en andere relevante actoren. Onder een goede samenwerking wordt in ieder geval verstaan onderlinge afstemming tussen personeel de jeugdhulpaanbieder en de overige betrokkenen of te betrekken professionals over de samenwerking en de cliënt(en), met in achtneming van de privacywetgeving en eventuele andere privacy-protocollen van de gemeente.

  • De jeugdhulpaanbieder beschikt, voor zover dit voor het specifieke aanbod vereist is, over een geldige licentie die is verbonden aan de methodiek of het programma dat hij aanbiedt en voldoet gedurende de uitvoering van de opdracht aan de vereisten die aan deze licenties zijn gesteld, inclusief het op tijdig bijscholen van het personeel.

  • De Wet Normering Topinkomens is van toepassing, inclusief het bijbehorende overgangsrecht voor zittende bestuurders.

  • b.

    Bij de toekenning van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking gewezen op de kwaliteitseisen.

  • c.

    De toezichthouder Wmo kan een onderzoek instellen naar de mate waarin de jeugdhulpaanbieder aan de kwaliteitseisen voldoet. De jeugdhulpaanbieder is verplicht hieraan mee te werken.

 

Artikel 9.8 Inzet sociaal netwerk

  • a.

    Onder het sociaal netwerk wordt de informele hulpverlener verstaan, hieronder vallen onder andere ouders, familie, vrienden en kennissen van de budgethouder.

  • b.

    Indien een jeugdhulpaanbieder niet voldoet aan de wettelijke criteria van een jeugdhulporganisatie of aan die van een ZZP-er valt deze onder het sociaal netwerk. Ouders die jeugdhulp bieden aan hun eigen kind en tevens ZZP-er zijn vallen onder het sociaal netwerk.

  • c.

    Bij inzet van het sociale netwerk moet in het pgb-plan worden aangetoond dat wordt voldaan aan de onderstaande voorwaarden:

  • 1.

    het inzetten van het sociaal netwerk leidt aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning en is aantoonbaar doelmatiger dan een individuele voorziening in natura;

  • 2.

    het gebruikelijke hulp overstijgt;

  • 3.

    er sprake is van langdurige, omvangrijke en frequente ondersteuningsvraag; en

  • 4.

    in alle redelijkheid en billijkheid niet verwacht kan worden dat iemand dit in het kader van gebruikelijke hulp en mantelzorg doet.

 

Artikel 9.9 Betalingen via een pgb

De volgende uitgaven mogen worden betaald uit het pgb:

  • facturen voor de geleverde zorg / jeugdhulp;

  • uitbetaling van een pgb-aanbieder woonachtig/gevestigd in Nederland;

 

De volgende uitgaven mogen niet worden betaald uit het pgb (niet limitatief):

  • maandlonen, al dan niet automatisch uitgekeerd

  • reiskosten voor een hulpverlener

  • kosten voor bemiddeling

  • kosten voor het voeren van een pgb-administratie

  • kosten voor het aanvragen van een VOG

  • kosten voor het deelnemen aan overleggen in het kader van afstemmen en samenwerken met andere hulpverleners

  • kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en/of beheren van het pgb.

  • kosten voor het lidmaatschap van Per Saldo

  • kosten voor het volgen van cursussen over het pgb

  • kosten voor het bestellen van informatiemateriaal

  • alle zorg en ondersteuning die onder een andere wet dan de Jeugdwet (en Wmo) valt

  • zorg en ondersteuning die onder een algemene voorziening en/of algemeen gebruikelijke voorzieningen vallen zoals maatschappelijke opvang

  • eigen bijdragen

  • consumentenbestedingen zoals toegangskaartjes voor de stoomtram, musea of een fiets

  • zorg die direct ingezet moet worden (crisishulp)

  • kosten gemaakt vooraf aan de beschikkingsperiode

  • zorg vanuit een algemene of een collectieve voorziening komt

  • ondersteuning die niet of niet in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het beoogde resultaat.

  • aanvullend Openbaar Vervoer (AOV)

  • onkosten zoals postzegels, cadeautjes, telefoonkosten

  • eenmalige uitkering

  • feestdagenvergoeding

 

Hoofdstuk 5 Afstemming met andere voorzieningen

Artikel 10 Afstemming gezondheidszorg

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de huisartsen en zorgverzekeraars over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen en de huisartsenzorg inclusief de praktijkondersteuning huisarts (geestelijke gezondheidszorg).

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de huisartsen, de medisch specialisten, de jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de wijze waarop de verwijzingen en besluiten plaatsvinden.

  • 3.

    Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars hoe de continuïteit van de persoonlijke verzorging, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg te garanderen voor jeugdigen die in behandeling zijn en de leeftijd van achttien jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg komen te vallen.

 

Artikel 11 Afstemming onderwijs, voorschoolse voorzieningen en leerplicht

  • 1.

    Het college zorgt er voor dat er aan het basisonderwijs en het middelbaar onderwijs een medewerker van de lokale toegang verbonden is: dit is een jeugd- en gezinsmedewerker, die kan zorgen voor vroegtijdige signalering, lichte ondersteuning en verwijzing naar een algemene of individuele voorziening.

  • 2.

    Er kan een onderwijs-zorg arrangement worden afgesproken: dit is een integrale samenwerking tussen jeugdhulp en het onderwijs. Doel hiervan is dat de desbetreffende jongere zich optimaal en ononderbroken kan ontwikkelen. Het gaat hierbij om maatwerk. Het uitgangspunt is dat er altijd gestreefd wordt door beide partijen naar een samenhangend beeld van de problematiek van een kind, zowel thuis, op school als in andere contexten.

  • 3.

    Het college draagt er zorg voor dat alle locaties van voorschoolse voorzieningen een contactpersoon hebben bij de lokale toegang.

  • 4.

    Afspraken tussen jeugdige en/of zijn ouders, jeugdhulpvoorzieningen en onderwijszorg worden vastgelegd in het perspectiefplan.

  • 5.

    Afspraken tussen jeugdigen, ouders, scholen en leerplichtambtenaar worden, zo nodig, vastgelegd in het perspectiefplan.

 

Artikel 12 Afstemming maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van de verordening jeugdhulp en de voorzieningen voor jeugdigen die op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning verstrekt worden.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder haar verantwoordelijkheid bij de overgang naar achttien jaar.

 

Artikel 13 Afstemming werk en inkomen

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van de verordening jeugdhulp en voorzieningen voor jeugdigen in het kader van de Participatiewet.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van de verordening jeugdhulp en voorzieningen voor volwassenen, zijnde ouders, op grond van de Participatiewet, waaronder armoedevoorzieningen.

 

Hoofdstuk 6 Betrekken van ingezetenen

Artikel 14 Werkwijze betrekken ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Voor het betrekken van ingezetenen bij het beleid wordt aansluiting gezocht bij de reeds geldende gemeentelijke verordeningen Wmo en Jeugd.

  • 2.

    Ingezetenen en cliënten worden betrokken bij het beleid door middel van het Participatieplatform.

  • 3.

    Het Participatieplatform bestaat uit belangengroepen, cliëntenraden, vertegenwoordigers van onderwijs- en zorginstellingen, cliënten, jeugdigen, cliëntvertegenwoordigers en inwoners.

  • 4.

    Het Participatieplatform wordt minimaal 3 keer per jaar uitgenodigd voor een bijeenkomst om het college te adviseren.

  • 5.

    Het college vraagt advies van het Participatieplatform inzake algemene beleidsnotities, verordeningen en beleidsregels die betrekking hebben op de Jeugdwet, Passend Onderwijs, de Participatiewet en het armoedebeleid.

  • 6.

    Het Participatieplatform kan het college ongevraagd advies geven.

  • 7.

    Verzoeken om advies worden tijdig gevraagd, tenminste 2 weken voor de bijeenkomst van het Participatieplatform

  • 8.

    Het college geeft desgevraagd een toelichting op de stukken. Het college kan zich daarbij laten vertegenwoordigen door een lid van het college of door een van haar ambtenaren.

  • 9.

    Het Participatieplatform voorziet de hen voorgelegde stukken van een gemotiveerd advies.

  • 10.

    Het college betrekt de adviezen in de besluitvorming en bij advisering aan de gemeenteraad.

  • 11.

    Van de bijeenkomst van het Participatieplatform wordt een verslag gemaakt dat ter kennisname aan het Participatieplatform wordt gestuurd.

 

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze nadere regels worden aangehaald als: Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Hoorn 2020.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2020

  • 3.

    De nadere regels Zorg voor Jeugd gemeente Hoorn 2015 worden per gelijke datum ingetrokken.

