Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koggenland

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels Jeugdhulp 2020 gemeente Koggenland)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKoggenland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels Jeugdhulp 2020 gemeente Koggenland)
CiteertitelBeleidsregels Jeugdhulp 2020 gemeente Koggenland
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels jeugdhulp gemeente Koggenland 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2020nieuwe regeling

17-12-2019

gmb-2019-317365

ZK19003153 / D19.013091

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels Jeugdhulp 2020 gemeente Koggenland)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze Beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Budgetbeheerder: de vertegenwoordiger die ingesteld is door de budgethouder en het pgb beheert en toezicht houdt op de kwaliteit van de met een pgb ingekochte ondersteuning of hulp.

  • 2.

    Budgethouder: degene die het ondersteuning vanuit de wet krijgt en dit in de vorm van een pgb ontvangt en dit budget zelf beheert;

  • 3.

    College: het college van burgemeester en wethouder(s) van de gemeente Koggenland

  • 4.

    Hoofdaannemer: de zorgaanbieder die een individuele voorziening levert en hiervoor een andere zorgaanbieder betrekt om het doel vastgelegd in het perspectiefplan te behalen;

  • 5.

    Jeugdige: persoon die gebruik maakt van een overige voorziening of aan wie een individuele voorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt, als bedoeld in artikel 1.1 Jeugdwet;

  • 6.

    Onderaannemer: een door de hoofdaannemer ingezette zorgaanbieder die specifieke onderdelen van de jeugdhulpverlening op zich neemt in opdracht van de hoofdaannemer.

  • 7.

    Ouders: de ouder(s) van de jeugdige dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger(s);

  • 8.

    Pgb: persoonsgebonden budget (pgb);

  • 9.

    Pgb-plan: onderdeel van het perspectiefplan waaruit blijkt dat de jeugdige en/of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat een individuele voorziening via het zorgaanbod van gecontracteerde zorgaanbieders niet passend is en hoe zij de zorg willen gaan inzetten.

  • 10.

    Regionaal Adviesteam HS: een regionaal team dat het Zorgteam Koggenland adviseert over toegang tot Hoogspecialistische Jeugdhulp;

  • 11.

    ThuisPLUS Jeugd: extra component die kan worden ingezet als gedurende een zo kort mogelijke periode extra intensieve ambulante behandeling en/of dagbesteding nodig is.

  • 12.

    Verordening: de Verordening jeugdhulp gemeente Koggenland 2020

  • 13.

    Zorgaanbieder: het organisatorisch verband dat strekt tot verlening van zorg of ondersteuning. Het betreft hierbij een jeugdhulpaanbieder zoals omschreven in de Jeugdwet onder de begripsbepalingen.

Artikel 2  

Alle begrippen die in deze Beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Verordening Jeugdhulp, de Jeugdwet, de Regeling jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Overige voorzieningen

De Jeugdwet kent twee type voorzieningen, te weten een overige voorziening en een individuele voorziening.

Artikel 3 Overige voorzieningen

Onder overige voorziening wordt alle dienstverlening (eerstelijns) verstaan die door het Zorgteam wordt geleverd.

Hieronder valt in ieder geval de beschikbaarheid van:

  • \

    Bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei- en opvoedvragen;

  • \

    Lichte pedagogische hulpverlening;

  • \

    Casemanagement: het coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan de jongere en/of zijn ouders, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn;

  • \

    Algemeen maatschappelijk werk;

  • \

    Schoolmaatschappelijk werk: de schoolmaatschappelijk werker geeft advies en ondersteuning aan ouders/verzorgers en kinderen rondom de opvoeding en sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen door middel van gesprekken, en is hierbij gericht op de schoolomgeving. Op deze manier kunnen vraagstukken vroegtijdig worden opgepakt en kan er, samen met de betrokkenen, naar passende oplossingen gezocht worden. Indien nodig wordt doorverwezen naar ambulante jeugdhulp, die meer intensieve trajecten uitvoeren met gezinnen;

  • \

    Online hulpverlening;

  • \

    Versterking van de vrijwillige inzet en informele netwerken: hieronder valt bijvoorbeeld onafhankelijke cliëntondersteuning;

  • \

    Mantelzorgondersteuning;

  • \

    Jongerencoaching en jongerenwerk.

