Organisatie | Sluis |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening parkeerbelastingen 2020 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 225 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2020 | 31-12-2020 | wijziging artikelen 6,7 en tarieventabel | 27-02-2020 | ||
01-01-2020 | 01-03-2020 | nieuwe regeling | 19-12-2019 |
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 november 2019;
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening;
gezien het advies van de commissie Samenleving/Middelen van 10 december 2019;
vast te stellen de volgende verordening
Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen2020
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruikgemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
Artikel 7 Termijnen van betaling
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.
Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 64,50.
De “verordening parkeerbelastingen 2012”, van 31 mei 2012, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 20 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Sluis, 19 december 2019
DE RAAD VOORNOEMD,
De griffier, De voorzitter,
Mr. P.T.G. Claeijs Mr. M.M.D. Vermue
Behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2020.
Indien een vergunning, als bedoeld in onderdeel II van deze tarieventabel, m.u.v. de bezoekersvergunning (onderdeel II.e) voor een deel van een kalenderjaar wordt verleend, wordt de belasting geheven naar rato van het aantal kwartalen dat er in dat kalenderjaar, na het verlenen van de vergunning, nog overblijven. Daarbij zal de navolgende regeling gelden:
Indien de aanvrager van een verleende parkeervergunning, als bedoeld in onderdeel II.a en II.d van deze tarieventabel, gedurende het jaar waarvoor een vergunning is verleend, verhuist en daardoor niet meer woonachtig dan wel gevestigd is binnen het gebied waarvoor de vergunning is afgegeven, wordt de belasting op verzoek van de belastingplichtige teruggegeven voor zoveel kwartaalgedeelten van de voor dat jaar verschuldigde parkeerbelasting als er in dat kalenderjaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kwartalen overblijven.
Behorende bij het raadsbesluit van 19 december 2019