 

Vastgesteld bij collegebesluit in de vergadering van burgemeester en wethouders van Hoorn,

d.d. 17 december 2019

 

De secretaris,                De burgemeester,

 

TOELICHTING BELEIDSREGELS JEUGDHULP GEMEENTE HOORN 2020

 

Hoofdstuk 1. Algemeen

Inleiding

 

Doel en grondslag van de beleidsregels

De Beleidsregels Jeugdhulp Gemeente Hoorn, 2020,(hierna: beleidsregels) bevatten de beleidsregels voor de Jeugdwet van de gemeente. Zij vormen het sluitstuk van de lokale regelgeving op het gebied van de wet. De grondslag voor deze beleidsregels wordt gevormd door de Algemene wet bestuursrecht, de Jeugdwet, de Verordening Jeugdhulp gemeente Hoorn 2020 en het Financieel besluit jeugdhulp gemeente Hoorn. In deze toelichting wordt uitleg over de begrippen, voorzieningen en regelingen gegeven.

In deze toelichting zijn de Ondersteuningsprofielen ook opgenomen met een duidelijke uitleg voor de keuze van deze mogelijkheden.

 

Tevens zijn er beleidsregels gebruikelijke hulp gemeente Hoorn 2020. opgesteld. Dit betreft een apart onderdeel voor het bepalen van de eigen kracht en de hulpvraag.

In dit hoofdstuk 1 is de toelichting op gebruikelijke- en bovengebruikelijke hulp opgenomen.

In deze toelichting op de beleidsregels legt het college uit hoe het gebruik maakt van de verschillende bevoegdheden die het in dit verband heeft en hoe het diverse wettelijke omschrijvingen interpreteert.

Dit bevordert de uniformiteit van het gemeentelijk handelen. En bovendien draagt het bij aan de transparantie bij de uitvoering van de wet en de rechtszekerheid voor de inwoners. Altijd moet echter in het achterhoofd worden gehouden dat de Jeugdwet, een individuele benadering veronderstelt en dat de toepassing van de beleidsregels, zeker waar het de verstrekking van een individuele voorziening of pgb betreft, wordt afgestemd op de individuele situatie van de jeugdige.

 

VN-verdrag inzake de Rechten van het Kind

Volgens het internationaal Verdrag inzake de Rechten van het kind moet een land er voor zorgen dat alle wetten en regels zo worden aangepast dat zij voldoen aan de eisen die het verdrag stelt. Kinderrechten zijn er voor alle kinderen, ongeacht hoe oud ze zijn, waar ze vandaan komen of hoe ze eruit zien. Ongeacht of ze gedocumenteerd zijn of niet. Tussen kinderen mag niet gediscrimineerd worden.

Met het invoeren van de Jeugdwet in 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor het inzetten van de benodigde jeugdhulp. Gemeenten moeten zorgen voor de toegankelijkheid en de kwaliteit van jeugdhulp. Op basis van het Kinderrechtenverdrag hebben alle kinderen, zonder onderscheid, recht op toegang tot passende jeugdhulp wanneer zij dat nodig hebben. Kinderen en hun ouders/verzorgers dienen actief te worden betrokken bij de besluitvorming rond de inzet van jeugdhulp en de invulling en beoordeling van de kwaliteit van de jeugdhulp. Alles moet erop gericht zijn het kind op te laten groeien in een veilige gezinsomgeving. Dit geldt uitdrukkelijk ook voor kinderen die niet thuis kunnen opgroeien.

Gemeenten dienen hun jeugdhulpplicht zorgvuldig in te vullen. Hierbij dient de hulpvraag van het kind altijd centraal te staan. Kinderen hebben recht op passende jeugdhulp en een zorgvuldige afweging van hun belangen.

Een besluit tot jeugdhulp moet voldoen aan de zorgvuldigheids- en motiveringseisen die gelden op grond van de Algemene wet bestuursrecht en het moet duidelijk zijn waar men bezwaar en beroep aan kan tekenen.

 

Gebruikelijke hulp en eigen kracht

De Jeugdwet, artikelen 2.3 lid 1 en artikel 2.9 lid 1

De verstrekking van een individuele voorziening (Jeugdwet) vindt plaats aanvullend op wat iemand zelf kan bijdragen en vormt samen met de inzet van de eigen kracht of, indien van toepassing, gebruikelijke hulp of mantelzorg, een samenhangend ondersteuningsaanbod, ofwel maatwerk. Daarmee is de rol van de gemeente altijd aanvullend op wat iemand zelf (nog) kan doen.

 

VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind: de basisartikelen voor de relatie kind - ouder - overheid staan in de artikelen 5 en 18 van het IVRK. Deze bieden een wettelijk kader. Ouders hebben de eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding, verzorging en ontwikkeling van het kind.

Onder verzorging wordt verstaan:

  • 1.

    levensonderhoud: voeding, lichamelijke verzorging en kleding (hygiëne en voorkoming ziektes);

  • 2.

    opvoeding: affectie en het stimuleren van de ontwikkeling en

  • 3.

    uitoefening ouderlijk gezag: nodig voor het leren van zelfredzaamheid en zelfstandigheid.

Kinderen en ouders kunnen daarnaast gebruik maken van voorzieningen ter ondersteuning van de verzorging en opvoeding, waarvoor de overheid verantwoordelijkheid heeft. Bij het onderzoek naar de vraag of jeugdhulp nodig is, moet de gemeente onderzoek doen naar de mogelijkheden van “eigen kracht”.

 

Verordening Jeugdhulp

Het onderzoek naar gebruikelijke hulp vindt plaats op basis van onderzoek als genoemd in artikel 9 lid 1 sub b van de Verordening Jeugdhulp.

In artikel 8, lid 5 is opgenomen: Het college behoeft geen jeugdhulp toe te kennen, indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) zelf, met gebruikelijke hulp, kunnen zorgen voor de oplossing van hun problemen, zoals blijkt uit de artikelen 2.3 lid 1 en 2.9 lid 1 van de Jeugdwet. Het college stelt nadere regels op voor de criteria voor gebruikelijke- en niet-gebruikelijke hulp.

Gebruikelijke hulp heeft, anders dan mantelzorg, een verplichtend karakter. De aanwezigheid van gebruikelijke hulp betekent dan ook dat er geen reden is om (voor dat deel van de ondersteuning) een maatwerkvoorziening of individuele voorziening toe te kennen.

Wel moet altijd onderzocht worden of de personen die gebruikelijke hulp zouden moeten leveren, hiertoe ook daadwerkelijk in staat zijn.

Gebruikelijke hulp moet dus worden onderscheiden van (niet-afdwingbare) mantelzorg.

 

Gebruikelijke hulp

is de normale, dagelijkse hulp en zorg die ouders geacht worden aan hun kinderen te bieden. Voor minderjarige kinderen (tot 18 jaar) behoren ouders hen te verzorgen, op te voeden en toezicht te bieden, ook als er sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking. Extra handelingen die hiervoor nodig zijn vallen ook onder de gebruikelijke hulp en worden in principe niet vergoed.

Er wordt onderscheid gemaakt in een kortdurende en langdurige ondersteuningsbehoefte.

Kortdurend: er is uitzicht is op een dusdanige verbetering van de problematiek en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige, dat ondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Richtlijn van maximaal drie maanden.

Langdurend: het gaat om chronische situaties waarvoor de hulp langer dan drie maanden nodig is.

Hoe korter de verwachte duur van de ondersteuning, hoe meer men mag verwachten van een ouder of huisgenoot. Van een partner worden andere dingen verwacht dan van een huisgenoot. En van een minderjarig kind kan minder verwacht worden dan van een meerderjarig kind;

 

Bovengebruikelijke hulp

Is de situatie wanneer de voor het kind noodzakelijke hulp op het gebied van verzorging en hulpverlening in chronische situaties uitgaat boven de hulp die een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft, voor wat betreft de aard, frequentie en benodigde tijd voor deze handelingen.

Het onderzoek richt zich op twee aspecten:

  • wat mag redelijkerwijs van de ouders en/of huisgenoot verwacht worden; en

  • is die ouder/huisgenoot hiertoe ook daadwerkelijk in staat? Is de ouder beschikbaar? Raakt de ouder niet overbelast? Kunnen er grote financiële problemen ontstaan, doordat de hulp wordt geboden? Hierbij geldt dat iemands persoonlijke voorkeur en/of levensovertuiging geen rol speelt bij de beoordeling of iemand – objectief gesproken - gebruikelijke hulp kan leveren.