Een overige voorziening is voor één ieder rechtstreeks toegankelijk en hiermee maximaal laagdrempelig.

 

Veilig Thuis

Daarnaast is er nog een voorziening die voor alle burgers vrij toegankelijk is, te weten Veilig Thuis.

Veilig Thuis is het meldpunt waar iedereen (zowel inwoners als professionals) terecht kan voor het melden van zorgen over kinderen en/of hun ouders bij vermoedens van kindermishandeling of andere vormen van huiselijk geweld. Eén ieder kan hier ook terecht voor het inwinnen van advies.

 

Veilig Thuis heeft de volgende wettelijke taken (art. 4.1.1. van de wet maatschappelijke ondersteuning):

  • \

    Het geven van advies en zo nodig het bieden van ondersteuning aan ieder die in verband met een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling om dit advies vraagt;

  • \

    Het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling;

  • \

    Het naar aanleiding van een melding onderzoeken of daadwerkelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling;

  • \

    Het beoordelen van de vraag of - en zo ja tot welke stappen de melding aanleiding geeft;

  • \

    Het in kennis stellen van een instantie die passende professionele hulp kan verlenen, van de melding, indien het belang van de betrokkene of de ernst van de situatie daartoe aanleiding geeft;

  • \

    Het in kennis stellen van de politie of de raad voor de kinderbescherming van een melding van (een vermoeden van) huiselijk geweld of kindermishandeling indien het belang van de betrokkene of de ernst van het feit daar aanleiding toe geeft;

  • \

    Indien Veilig Thuis een verzoek tot onderzoek doet bij de raad voor de kinderbescherming, het in kennis stellen van het college van B&W;

  • \

    Het op de hoogte stellen van de melder van de stappen die naar aanleiding van zijn melding zijn ondernomen.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Niet alle problemen zijn nabij, in de buurt en/of via inzet van het eigen netwerk of overige voorzieningen op te lossen. Soms hebben de jongere en/of zijn ouders specifieke, specialistische en/of intensieve ondersteuning nodig. De ondersteuning is systemisch en heeft tot doel dat de jongere en/of zijn ouders beter gaat functioneren.

Het gaat om voorzieningen die veelal (boven)regionaal of zelfs soms landelijk zijn georganiseerd.

Een individuele voorziening is een niet vrij toegankelijke voorziening en is alleen via een verleningsbeschikking van de gemeente toegankelijk.

Artikel 4.1 Ondersteuningsprofielen en intensiteiten (arrangement)

  • 1.

    Een individuele voorziening voor specialistische jeugdhulp bestaat uit één van de volgende tien ondersteuningsprofielen:

    • a.

      Behoefte aan het verbeteren van psychosociaal functioneren jeugdigen en verbeteren van gezinscommunicatie (ondersteuningsprofiel 1);

    • b.

      Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden ouders plus hulp vanwege kind eigen problematiek (ondersteuningsprofiel 2);

    • c.

      Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden van ouders met een beperking (ondersteuningsprofiel 3);

    • d.

      Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden voor ouders met eigen problematiek plus hulp voor de jeugdige(n) bij zijn/haar ontwikkeling (ondersteuningsprofiel 4);

    • e.

      Behoefte aan verminderen problematiek en verbeteren van functioneren jeugdige(n); hulp en behandeling voor jeugdige (ondersteuningsprofiel 5);

    • f.

      Behoefte aan leren van vaardigheden en verbeteren functioneren voor jeugdige(n), rekening houdend met verminderen van eigen problematiek ouders en waarborgen veiligheid jeugdigen (ondersteuningsprofiel 6);

    • g.

      Behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een beperking (ondersteuningsprofiel 7);

    • h.

      Behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een beperking en gedragsproblematiek (ondersteuningsprofiel 8);

    • i.

      Behoefte aan begeleiding en behandeling vanwege een lichamelijke beperking (ondersteuningsprofiel 9);

    • j.

      Behoefte aan het oplossen van complexe problematiek bij een 0-6-jarige binnen het gezin (ondersteuningsprofiel 10).

  • 2.