 

Uitgangspunt is, dat gebruikelijke hulp geleverd kan worden, tenzij uit het onderzoek blijkt dat dit niet het geval is. Een ouder/huisgenoot kan bijvoorbeeld geen gebruikelijke hulp leveren:

  • bij aanwezigheid van geobjectiveerde beperkingen op het gebied van de noodzakelijke ondersteuning;

  • bij gebrek aan kennis/vaardigheden om de ondersteuning te bieden. Hier geldt wel dat tijdelijk een individuele voorziening ingezet kan worden om de ouder/huisgenoot de gelegenheid te bieden de noodzakelijke vaardigheden aan te leren. Het leervermogen speelt hier wel een rol;

  • bij (dreigende) overbelasting. Er wordt dan geen gebruikelijke hulp verwacht totdat deze (dreigende) belasting is opgeheven. Onderzocht moet worden welke mogelijkheden de huisgenoot heeft om de (dreigende) overbelasting op te heffen. Onder andere mag verwacht worden dat de huisgenoot bereid is maatschappelijke activiteiten te beperken om zo de (dreigende) overbelasting op te heffen;

  • bij fysieke afwezigheid. Deze afwezigheid moet wel een verplichtend karakter hebben, bijvoorbeeld vanwege werk (in het buitenland, offshore of als internationaal chauffeur). Daarnaast moet gekeken worden naar de aard van de ondersteuning en de duur van de afwezigheid. Als ondersteuning uitstelbaar is dan wordt pas uitgegaan van afwezigheid van gebruikelijke hulp als het om een aaneengesloten periode van tenminste zeven etmalen gaat.

 

Bij personen die niet in dezelfde woning wonen, kan geen sprake zijn van gebruikelijke hulp. Wel kan mantelzorg aan de orde zijn. Bij een huisgenoot, anders dan ouder of kind, moet duidelijk zijn dat hij in dezelfde woning woont. Dit is bijvoorbeeld niet het geval als er sprake is van twee appartementen, elk met een eigen toegangsdeur, die slechts te bereiken zijn via een gezamenlijke ingang aan de openbare weg. Bij onduidelijkheid over de vraag of er sprake is van “dezelfde woning” zoekt het college in het onderzoek aansluiting bij de uitleg over zelfstandige woonruimte in het kader van de regelgeving over de huurtoeslag.

 

Wat concreet valt onder “gebruikelijke hulp” wordt bepaald door wat naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouder of het inwonend kind of de andere huisgenoot. Dit wordt bepaald door meerdere factoren, zoals bijvoorbeeld de aard en intensiteit van de ondersteuning en de verwachte duur van de ondersteuningsbehoefte.

 

Uitdrukkelijk behoort tot de eigen kracht ook het beroep doen op voorzieningen op grond van een andere wet. In het spraakgebruik worden dit ook wel voorliggende voorzieningen genoemd. Ook in die situatie hoeft het college, met een beroep op eigen kracht, geen voorziening te verstrekken op grond van de Jeugdwet. De eigen kracht bestaat dan uit het tot gelding brengen van de aanspraak op grond van de andere wet.

Daarnaast behoort tot de eigen kracht ook het gebruik maken van de hulp van het netwerk, waar deze hulp beschikbaar is.

Bij het onderzoek naar het vaststellen van de eigen kracht zijn de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige van belang. Daarnaast is het van belang te onderkennen dat er ook grenzen kunnen zijn aan wat de eigen kracht is van de jeugdige en zijn ouders.

 

Beoordelingskader opvoeding, verzorging en begeleiding bij kinderen

Het onderzoek naar de aanspraak op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet in relatie tot gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen richt zich allereerst op het bepalen van de stoornissen en beperkingen die voortkomen uit een aandoening.

Vervolgens wordt beoordeeld:

  • Welk deel van de benodigde hulp voortkomt uit de aandoening, stoornissen en beperkingen van het kind;

  • Welk deel van deze hulp onder de gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen valt.

Om vast te stellen op welke hulp het kind redelijkerwijs is aangewezen wordt, gelet op de omstandigheden van het betrokken kind, beoordeeld welke hulp op het gebied van zorg en hulpverlening uitgaat boven de hulp die een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft.

Bij die beoordeling dienen de leeftijd van het kind, de aard van de zorghandelingen, de frequentie van deze zorghandelingen en de omvang van de daarmee gemoeide tijd te worden betrokken.

 

Afweging inzet persoonsgebonden budget door ouders en mantelzorgers

Bij een aanvraag voor een voorziening in de vorm van een pgb waarbij het de intentie is dat de zorginzet (die gebruikelijke hulp én mantelzorg overstijgt) wordt geleverd door de ouder, moet worden getoetst of dit voor het kind een passende voorziening is, bijvoorbeeld als het gaat om aanleren van vaardigheden waarvoor specifieke kennis/kunde is vereist.

De ouder als pgb-dienstverlener kan zorg leveren, indien de geboden hulp in de totale context van de inzet door de ouder het karakter krijgt van intensieve en professionele hulpverlening zoals een professional die zou leveren. Dit impliceert dat de ouder niet louter een pgb-dienstverlener kan zijn. Een eventuele rol als dienstverlener is altijd aanvullend op de rol die de ouder reeds heeft in het kader van gebruikelijke hulp.

Hierbij dient wel, zoals reeds verwoord nadrukkelijk vanuit inhoud/kwaliteit getoetst te worden of het in het belang van het kind is dat de ouder de hulpverlening biedt. Indien dat niet het geval is, zal een pgb-aanvraag worden afgewezen of zal de gemeente de voorwaarde stellen dat met een pgb alleen professionele ondersteuning mag worden ingekocht.

In het kader van het onderzoek inzake de inzet van gebruikelijke hulp door ouders kan het horen/spreken van de desbetreffende ouders door de consulent aan de orde zijn. Ouders hebben hiertoe een medewerkingsverplichting. Beperkingen in de belastbaarheid (fysiek/emotioneel) van een ouder kunnen, indien nodig, worden beoordeeld door of onder verantwoordelijkheid van een door de gemeente in te schakelen onafhankelijk medisch adviseur. Een persoonsgebonden budget zal niet worden ingezet wanneer dit leidt of zal leiden tot overbelasting.

 

Hoofdstuk 2. Individuele voorzieningen en ondersteuningsprofielen

 

Individuele voorzieningen: Arrangementen

Vanaf 1 januari 2020 wordt in de regio Westfriesland door alle gemeenten voor jeugdhulp een andere bekostiging van kracht. De bestaande producten zijn vervangen door een indeling in een tiental profielen passend bij de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige/het gezin. Voorafgaand aan een verwijzing naar een specialistische jeugdhulpaanbieder wordt eerst met de jeugdige/het gezin bepaald welke resultaten behaald zouden moeten worden. Afhankelijk daarvan zet de jeugdhulpaanbieder binnen het gekozen profiel een bepaalde intensiteit voor de behandeling of begeleiding in. Dit ‘arrangement’ omvat dan alles wat nodig is om de gewenste resultaten te behalen.

 

Waarom deze nieuwe opzet?

De Westfriese gemeenten hebben besloten om de toewijzing van jeugdhulp eenvoudiger en meer resultaatgericht te maken. De visie hierbij is dat de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige/het gezin leidend moet zijn. In de nieuwe opzet coördineert één jeugdhulpaanbieder in één arrangement alle gewenste behandeling en/of begeleiding. Dit arrangement is erop gericht dat de gestelde resultaten zoals beschreven in het perspectiefplan worden bereikt. Om deze resultaten te behalen kan de jeugdhulpaanbieder eventueel via onderaanneming* samenwerkingspartners inzetten om op onderdelen bij te dragen aan het gewenste maatwerk.

 

De nieuwe bekostiging geldt voor het grootste deel van de specialistische jeugdhulp (te weten: de sectoren geestelijke gezondheidszorg GGZ, lichtverstandelijke beperking (LVB) en jeugd- en opvoedhulp (JOH)). Pleegzorg wordt bekostigd uit een vast pleegzorgtarief per etmaal. Ernstig Enkelvoudige Dyslexie (EED) wordt bekostigd volgens een vaste trajectprijs voor diagnose en behandeling. Dit wordt op dezelfde manier toegewezen als arrangementen gericht op herstel en specialistische jeugdhulp segment B. De behandeltrajecten EED kunnen maximaal drie keer ingezet worden. Elk behandeltraject omvat maximaal 20 behandelingen.

 

Een arrangement bestaat uit een ondersteuningsprofiel en een intensiteit. In een ondersteuningsprofiel wordt het gebied van de hulpvraag beschreven en een intensiteit geeft een zwaarte (duur en omvang) in het zorgaanbod weer.

 

Er kan niet meer dan één arrangement worden ingezet. De jeugdhulpaanbieder dient binnen het arrangement alles in te zetten wat nodig is voor het bereiken van de beoogde resultaten. Een combinatie met pleegzorg is wel mogelijk. Pleegzorg wordt beschouwd als een bijzondere gezinssituatie die net als andere gezinssituaties kan worden ‘aangevuld’ met specialistische hulp.

 

De lokale toegang of de gemeente kiest het ondersteuningsprofiel.

 

De jeugdhulpaanbieder geeft in het perspectiefplan aan welke intensiteit nodig is om de resultaten te bereiken. Bij de intensiteit hoort een tarief. Dit zijn prijsafspraken tussen de jeugdhulpaanbieder en de gemeente. In de toekenningsbeschikking komt zowel het ondersteuningsprofiel als de intensiteit te staan. Dit biedt echter weinig houvast voor een jeugdige of zijn ouders. In de afspraken die opgenomen zijn in het perspectiefplan staat echter waar de jeugdige en/of zijn ouders concreet recht op hebben. Omdat dit perspectiefplan onderdeel wordt van de toekenning van de individuele voorziening biedt dit voldoende rechtsbescherming aan de jeugdige en/of zijn ouders.

 

Ondersteuningsprofiel 1:

behoefte aan het verbeteren van psychosociaal functioneren van jeugdigen en verbeteren van gezinscommunicatie

toelichting

In dit profiel zijn er zowel problemen bij de invulling van het ouderschap als problemen bij de jeugdige, die met elkaar samenhangen en elkaar beïnvloeden. De ouders van deze jeugdige hebben problemen in de relatie met elkaar. Vaak zijn de ouders gescheiden. Over de opvoeding zijn ze het vaak niet eens en ze beschikken over ontoereikende opvoedvaardigheden. De jeugdige kampt met psychosociale problemen. Jeugdige vertoont vaak gedragsproblemen, maar heeft ook emotionele problemen, loyaliteitsproblemen en problemen op school.

gewenst resultaat

De ouders beschikken over toereikende opvoedvaardigheden, om op eigen kracht de ontwikkeling van hun kind(eren) positief aan te sturen en te stimuleren. De ouders zijn eensgezind over de aanpak en zijn in staat tot afstemming, los van eigen opvoedstijl en eventuele echtscheidingssituatie. De jeugdige functioneert leeftijdsadequaat thuis, op school en buitenshuis.

 

Ondersteuningsprofiel 2

behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden ouders plus hulp vanwege kind-eigen problematiek

toelichting

In dit profiel is er sprake van een jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen, waarbij de ouders behoefte hebben aan/onvoldoende beschikken over de opvoedvaardigheden die nodig zijn. Er is geen sprake van zware gezinsproblematiek of problemen in de relatie tussen de ouders. Er is vaak onenigheid tussen de ouders over de opvoedingsaanpak en de probleemaanpak van de jeugdige. De problemen van de jeugdige zijn goed beïnvloedbaar door het pedagogische handelen van de ouders, zodat het versterken van het opvoedkundig handelen van de ouders en hun ouderschap effectief kan zijn (versterken eigen kracht ouders).

gewenst resultaat

De ouders beschikken over toereikende opvoedvaardigheden, om op eigen kracht de ontwikkeling van hun kind(eren) positief aan te sturen en te stimuleren. De ouders werken als ouders goed samen in de opvoeding van hun kinderen. De ontwikkeling en het gedrag van de jeugdige laat positief herstel zien thuis, op school en buitenshuis.

 

Ondersteuningsprofiel 3

behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden van ouders met een beperking

toelichting

In dit profiel is er sprake van een jeugdige, die één of twee ouders met een ziekte, of lichamelijke of verstandelijke beperking heeft. Hierdoor hebben zij vaak problemen met het bieden van voldoende ondersteuning, bescherming en verzorging van hun kind(eren). Het gaat hier ook om psychiatrische problemen. Ook hebben de ouders vaak ontoereikende opvoedvaardigheden en vraag naar handvatten voor de opvoeding. De jeugdige kampt meestal met gedragsproblemen, doch kan er ook sprake zijn van ontwikkelingsproblemen en andere kind eigen factoren. Belangrijke aandachtspunten in de hulp die geboden wordt zijn netwerkversterking, veiligheid, stimuleren van de ontwikkeling en het welbevinden van de jeugdige.

gewenst resultaat

De ouder(s) doet(n) wat in zijn(hun) vermogen ligt in de opvoeding van zijn(hun) kinderen. Het netwerk om het gezin ondersteunt waar dit nodig is. De jeugdige functioneert leeftijdsadequaat, thuis, op school en buitenshuis. Hij zit goed in zijn vel. Hij heeft steunfiguren om zich heen, waar hij terecht kan om zijn emoties over de gezinssituatie te delen.

 

Ondersteuningsprofiel 4

Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden voor ouders met eigen problematiek plus hulp voor de jeugdige(n) bij zijn/haar ontwikkeling;

toelichting

In dit profiel is er sprake van jeugdigen die één of twee ouders hebben met psychi(atri)sche problemen, waarbij er vaak sprake is van een problematische thuissituatie (zoals het niet kunnen ondersteunen, beschermen of verzorgen van de jeugdige, het gebruik van middelen of verslaving). Ook is er veelal sprake van een problematische relatie tussen de ouders. Belangrijke aandachtspunten in de hulp die geboden wordt, zijn zowel het versterken van de eigen kracht van de ouders (los van de beperkingen), netwerkversterking, als ook de veiligheid, ontwikkeling en het welbevinden van de jeugdige. Wat betreft de jeugdige is er sprake van ontwikkelings-, gedrags- en emotionele problemen, die zowel kind eigen als ook contextueel bepaald kunnen zijn. Deze behoeven ook zorg, zodat de jeugdige zich zo optimaal mogelijk kan ontwikkelen, los van mogelijke beperkingen.

gewenst resultaat

De ouder(s) staat(n) zijn(hun) eigen kracht als opvoeder, los van de persoonlijke problemen en beperkingen. Om het gezin is een steunend netwerk aanwezig, dat bijspringt en aanvult waar en wanneer dit nodig is. Daar waar dit niet haalbaar is gebleken, is er voor de jeugdige een veilige en stimulerende opvoedsituatie gevonden. De ontwikkelings-, gedrags- en emotionele problemen zijn grotendeels verdwenen en de jeugdige kan zich weer leeftijdsadequaat ontwikkelen binnen zijn mogelijkheden thuis, op school en buitenshuis. De jeugdige voelt zich weer beter in zijn vel.

 

Ondersteuningsprofiel 5

behoefte aan verminderen problematiek en verbeteren van functioneren jeugdige(n); hulp en behandeling voor jeugdige

toelichting

Bij de jeugdige in dit profiel is er sprake van ontwikkelings- en gedragsproblemen door kind eigen problematiek (psychiatrische stoornis, verstandelijke beperking, somatische stoornis, ontwikkelingsstoornis, syndromale afwijkingen). Deze problematiek is van invloed op zijn ontwikkeling en kan gepaard gaan met disfunctioneren in meerdere levens- en ontwikkelingsgebieden. Deze jeugdige vraagt door zijn problematiek om specifieke opvoedvaardigheden van ouders en kan door de problematiek het ouderschap en de draaglastdraagkracht verhouding van hun ouders sterk beïnvloeden, evenals het gezinsfunctioneren. Belangrijke aandachtspunten in de hulp zijn het doorbreken van de ontwikkelingsstagnatie, het reduceren van klachten gerelateerd aan de kindeigen problematiek, het versterken van de opvoedvaardigheden en ouderschap van de ouders (eigen kracht) en het verhogen van de kwaliteit van leven van de jeugdige, los van de aanwezige beperkingen.

gewenst resultaat

De kind-factoren zijn dusdanig beïnvloed dat de jeugdige zich zo leeftijdsadequaat mogelijk ontwikkelt en functioneert, gebruik makend van zijn sterke kanten. De lijdensdruk van de jeugdige is sterk verminderd, hij voelt zich prettig in zijn leefomgeving. Ouders en andere betrokkenen hebben inzicht in de kind eigen factoren van de jeugdige, weten zijn gedrag te hanteren en zijn ontwikkeling optimaal te stimuleren (versterking eigen kracht ouders).