    Een jeugdige ontvangt op enig moment één individuele voorziening voor één ondersteuningsprofiel. Hierbinnen dient de zorgaanbieder van specialistische jeugdhulp alle benodigde jeugdhulp te bieden aan de jeugdige, eventueel door als hoofdaannemer aanvullend een onderaannemer in te schakelen.

  • 3.

    Binnen een gezin kunnen meerdere jeugdigen ieder een individuele voorziening met een eigen ondersteuningsprofiel ontvangen.

  • 4.

    Het college bepaalt in welk ondersteuningsprofiel binnen de specialistische jeugdzorg de jeugdige geplaatst wordt. De zorgaanbieder bepaalt de intensiteit van de in te zetten hulp.

  • 5.

    Het college bepaalt het ondersteuningsprofiel voor de jeugdige en stelt samen met de jeugdige en/of de ouders het te behalen resultaat vast.

  • 6.

    De zorgaanbieder formuleert samen met de jeugdige/ het gezin de doelen die leiden tot het door het college vastgestelde resultaat.

  • 7.

    De zorgaanbieder bepaalt samen met de jeugdige en/of de ouders de intensiteit die bij het ondersteuningsprofiel past.

  • 8.

    De hulp binnen een ondersteuningsprofiel is verdeeld in drie (3) blokken van zes (6) à zeven (7) intensiteiten (A tot en met F/G) die in feite de zwaarte van de noodzakelijke ondersteuning uitdrukken.

Artikel 4.2 Aanvullende componenten bij een arrangement

  • 1.

    Naast de arrangementen bestaan er 4 aanvullende componenten, te weten:

    • a.

      Verblijf

    • b.

      ThuisPlus Jeugd

    • c.

      Medicatiecontrole

    • d.

      Vervoer

  • 2.

    Een verblijfscomponent wordt altijd in combinatie met een ondersteuningsprofiel toegepast. Het inzetten van een verblijfscomponent binnen een arrangement wordt bepaald door de zorgaanbieder en staat beschreven in het door de lokale toegang goedgekeurde perspectiefplan. De intensiteit van het in te zetten verblijfscomponent wordt bepaald door de lokale toegang.

  • 3.

    Een ThuisPLUS- Jeugd component is alleen mogelijk bij hersteltrajecten en na goedkeuring door de lokale toegang.

  • 4.

    ThuisPLUS-Jeugd mag worden toegepast als gedurende een zo kort mogelijke periode extra intensieve ambulante behandeling en/of dagbesteding nodig is om uithuisplaatsing te voorkomen.

  • 5.

    Voorwaarde voor deze inzet is dat de methode is beschreven in het door het Zorgteam goedgekeurde perspectiefplan.

  • 6.

    Het tarief Verblijfscomponent en ThuisPLUS-Jeugd is per etmaal.

  • 7.

    Alleen in uitzonderingsgevallen, waarin de ouders/het netwerk de jeugdige niet zelf kunnen vervoeren, is de zorgaanbieder verplicht dit te regelen. Dit moet opgenomen zijn in het door het Zorgteam goedgekeurde perspectiefplan en binnen de regio Westfriesland zijn.

  • 8.

    Voor vervoer buiten de regio Westfriesland en rolstoelvervoer waarin de ouders/het netwerk de jeugdige niet zelf kunnen vervoeren, kan de zorgaanbieder contact zoeken met het Zorgteam.

  • 9.

    Het component medicatiecontrole kan na de beëindiging van een arrangement ingezet worden als alleen nog periodieke medicatiecontrole nodig is. Dit kan aangevraagd worden door de zorgaanbieder in samenspraak met de jeugdige. Het Zorgteam bepaalt de toekenning.

Artikel 4.3 Andere vormen van specialistische jeugdhulp

  • 1.

    De volgende vormen van specialistische jeugdhulp vallen niet binnen bovengenoemde arrangementen en kunnen apart toegekend worden:

    • a.

      Dyslexiezorg: Ondersteuning voor jeugdigen met (een vermoeden van) ernstig enkelvoudige dyslexie (EED), in de vorm van dyslexieonderzoek en/of behandeling.

    • b.

      Pleegzorg: Ondersteuning waarbij pleegouders de jeugdige verblijf, verzorging en opvoeding bieden in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de biologische ouders door een pleegzorgaanbieder.

  • 2.