 

Ondersteuningsprofiel 6

Behoefte aan leren van vaardigheden en verbeteren functioneren voor jeugdige(n), rekening houdend met verminderen van eigen problematiek ouders en waarborgen veiligheid jeugdigen

toelichting

In dit profiel gaat het om een jeugdige die opgroeit in een multiprobleem gezin. Er is sprake van gezinnen waarbij één of beide ouder(s) eigen problematiek hebben, doch daarnaast is er ook sprake van ontoereikende opvoedvaardigheden, financiële problemen, huisvestingsproblemen, relationele problemen. De ouders zijn niet altijd in staat om hun kinderen voldoende zorg, bescherming en ondersteuning te bieden. Bij de jeugdige is er sprake van ontwikkelings- en gedragsproblemen. Er kan sprake zijn van angst- en stemmingsproblemen, hechtingsproblemen, traumatische ervaringen en cognitieve beperkingen. Bij deze gezinnen zijn vaak meerdere zorgverleners uit verschillende domeinen betrokken, waardoor zorgcoördinatie een belangrijke plaats in de geboden hulp inneemt.

gewenst resultaat

De ouders hebben regie over de opvoeding van hun kinderen weer in handen genomen en weten waar ze terecht kunnen voor hulp en ondersteuning. Er is een steunend netwerk om het gezin heen aanwezig. Er is een plan in uitvoering voor alle problemen die zich in de gezinssituatie voordoen. Alle betrokken zorgverleners voeren samen met de ouders dit plan in samenhang uit. Door de gezamenlijke aanpak zijn de problemen van de jeugdige verminderd en functioneert hij beter thuis, op school en buitenshuis. Daarbij wordt gebruik gemaakt van zijn sterke kanten. De jeugdige maakt een gezonde positieve en veilige ontwikkeling door binnen zijn vermogen waarin acceptatie van blijvende kind problematiek een onderdeel kan zijn. De ouders beschikken over toereikende en bij jeugdige passende opvoedvaardigheden om op eigen kracht en eigen regie de ontwikkeling van hun kind(eren) positief aan te sturen en te stimuleren. De ouders werken als ouders goed samen in de opvoeding van hun kinderen en maken gebruik van een goed steunnetwerk.

 

Ondersteuningsprofiel 7

behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een verstandelijke beperking van de jeugdige

toelichting

In dit profiel heeft de jeugdige een beneden gemiddelde intelligentie. Het betreft een jeugdige met een licht verstandelijke beperking (LVB) of zwaardere verstandelijke beperking (VG). Dit vraagt om extra hulp, ondersteuning en bescherming. Het vraagt van ouders naast de basis opvoedvaardigheden ook specifieke opvoedvaardigheden in de dagelijkse opvoedingspraktijk. Extra aandachtspunt is ook de draagkracht-draaglastverhouding van de ouders en het gezin (invloed op de overige kinderen in het gezin). Ontlasting van de ouders/gezin kan ingezet worden.

gewenst resultaat

De ouders hebben goed zicht op de sterke kanten en de beperkingen van hun kind en hoe dit van invloed is op zijn ontwikkeling. Zij weten hoe zij hun kind kunnen stimuleren in zijn ontwikkeling en welke opvoedkundige aanpak effectief is. Zij weten waar zij ondersteuning kunnen vinden om overbelasting te voorkomen. De jeugdige weet indien mogelijk, waar zijn sterke kanten liggen en beseft dat hij beperkingen heeft. Hij functioneert overeenkomstig zijn mogelijkheden thuis, op school en buitenshuis. Hij voelt zich goed in zijn vel en heeft een reëel toekomstbeeld voor ogen. Hij voelt zich prettig in zijn leefomgeving.

 

Ondersteuningsprofiel 8

behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een verstandelijke beperking en gedragsproblematiek van de jeugdige

toelichting

In dit profiel hebben de jeugdigen een beneden gemiddelde intelligentie. Het betreft jeugdigen met een licht verstandelijke beperking (LVB) of zwaardere verstandelijke beperking (VG). Hierdoor vragen zij om extra zorg, ondersteuning en bescherming. Daarnaast is er sprake van ontwikkelings- en gedragsproblemen in brede zin. Er is sprake van problemen op meerdere ontwikkelingsgebieden en levensdomeinen. De verstandelijke beperking kan voorkomen in combinatie met psychische en psychiatrische problematiek/stoornissen, waarbij het één het ander kan beïnvloeden en versterken (over en weer). Dit vraagt om extra zorg, ondersteuning en specialistische behandeling en begeleiding.

gewenst resultaat

De klachten die samenhangen met de beneden gemiddelde intelligentie in combinatie met de ontwikkelings- en gedragsproblemen, zijn verminderd. Er is sprake van minder lijdensdruk en herstel van functioneren, thuis en buitenshuis. De jeugdige weet, indien mogelijk, waar zijn sterke kanten liggen en maakt daar gebruik van. Hij voelt zich prettig in zijn leefomgeving. De ouders beschikken over kennis en opvoedkundige vaardigheden die nodig zijn om de ontwikkeling positief te stimuleren. Zij weten waar zij ondersteuning kunnen vinden om overbelasting te voorkomen.

 

Ondersteuningsprofiel 9

behoefte aan begeleiding vanwege een lichamelijke beperking en/of niet-aangeboren hersenletsel van de jeugdige

toelichting

In dit profiel is er bij de jeugdige sprake van een lichamelijke beperking en/of niet-aangeboren hersenletsel. Deze aandoeningen zijn van invloed op de ontwikkeling van de jeugdige in meer of mindere mate, op meerdere ontwikkelingsgebieden en leefdomeinen. Dit vraagt om extra ondersteuning, in de vorm van begeleiding en/of verpleging. Naast de basale opvoedvaardigheden, vraagt dit van de ouders ook specifieke opvoedvaardigheden in de dagelijkse opvoedingspraktijk. Dit kan hoge eisen stellen aan het ouderschap en de ouderrelatie. Extra aandachtspunt is ook de draagkracht-draaglastverhouding van de ouders en het gezin (invloed op overige kinderen in het gezin). Ontlasting van de ouder(s)/het gezin kan ingezet worden.

gewenst resultaat

De jeugdige maakt zo goed mogelijk gebruik van zijn sterke kanten. Hij ontwikkelt zich positief thuis en buitenshuis, binnen zijn mogelijkheden. Hij ontwikkelt een positief zelfbeeld en voelt zich prettig in zijn leefomgeving. De ouders bieden de hulp en ondersteuning die hun kind nodig heeft, zo nodig met behulp van anderen. Zij weten waar zij ondersteuning kunnen vinden om overbelasting te voorkomen.

 

Ondersteuningsprofiel 10

behoefte aan leren van vaardigheden en verbeteren functioneren voor 0 tot 6 jarige(n) binnen het gezin (rekening houdend met verminderen van eigen problematiek ouders en waarborgen veiligheid van het jonge kind)

toelichting

In dit profiel is er sprake van complexe problemen die van invloed zijn op de kwaliteit van de ouder-kindrelatie. Dit zijn complexe kind-, ouder- en omgevingsfactoren, zoals:

  • Gezinnen met jonge kinderen (0-6 jaar), waarbij sprake is van instabiele opvoedingsomgeving en/ of onvoldoende pedagogische vaardigheden, Bijvoorbeeld ouders met psychische problematiek, onverwerkt trauma, LVB, verslaving, tienermoeders;

  • Omgevingsfactoren als huiselijk geweld, sociaal isolement, financiële en/of huisvestingsproblemen, werkloosheid, migratie etc.;

  • Kind factoren zoals een huilbaby, ernstige voedings- of slaapproblemen, een ontwikkelingsachterstand, emotionele- en gedragsproblemen, traumatische medische complicaties, syndromale afwijkingen, meervoudige beperkingen. Deze jonge kinderen vragen van de ouders naast de basale opvoedvaardigheden ook specifieke opvoedvaardigheden in de dagelijkse opvoedingspraktijk. Dit kan hoge eisen stellen aan het ouderschap en de ouderrelatie.

Extra aandachtspunt is ook de draagkracht-draaglastverhouding van de ouders en het gezin (invloed op overige kinderen in het gezin). Ontlasting van de ouder(s)/het gezin kan ingezet worden. Vaak zijn bij complexe problematiek diverse hulpverleners betrokken en dit vraagt om juiste coördinatie en samenwerking. Al deze factoren beïnvloeden elkaar over en weer. Het zeer jonge kind is nog totaal afhankelijk van de ouder/verzorger, waardoor deze factoren zowel de ontwikkeling van het brein beïnvloeden, als de kwaliteit van de ouder-kindrelatie en daarmee de hechting, meer nog dan bij oudere kinderen.

gewenst resultaat

Het jonge kind maakt een gezonde, positieve en veilige ontwikkeling door binnen het vermogen van het kind, waarin acceptatie van blijvende kind problematiek een onderdeel kan zijn. De ouders beschikken over toereikende en bij het kind passende opvoedvaardigheden, om op eigen kracht en eigen regie de ontwikkeling van hun kind(eren) positief aan te sturen en te stimuleren. De ouders werken als ouders goed samen in de opvoeding van hun kinderen, en maken gebruik van een goed steunnetwerk. Zowel leerkrachten en groepsleidsters weten hoe zij het kind optimaal kunnen stimuleren in de ontwikkeling. De ontwikkeling en het gedrag van het jonge kind laat positief herstel zien thuis, op het kinderdagverblijf, de voorschool, op school en buiten

 

Herstel of duurzaam arrangement

Het uitgangspunt is dat het in te zetten arrangement gericht is op herstel. Het gaat immers om hulp vallend onder de Jeugdwet. Zou er in het geheel geen perspectief zijn op herstel dan is de WLZ van toepassing. Niettemin is er ook onder de Jeugdwet wel een accentverschil aan te brengen tussen:

  • hulp gericht op duidelijke ontwikkeldoelen, waarbij er voor de jeugdige/het gezin nog een uitgesproken ontwikkelperspectief is en

  • hulp gericht op consolideren, dat wil zeggen het behouden en versterken van de eigen zelfredzaamheid en het vergroten van sociale participatie, rekening houdend met eventuele beperkingen van de jeugdige/het gezin.

Eventueel kan na een hersteltraject een vervolg worden ingezet op duurzame begeleiding. Dit is voornamelijk aan de orde bij de profielen 5, 7, 8 en 9.

 

Afwegingen

Er zijn drie afwegingen te maken in het toekennen van de juiste jeugdhulp:

  • Bij wie ligt de vraag met name? Bij de jeugdige, bij de ouder(-s) of bij allebei?

  • Op welk gebied ligt de hulpvraag?

  • Is er een ontwikkelperspectief? Is een arrangement gericht op herstel mogelijk?

In de communicatie naar de jeugdige/het gezin gaat het om de resultaten. Het profiel en de intensiteit vormen de administratieve vertaling van de arrangementen en de inzet van een zorgaanbieder.

 

Extra componenten

In de toekenning van jeugdhulp is het mogelijk één arrangement te kiezen waarbinnen de jeugdhulpaanbieder alle zorg levert om het resultaat te behalen. Er zijn echter extra componenten die aanvullend op het arrangement toegekend kunnen worden. Dit dient wel in het perspectiefplan meegenomen en gewogen te worden. Het extra component maakt dan deel uit van de toekenning.

ThuisPLUS

Wanneer gedurende een bepaalde periode in een traject gericht op herstel extra intensieve ambulante begeleiding en/of dagbesteding nodig is, kan boven het arrangement ThuisPLUS worden ingezet, aanvullend aan het ondersteuningsprofiel. Het is aan de zorgaanbieder om aan te geven of de ThuisPLUS component noodzakelijk is. De lokale toegang bepaalt of het ThuisPLUS component ingezet mag worden. Voorwaarde voor deze inzet is dat de methode is beschreven in het perspectiefplan.

Vervoer

De Jeugdwet hanteert het uitgangspunt eigen kracht. Dat betekent concreet het volgende voor het vervoer in de praktijk:

 

1. Vervoer door ouders/verzorgers dan wel eigen netwerk

De begeleiding van jeugdigen is in beginsel de verantwoordelijkheid van ouders/verzorgers. In de praktijk komt het vaak voor dat ouders werken of zorg dragen voor meerdere kinderen en dit als reden aanvoeren waarom zij niet voor begeleiding van het vervoer van hun kind kunnen zorgen. Dit kan echter nog gezien worden als ‘gebruikelijke hulp door ouders’. Van iedere ouder wordt verwacht dat zij kinderen van en naar school/clubs e.d. brengen. De beperking van een kind maakt niet dat ouders deze verplichting niet meer hebben.

Zijn de mogelijkheden van ouders/verzorgers dan wel eigen netwerk ontoereikend om het vervoer zelf te regelen, kan gezocht worden naar een oplossing, bijvoorbeeld binnen de bijzondere bijstand.

2. Vervoer door jeugdhulpaanbieder

Binnen de regio Westfriesland zijn de tarieven berekend op het aanbieden van jeugdhulp exclusief vervoer. Deze berekening gaat er vanuit dat de ouders/verzorgers of het netwerk het vervoer regelt. Alleen in uitzonderingsgevallen, waarin de ouders/het netwerk de jeugdige niet zelf kunnen vervoeren, kan de jeugdhulpaanbieder dit regelen. Hierbij gaat het wel om vervoer binnen de regio Westfriesland. De zorgaanbieders regelen het vervoer in overleg met de jeugdige/gezin en ontvangen hiervoor een extra component bovenop het arrangement. Voorwaarde voor deze inzet is dat de methode is beschreven in het door de lokale toegang goedgekeurde perspectiefplan.

3. Vervoer buiten de regio en rolstoelvervoer:

Voor vervoer buiten de regio Westfriesland en rolstoelvervoer waarin de ouders/het netwerk de jeugdige niet zelf kunnen vervoeren wordt gezocht naar een oplossing. In beginsel blijven ouders zelf verantwoordelijk voor het vervoer. Al bij een afgegeven indicatie blijkt dat de jeugdige niet op de lokatie kan komen omdat ouders dit niet kunnen regelen, bestaat een verplichting voor het treffen van een voorziening hiervoor.

Verblijf

Alle arrangementen zijn ambulant. Is voor het bereiken van de beoogde resultaten nodig dat de jeugdige tijdelijk in een voorziening verblijft, dan kan een verblijfscomponent worden toegevoegd aan het gekozen arrangement. Hier wordt een bepaalde duur voor afgesproken. De behandeling en/of begeleiding worden vanuit het arrangement bekostigd.

Medicatiecontrole

Na beëindiging van een arrangement kan medicatiecontrole worden ingezet wanneer slechts de medicatiecontrole nodig is.

Voorzieningen uit het landelijk transitiearrangement

Indien er een zeer specialistische voorziening nodig is, die niet ingekocht is via de gemeenten in West-Friesland is het mogelijk een voorziening in te zetten die landelijk is ingekocht via het Landelijk Transitie Arrangement. Indien uit onderzoek blijkt dat het nodig is om naast deze voorziening nog jeugdhulp ingezet wordt, kan een arrangement toegewezen worden. Eventueel wordt hier advies over ingewonnen bij het Regionale Adviesteam HS. Wel dient er aandacht besteed te worden aan de afstemming van de in te zetten hulp door de zorgaanbieders onderling. Dit moet opgenomen worden in het perspectiefplan.

 

Individuele voorzieningen die buiten een arrangement vallen

 

Dyslexiezorg

Voor jeugdigen met (een vermoeden van) ernstige enkelvoudige dyslexie kan een voorziening worden aangevraagd in de vorm van onderzoek en/of behandeling. Voor de dyslexiezorg is het niet mogelijk een persoonsgebonden budget aan te vragen.

Dyslexiezorg kan ook ingezet worden vanuit de school van de jeugdige.

Pleegzorg

De lokale toegang kan, wanneer de ouders daarmee instemmen, een beschikking afgeven voor (tijdelijke) plaatsing van een kind in een pleeggezin. Wanneer er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel (ondertoezichtstelling of voogdij) kunnen gecertificeerde instellingen op basis van een machtiging van de kinderrechter een aanmelding voor pleegzorg doen. De gemeente geeft een beschikking af, ongeacht of er sprake is van een vrijwillig dan wel een gedwongen kader. Aan een pleegzorgplaatsing ligt altijd een gemeentelijke beschikking ten grondslag, tenzij er sprake is van een crisisplaatsing.

Individuele voorzieningen: Hoogspecialistische jeugdhulp

Regionaal Adviesteam HS

Het Regionaal Adviesteam HS richt zich op het uitbrengen van mulitidisciplinaire professionele adviezen voor de langere termijn. In dit team hebben mensen zitting namens de gemeenten die hun expertise inzetten voor het uitbrengen van deze adviezen. De adviezen die het Regionaal Adviesteam HS uitbrengt over het inzetten van specialistische jeugdhulp hebben betrekking op de inhoud en het effect van de beoogde hulpverlening.