    Dyslexiezorg kan ingezet worden door een verwijzing vanuit de school van de jeugdige.

  • 3.

    Het Zorgteam kan, wanneer de ouders daarmee instemmen, een beschikking afgeven voor (tijdelijke) plaatsing van een kind in een pleeggezin. Wanneer er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel (ondertoezichtstelling of voogdij) kunnen gecertificeerde instellingen op basis van een machtiging van de kinderrechter een aanmelding voor pleegzorg doen. De gemeente geeft een beschikking af, ongeacht of er sprake is van een vrijwillig dan wel een gedwongen kader. Aan een pleegzorgplaatsing ligt altijd een gemeentelijke beschikking ten grondslag, tenzij er sprake is van een crisisplaatsing.

Artikel 4.4 Hoogspecialistische jeugdhulp

  • 1.

    Indien blijkt dat de specialistische jeugdhulp voor een jeugdige niet voldoende is, kan hoogspecialistische jeugdhulp worden ingezet.

  • 2.

    Voor de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp moet het Regionale Adviesteam HS een positief advies afgeven aan het Zorgteam.

  • 3.

    Het adviesteam oordeelt of de te verlenen hulp onder specialistische jeugdhulp in de vorm van een arrangement geboden kan worden of dat er een noodzaak is voor het inzetten van hoogspecialistische jeugdhulp.

Hoofdstuk 4 Toegang tot jeugdhulp via de gemeente

In de artikelen 5 t/m 9 (en indien van toepassing ook artikel 10 toegang hoogspecialistische jeugdhulp) wordt de procedurele toegang tot jeugdhulp via de gemeente geschetst. Het proces bestaat uit de volgende stappen: melding, vooronderzoek, gesprek, verslaglegging/perspectiefplan en aanvraag individuele voorziening.

Artikel 5. Melding en toegang tot specialistische jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Jeugdigen en ouder(s) kunnen zich rechtstreeks wenden tot een aanbieder van een overige voorziening zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Verordening jeugdhulp gemeente Koggenland 2020.

  • 2.

    Jeugdigen en ouder(s) kunnen een hulpvraag melden bij het college door middel van een door het college vastgesteld aanmeldformulier of door deel 1 in het vullen van het perspectiefplan.

  • 3.

    Het college bevestigt de ontvangst van de melding van de hulpvraag schriftelijk.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel.

  • 5.

    Naast de genoemde mogelijkheden in lid 1 en 2 kan de jeugdige en/of zijn ouders zich met een hulpvraag wenden tot de huisarts, jeugdarts of medisch specialist.

Artikel 6. Vooronderzoek

  • 1.

    Het Zorgteam neemt namens het college contact op met de jeugdige en/of zijn ouders om een afspraak te maken voor een gesprek. Hierbij verzamelt het college alle voor het onderzoek, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie.

  • 2.

    De jeugdige en/of zijn ouders verschaffen het Zorgteam alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het Zorgteam voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 3.

    Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) bekend zijn bij de gemeente, kan het Zorgteam in overeenstemming met de jeugdige en/of zijn ouder(s) afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid. Daarnaast kan het Zorgteam hiervan afzien in situaties van hoge urgentie zoals een levensbedreigende situatie waarbij de noodzaak tot acuut ingrijpen aantoonbaar is en in geval van onvermogen van de jeugdige of ouders.

  • 4.

    Het Zorgteam brengt de jeugdige en/of zijn ouder(s) op de hoogte van de mogelijkheid om een familiegroepsplan op te stellen en dit binnen twee weken in te dienen.

Artikel 7. Gesprek

  • 1.

    Het Zorgteam onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouder(s) voor zover noodzakelijk en/of mogelijk:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige;

    • b.

      de mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke zorg of hulp uit het sociale netwerk te voorzien in de behoefte;

    • c.

      de behoefte aan ondersteuning van de ouder(s);

    • d.

      de mogelijkheid om gebruik te maken van een algemene en/of overige voorziening(en);

    • e.

      de veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en zijn ouder(s);

    • f.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen.

  • 2.

    Als de jeugdige en/of zijn ouders al een familiegroepsplan hebben opgesteld, betrekt het Zorgteam dit plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het Zorgteam informeert de jeugdige en zijn ouder(s) over de gang van zaken, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 4.