Het Regionaal Adviesteam HS kan worden ingezet voor:

  • Algemeen advies en consultatie bij bepalen ondersteuningsbehoefte

  • Advies bij vastgelopen zorgtrajecten en/of meerdere hulpverleners

  • Advies over in te zetten diagnostiek

  • Inhoudelijk advies over passende hulp- of zorgvorm

 

Voor situaties waarbij sprake is van hoogcomplexe problematiek en langdurige jeugdhulptrajecten wordt het Regionaal Adviesteam HS ingezet.

Professionals in de lokale toegang kunnen het Regionaal Adviesteam HS inschakelen voor consultatie; de experts hebben een adviserende rol, maar geen mandaat voor toewijzing. Het Regionaal Adviesteam HS bestaat uit een vast multidisciplinair kernteam van specialisten. Eventueel kunnen andere professionals of deskundigen toegevoegd worden voor een speciale casus op grond van hun expertise.

Toekenning van hoogspecialistische jeugdhulp

Wanneer sprake is van een aanvraag of noodzaak tot het inzetten van hoogspecialistische jeugdhulp wordt in alle gevallen advies gevraagd van het Regionaal Adviesteam HS. De lokale toegang onderzoekt de situatie van de jeugdige en legt dit voor aan het Regionaal Adviesteam HS.

Ook wanneer de verwijzing naar hoogspecialistische jeugdhulp gedaan wordt door een (huis)arts of een rechter wordt de situatie beoordeeld door het Regionaal Adviesteam.

Altijd wordt bekeken of de gevraagde voorziening de juiste is en tot de gewenste resultaten leidt.

Het Regionaal Adviesteam HS heeft bij een directe verwijzing niet de taak om de verwijzing zelf te beoordelen. Dit is immers bij wet geregeld. Het advies richt zich op het inzetten van de jeugdhulp. Het adviesteam beoordeelt of de verwijzing opgelost kan worden binnen een arrangement of dat hoogspecialistische jeugdhulp de oplossing is voor de hulpvraag.

 

Hoofdstuk 3. Vaststellen hulpvraag, perspectiefplan en mogelijkheden ondersteuning

Het contact met een jeugdige, zijn ouders en/of het gezin kan op verschillende manieren tot stand komen, namelijk via een afspraak, telefonisch, een inloopspreekuur, contactformulier (schriftelijk of digitaal). Het is mogelijk dat de inwoner en/of jeugdige/het gezin direct antwoord op de vraag heeft gekregen en er geen aanvullend gesprek of vraagverheldering nodig is. Bij aanvullende vragen of een vraag van derden, dan wordt er overlegd met de inwoner en/of er wordt een afspraak gemaakt.

Perspectiefplan

Het perspectiefplan is het document waarin wordt vastgelegd welk perspectief de inwoner/gezin met behulp van de ondersteuning wil bereiken. Het maakt duidelijk welke doelen worden gesteld, wat daarin prioriteit heeft en welke concrete (deel)resultaten daaraan gekoppeld zijn. Het perspectiefplan wordt bij voorkeur opgesteld door jeugdige/gezin zelf, waar nodig met ondersteuning vanuit het lokale team of een onafhankelijke cliëntondersteuner.

De gemeente gaat in samenwerking met de regio Westfriesland werken met arrangementen (tarief per maand of traject) wanneer een individuele voorziening noodzakelijk is.

Vanuit het oogpunt van de jeugdige/ouders moet helder worden belegd waar de regie-verantwoordelijkheid ligt op het moment dat het gezin niet zelf in staat is deze regie te voeren. Dit is het daadwerkelijk komen tot één plan met één regisseur, en dit wordt vastgelegd in een perspectiefplan. Uitgangspunt is dat de jeugdige/het gezin zelf de regierol voor de eigen hulpvraag op zich neemt, tenzij de jeugdige/het gezin hiertoe niet in staat is of er sprake is van een onveilige situatie als het om een jeugdige gaat. In dat geval ligt de regie bij het lokale team (de regisseur). De regisseur zorgt ervoor dat er integrale dienstverlening verleend wordt aan inwoner, jeugdige of gezin.

Wanneer er sprake is van de noodzaak om jeugdhulp na in te zetten, dan is de aanbieder die de jeugdhulp aanbiedt verantwoordelijk voor het behalen van de ondersteuningsdoelen (het resultaat). Deze aanbieder is de hoofdaannemer. Deze aanbieder is hoofdverantwoordelijk voor de resultaten gekoppeld aan een arrangement en het perspectiefplan.

Werken met een integraal perspectiefplan

Het arrangement is in feite een samenstelling van ondersteuning die nodig is om de jeugdige/het gezin te ondersteunen bij het bereiken van het door henzelf geformuleerde perspectief. Het gaat om een onderling samenhangend pakket van informele ondersteuning, algemene en individuele voorzieningen. Een randvoorwaarde voor deze werkwijze is een integrale benadering, waarin het perspectief centraal staat, zodat de juiste resultaten daarvoor geformuleerd kunnen worden. Het perspectiefplan is een belangrijk instrument voor deze werkwijze.

 

Bij het eerste contact wordt door de jeugdige en zijn ouders of een medewerker van de toegang het eerste deel van een perspectiefplan ingevuld.

Het perspectiefplan vermeldt in ieder geval:

  • de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige/het gezin op alle leefgebieden / de hulpvraag;

  • de te behalen resultaten geformuleerd vanuit de jeugdige/het gezin;

  • bijdrage aan het te behalen resultaat vanuit het eigen netwerk;

  • bijdrage aan het te behalen resultaat vanuit de lokale toegang/gebiedsteam 1.Hoorn;

  • indien van toepassing de bijdrage aan het te behalen resultaat door jeugdhulpaanbieder;

  • wijze waarop de jeugdige/het gezin, het gebiedsteam en jeugdhulpaanbieder contact met elkaar

  • onderhouden over de te behalen resultaten;

  • wijze waarop en wanneer er geëvalueerd wordt.

 

Alle informatie in een perspectiefplan en de eventuele verwijzing is inzichtelijk voor de jeugdige/het gezin.

Het perspectiefplan is een dynamisch document. Een resultaat op basis waarvan specialistische hulp kan worden ingezet, wordt vastgelegd en dient als basis waarop een behandelplan wordt opgesteld.

 

In eerste instantie wordt altijd gekeken naar de eigen mogelijkheden en of een algemene voorziening aan de hulpvraag kan voldoen. Als dat mogelijk is, eindigt hier het traject met het perspectiefplan. De jeugdige en/of zijn ouders worden hierover geïnformeerd. Een eventuele aanvraag om een individuele voorziening wordt afgewezen omdat de hulpvraag opgelost kon worden zonder inzet van een individuele voorziening. Omdat in de praktijk het invullen van een perspectiefplan nog niet gezien wordt als een aanvraag –tenzij dit aangegeven wordt door de jeugdige en/of zijn ouders- wordt men geïnformeerd dat een eventuele aanvraag wordt afgewezen. Als men een voor bezwaar en beroep vatbare beslissing van het college wil hebben, staat het de jeugdige en/of zijn ouders vrij een aanvraag daarvoor te doen. De rechtsbescherming is dan gewaarborgd.

 

Als de lokale toegang heeft vastgesteld dat een individuele voorziening nodig is op grond van de jeugdwet wordt dit vertaald naar te behalen resultaten in het perspectiefplan. Als jeugdige en/of ouders akkoord zijn met de verwijzing wordt het perspectiefplan, bestaande uit deel 1 (hulpvraag jeugdige/ouders) en deel 2 (beschrijving situatie, voorgestelde oplossingen en te behalen resultaten) aan de beoogde jeugdhulpaanbieder gezonden.

 

Bij de jeugdhulpaanbieder wordt een profiel aangegeven en of de hulp duurzaam (stabilisatie van de situatie) is of dat er een herstelmogelijkheid en verbetering van de situatie te verwachten is.

Afspraak jeugdige of gezin en de jeugdhulpaanbieder

Tussen de jeugdhulpaanbieder die als hoofdaannemer fungeert en de jeugdige en zijn ouders worden afspraken gemaakt over hoe de resultaten uit het perspectiefplan bereikt worden. De jeugdhulpaanbieder zorgt dat dit deel (deel 3) van het perspectiefplan wordt gevuld met de gemaakte afspraken. Dit deel behelst de concrete acties en afspraken die gemaakt worden om de resultaten te behalen. De jeugdige en zijn ouders weten dan precies welke zorg zij daadwerkelijk kunnen verwachten. Het perspectiefplan wordt ondertekend door de jeugdhulpaanbieder en de jeugdige en/of zijn ouders en dient als aanvraag om een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet. Het perspectiefplan wordt onderdeel van de beschikking met een verwijzing daartoe omdat daar concreet in staat op welke hulp de jeugdige kan rekenen. De rechtsbescherming is hiermee geborgd.

Directe verwijzing en het perspectiefplan

Wanneer een jeugdige en/of zijn ouders door een huisarts, medisch specialist, jeugdarts dan wel een rechter of gecertificeerde instelling verwezen wordt naar jeugdhulp wordt een perspectiefplan opgesteld door de jeugdhulpaanbieder en de jeugdige. De verwijzing naar een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet wordt in dit geval vertaald naar een arrangement. Op basis van het perspectiefplan wat ontvangen wordt van de jeugdhulpaanbieder na de verwijzing kan een keuze gemaakt worden voor het inzetten van een arrangement zodat aan de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders voldaan wordt.

Uiteraard met inachtneming van het eventuele beroepsgeheim van de verwijzer én de privacy van de jeugdige en/of zijn ouders kan op deze manier het resultaat bepaald worden en wordt beoordeeld hoe de zorgleverancier de resultaten behaald heeft na het inzetten van het traject.

Proces na toewijzing individuele jeugdhulp

De jeugdige, zijn ouders, de lokale toegang en de jeugdhulpaanbieder hebben regelmatig contact over de voortgang, conform de afspraken in het perspectiefplan.

Tijdens de afronding en evaluatie wordt besproken of de doelen behaald zijn. De beleving van de jeugdige en/of zijn ouders zijn hierbij leidend.

Als de resultaten niet zijn behaald, dan wordt besproken wat het vervolgtraject wordt.

 

Onafhankelijke cliëntondersteuning

De mogelijkheid van cliëntondersteuning in verband met jeugdhulp is geregeld in de Wmo2015. Het college moet ervoor zorgen dat cliëntondersteuning beschikbaar is voor alle inwoners als algemene voorziening vanuit de Wmo 2015.

Anders dan bij de Wmo 2015 is er voor het college geen verplichting om de jeugdige en zijn ouders te wijzen op de gratis onafhankelijke cliëntondersteuning, maar het ligt wel voor de hand om deze informatie te verstrekken. De cliëntondersteuning is onafhankelijk en helpt bij het verduidelijken van de hulpvraag, het maken van keuzes en het organiseren van de juiste hulp. Ook draagt de cliëntondersteuning bij aan een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

Cliëntondersteuners zijn onafhankelijk en objectief. Een cliëntondersteuner kan meedenken met cliënt maar mag of zal zelf geen beslissing nemen over een aanvraag voor ondersteuning of voor een voorziening.

Inwoners met een ondersteuningsvraag kunnen een beroep doen op een cliëntondersteuner. Dit kan een vrijwilliger en/of een professional zijn. Deze kan helpen bij het formuleren van de hulpvraag en ondersteunend zijn bij het vinden van de weg in de toegang en zo nodig de verdere zorg en ondersteuning. Een cliëntondersteuner helpt de weg te vinden naar de oplossingen en als dat nodig is daarbij een gerichte aanspraak te doen op de gemeente.

Vertegenwoordiger

In de Jeugdwet is het begrip vertegenwoordiger bedoeld voor de jeugdigen die vanwege hun leeftijd of om andere redenen een andere persoon, vaak een van de ouders, namens hen moeten laten optreden.

Deze vertegenwoordiger kan zijn plaats innemen bij bijvoorbeeld het indienen van de aanvraag.

In het maatschappelijk verkeer zijn er diverse vormen van wettelijke vertegenwoordigers, zoals de curator, de bewindvoerder, de mentor, de ouders en de voogd. Voorts zijn er persoonlijk vertegenwoordigers, zoals familieleden, beroepsgroepen, bureaus en overige natuurlijke en rechtspersonen.

Een persoonlijk vertegenwoordiger kan alleen als vertegenwoordiger optreden als deze expliciet door de ouders en/of de jeugdige zelf is gevolmachtigd. De wettelijk en persoonlijk vertegenwoordigers zijn niet per definitie de vertegenwoordiger in het kader de Jeugdwet. Wanneer er sprake is van een (aanvraag voor een) pgb, zowel binnen de Wmo 2015 als de Jeugdwet, zijn nadere eisen en voorwaarden gesteld aan degene die de rol van pgb-vertegenwoordiger op zich neemt.

In de Jeugdwet is het begrip vertegenwoordiger niet gedefinieerd. In het kader van de Jeugdwet zal veelal sprake zijn van een wettelijk vertegenwoordiger in de zin van een bij gerechtelijke beschikking aangestelde vertegenwoordiger of een door cliënt zelf aangewezen gevolmachtigde. De Jeugdwet kent daarnaast het begrip “vertrouwenspersoon” die de jeugdige, diens ouders of pleegouders, ondersteunt in aangelegenheden die samenhangen met de wettelijke taken en verantwoordelijkheden van diverse bij de jeugdhulp betrokken partijen.

Het college ziet er op toe dat de vertegenwoordiger ook werkelijk de belangen van de cliënt vertegenwoordigt. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan het college een gemachtigde (waarmee de vertegenwoordiger vaak gelijk gesteld wordt) weigeren als tegen die gemachtigde ernstige bezwaren bestaan.

Vertrouwenspersoon

De ondersteuning van de vertrouwenspersoon is vooral gericht op het kunnen uitoefenen van rechten door jeugdigen, ouders en pleegouders (artikel 4.1.1 Besluit Jeugdwet). De vertrouwenspersoon geeft informatie en advies aan jeugdigen en (pleeg)ouders over hun (rechts)positie binnen de jeugdhulp en ondersteunt hen bij bemiddeling. Hij kan ook helpen bij het formuleren, indienen en afhandelen van klachten over de jeugdhulp of de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering. Op verzoek van cliënten kan de vertrouwenspersoon tevens aanwezig zijn bij gesprekken tussen een cliënt en de hulpverlener (Nota van toelichting Besluit Jeugdwet).

De functie van de vertrouwenspersoon wordt uitgevoerd door de Stichting Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) en geldt voor alle vormen van jeugdhulp, uitgezonderd de jeugd GGZ intramuraal. Het Ministerie van VWS blijft verantwoordelijk voor het vertrouwenswerk voor het intramurale deel van de jeugd-ggz .

Informeren cliënten over beschikbaarheid vertrouwenspersoon

Het college (in het kader van zijn toegangstaak), de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling moet de jeugdige of (pleeg)ouder tijdig informeren over de beschikbaarheid van een vertrouwenspersoon. Ze moeten ingelicht worden over de ondersteuning die de vertrouwenspersoon kan verlenen en op welke plaats en tijdstippen de vertrouwenspersoon voor hen bereikbaar en beschikbaar is (artikel 4.1.3 Besluit Jeugdwet). Het is vaak niet noodzakelijk bij een eerste kennismaking mede te delen dat een vertrouwens¬persoon beschikbaar is.

De vertrouwenspersonen die de Minister van VWS inzet zijn niet per se de enige personen die als vertrouwenspersonen cliënten kunnen ondersteunen. Het staat jeugdigen, ouders en pleegouders vrij iemand anders te vragen om hen als vertrouwenspersoon te ondersteunen. Deze persoon dient wel over een verklaring omtrent het gedrag te beschikken en dient daarnaast beroepsmatig of niet incidenteel als vrijwilliger als vertrouwenspersoon te werken .

“Alleen vertrouwenspersonen die aan deze voorwaarden voldoen, maken aanspraak op de wettelijke rechtspositie die waarborgt dat de vertrouwenspersoon in de gelegenheid wordt gesteld zijn ondersteunende werk uit te voeren en daarvoor de benodigde informatie verkrijgt van de gemeente, jeugdhulpaanbieder, gecertificeerde instelling of Veilig Thuis. De voorwaarde dat iemand beroepsmatig of niet incidenteel als vertrouwenspersoon dient op te treden, vormt een kwalitatieve waarborg en voorkomt tevens dat een familielid van een cliënt zich als zijn vertrouwenspersoon opwerpt om gebruik te kunnen maken van de bedoelde rechtspositie. Dat is ongewenst omdat in veel situaties de familieleden zelf deel uitmaken van de problematiek rond de te ondersteunen persoon, alsmede van de aanpak daarvan.” (TK 2018-2019 35070, nr.3, p. 19 Mvt wijziging Jeugdwet centraliseren vertrouwenswerk jeugd)

 

Vastgesteld bij collegebesluit in de vergadering van burgemeester en wethouders van Hoorn,

d.d. 17 december 2019

 

De secretaris, De burgemeester,