    Het Zorgteam kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek als de hulpvraag genoegzaam bekend is of in geval van crisissituaties waarbij de veiligheid van kinderen en/of betrokkenen in het geding is en acuut ingrijpen aantoonbaar noodzakelijk is.

Artikel 8. Verslaglegging/Perspectiefplan

  • 1.

    Het Zorgteam zorgt samen met de inwoner voor het invullen van het perspectiefplan.

  • 2.

    De jeugdige en/of de ouders ontvangen het perspectiefplan.

  • 3.

    Indien een individuele voorziening wordt geïndiceerd, wordt dit vermeld in het perspectiefplan. De individuele voorziening bestaat uit een omschrijving van de ondersteuningsbehoefte en beschrijft tevens de resultaten die met hulp en ondersteuning bereikt dienen te worden.

  • 4.

    De zorgaanbieder wordt, na toestemming door jeugdige en/of zijn ouders, op de hoogte gesteld van de te behalen resultaten en het geselecteerde ondersteuningsprofiel en maakt afspraken met de jeugdige en/of zijn ouders hoe de jeugdhulp ingezet wordt. In het perspectiefplan staat binnen welke termijn dit moet worden behaald. Ook wordt in dit perspectiefplan opgenomen wanneer de te behalen resultaten worden geëvalueerd.

  • 5.

    Het perspectiefplan wordt ondertekend door de zorgaanbieder en de jeugdige en/of zijn ouder(s).

  • 6.

    Indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat een individuele voorziening via het zorgaanbod van de gecontracteerde zorgaanbieders niet passend is in hun situatie bestaat de mogelijkheid om in de vorm van een persoonsgebonden budget de noodzakelijke jeugdhulp te ontvangen. Dergelijke afspraken worden dan ook vastgelegd in het perspectiefplan.

Artikel 9. Aanvraag individuele voorziening

  • 1.

    Indien blijkt dat een individuele voorziening nodig is, dient een perspectiefplan te worden ondertekend door zowel de jeugdige en/of zijn ouder(s) als de zorgaanbieder.

Artikel 10. Toegang Hoogspecialistische jeugdhulp

  • 1.

    De toegang tot Hoogspecialistische jeugdhulp, verder te noemen HS, gaat altijd via een advies van het Regionaal Adviesteam HS.

  • 2.

    Met in achtneming van dit advies geeft het college een beschikking af.

  • 3.

    Zowel het college, de gecertificeerde instelling, de (huis)arts en de rechter kunnen vaststellen dat inzet van HS nodig zou kunnen zijn. In al deze gevallen adviseert het Regionale Adviesteam HS of de jeugdige ook daadwerkelijk in de HS toegelaten wordt.

Hoofdstuk 5: Persoonsgebonden budget

Artikel 11.1 Persoonsgebonden budget

In de verordening jeugdhulp 2020 gemeente Koggenland zijn in de artikelen 10 en 11 regels opgenomen over persoonsgebonden budget.

 

Wanneer er sprake is van pgb wordt het pgb-plan/perspectiefplan door het college getoetst op pgb-vaardigheden en de kwaliteitseisen van de zorgaanbieder/ zzp’er.

 

Artikel 11.2 Vereiste pgb-vaardigheden

Pgb-vaardigheid omvat onder meer de volgende onderdelen:

  • a.

    Kwaliteit van het pgb-plan

  • b.

    Financieel beheer

  • c.

    Zorginhoudelijk beheer

  • d.

    Werkgeverschap

 

  • a.

    Kwaliteit van het pgb-plan

    Een budgethouder is in staat om de doelstellingen en de resultaten te kunnen vertalen in een perspectiefplan. De budgethouder zal voordat het pgb wordt toegekend een pgb-plan/perspectiefplan moeten overleggen inclusief een daarbij horende zorgovereenkomst. Het invullen van het pgb-plan en zorgovereenkomst vereist bepaalde vaardigheden. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee die gesteld worden aan een budgethouder of beheerder:

    • Kennis van het doel van de Jeugdwet;

    • Kennis hebben van beperkingen en stoornissen/de hulpvraag;

    • Kennis hebben om de juiste ondersteunende activiteiten in te zetten en hun omvang om de geformuleerde doelstellingen/resultaten te kunnen behalen;

    • Kennis hebben van kosten in relatie tot de inzet van activiteiten;

    • Zelf een pgb-plan opstellen;

    • Kennis over hoe de zorgverlening te organiseren om resultaatafspraken te behalen;

    • Beheersen van de Nederlandse taal in woord en geschrift.

  • b.

    Financieel beheer

    Een budgethouder moet in staat zijn een administratie te kunnen voeren. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:

    • Kunnen ordenen;

    • Facturen/declaraties kunnen controleren (passend binnen de zorgovereenkomst), accorderen en insturen;

    • Inzicht hebben in het beschikbare en benodigde budget;

    • Het budget voor de juiste doeleinden kunnen inzetten;

    • Acties kunnen uitzetten bij externen indien iets verandert of niet correct loopt;

    • Digitaal vaardig zijn.

  • c.

    Zorginhoudelijk beheer

    In staat zijn om de doelstellingen in het perspectiefplan te volgen en te bewaken.

    Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:

    • Inzicht hebben in de activiteiten/ondersteuning die worden geleverd;

    • Opzetten van een werkrooster;

    • Inzicht hebben hoe deze ondersteuningsactiviteiten bijdragen aan de doelstellingen;

    • Acties kunnen uitzetten om bij te sturen dan wel in te grijpen;

    • In staat zijn om evaluatiegesprekken te voeren en de effecten te volgen en bij te sturen indien nodig;

    • In staat zijn om de juiste hulpverleners te kiezen passend bij de doelstellingen;

    • In staat zijn om afspraken te maken met de hulpverlener(s) en zorgovereenkomsten correct te kunnen invullen en afsluiten;

    • Aansturing en inwerken van de zorgverlener.

  • d.

    Werkgeverschap (3 dagen ondersteuning of meer)

    De budgethouder moet in staat zijn de werkgeversverplichtingen voortkomend uit het pgb te kunnen vervullen (indien van toepassing). Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:

    • Het juiste type zorgovereenkomst kunnen kiezen.

    • Het kunnen kiezen voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd.

    • Het kunnen hanteren van wel/geen proeftijd.

    • Via het portaal SVB ziekmeldingen kunnen doen en de gemeente te informeren.

    • Doorbetalen van de hulpverlener bij ziekte.

    • Overeenkomen van een correct uurtarief conform het wettelijk minimumloon.

    • Correct hanteren van de opzegtermijn.

Artikel 11.3 Kwaliteitseisen van de jeugdhulpaanbieder die via een pgb werkt

  • 1.

    Volgens de Jeugdwet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de kwaliteit van de jeugdhulp.

    De jeugdhulpaanbieder dient te voldoen aan de landelijke wettelijke kwaliteitseisen. Voor een jeugdhulpaanbieder/zzp’er die op basis van een persoonsgebonden budget jeugdhulp wil aanbieden gelden dezelfde wettelijke kwaliteitseisen.

    Deze luiden als volgt:

    • bieden verantwoorde hulp, die veilig, doeltreffend, doelmatig, en cliëntgericht is en afgestemd op de behoefte van het kind of de ouder (art. 4.1.1 eerste lid)

    • hebben kwalitatief en kwantitatief voldoende personeel zodat ze verantwoorde hulp kunnen bieden (norm van verantwoordelijkheidstoedeling) (art. 4.1.1 tweede lid)

    • werken met een familiegroepsplan, hulpverleningsplan of plan van aanpak (art. 4.1.3)

      hebben een kwaliteitssysteem (art. 4.1.4)

    • werken met medewerkers die een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) hebben (art. 4.1.6)

    • hebben een verplichte meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling (art. 4.1.7)

    • hebben een meldplicht bij calamiteiten en geweld (art. 4.1.8)

    • hebben een vertrouwenspersoon (4.1.9)

    • hebben een klachtenregeling en -commissie (4.2.1)

    • hebben een cliëntenraad (4.2.5).

  • 2.

    In de toekenning van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking gewezen op de kwaliteitseisen genoemd in lid 1.

  • 3.

    Het Landelijk Toezicht jeugd bestaat uit de Inspectie jeugdzorg, Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Veiligheid en Justitie. Zij voeren gezamenlijk het landelijk toezicht uit op de kwaliteit van de jeugdhulp, de jeugdbescherming en jeugdreclassering.

Artikel 11.4 Vereisten aan wettelijke vertegenwoordiger of gemachtigde als budgethouder:

Als de budgethouder niet zelf het pgb kan beheren is het mogelijk een vertegenwoordiger aan te stellen die het budget beheert. De vertegenwoordiger kan een wettelijk vertegenwoordiger zijn of een gemachtigde. Aan de budgetbeheerder stellen we de volgende eisen:

  • De budgetbeheerder is niet degene die de ondersteuning levert. In uitzonderlijke gevallen kan het college daar wel specifiek toestemming voor geven;

  • De budgetbeheerder toont aan dat ondanks een eventuele fysieke afstand tot de budgethouder kan worden voldaan aan de taken en verantwoordelijkheden;

  • Als een budgethouder een wettelijk vertegenwoordiger heeft kan deze ook als beheerder worden aangewezen;

  • De budgetbeheerder van het pgb wordt in principe niet uit het pgb betaald;

  • De budgethouder/ouders/jeugdige heeft zelf de keuze gemaakt voor pgb in plaats van zorg in natura en niet de budgetbeheerder;

  • De budgetbeheerder heeft kennis op het gebied van zowel financiën als zorgtaken;

  • De budgetbeheerder mag zelf niet onder bewind staan;

  • De budgetbeheerder mag niet meer dan 3 budgethouders bedienen.

Artikel 11.5 Combinatie zorg in natura en pgb

  • 1.

    Het heeft de voorkeur om een arrangement in één vorm te verstrekken (zorg in natura of pgb).

  • 2.

    Indien echter een combinatie van zorg in natura en pgb wordt geleverd, zal een deel van de zorg in natura toegekend worden op basis van een lagere intensiteit, in overleg met de zorgaanbieder.

Artikel 11.6 Inzet sociaal netwerk

  • 1.

    Onder het sociaal netwerk wordt de informele hulpverlener verstaan, hieronder vallen onder andere ouders, familie, vrienden en kennissen van de budgethouder.

  • 2.

    Indien een jeugdhulpaanbieder/zzp’er niet voldoet aan de criteria genoemd in artikelen 11.2 en 11.3 valt deze onder het sociaal netwerk. Ouders die jeugdhulp bieden aan hun eigen kind en tevens zzp’er zijn vallen onder het sociaal netwerk.

  • 3.

    Bij inzet van het sociale netwerk moet in het pgb-plan worden aangetoond dat wordt voldaan aan de onderstaande voorwaarden:

    • 1.

      het inzetten van het sociaal netwerk leidt aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning en is aantoonbaar doelmatiger dan een individuele voorziening in natura;

    • 2.

      het gebruikelijke zorg overstijgt;

    • 3.

      er sprake is van langdurige, omvangrijke en frequente ondersteuningsvraag; en

    • 4.

      in alle redelijkheid en billijkheid niet verwacht kan worden dat iemand dit in het kader van gebruikelijke zorg en mantelzorg doet.

Artikel 11.7. Wijze van berekenen van een pgb

Voor het berekenen van de hoogte van het pgb wordt uitgegaan van de tarieven die gelden voor de zorg in natura producten die voor het jaar 2019 zijn gecontracteerd.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 12 Indexering

De tarieven van de individuele voorzieningen waar deze Beleidsregels op van toepassing zijn worden jaarlijks geïndexeerd op basis van het landelijke prijsindexcijfer (CPI). De daadwerkelijke compensatie voor loon- en prijsindex blijkt in de septembercirculaire in het lopende jaar.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen bepalingen van deze beleidsregels buiten toepassing laten, indien deze gelet op het doel ervan tot onbillijkheden van overwegende aard kunnen leiden.

In alle gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze Beleidsregels treden in werking op 1 januari 2020.

Artikel 15 Citeertitel

  • 1.

    Deze Beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Jeugdhulp 2020 gemeente Koggenland.

  • 2.

    Deze Beleidsregels treden in werking op 1 januari 2020.

  • 3.

    De Beleidsregels jeugdhulp gemeente Koggenland 2018 worden per gelijke datum ingetrokken.