Organisatie | Rijssen-Holten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rijssen-Holten houdende regels omtrent de heffing en de invordering van forensenbelasting (Verordening forensenbelasting Rijssen-Holten 2020) |
Citeertitel | Verordening forensenbelasting Rijssen-Holten 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belastingen |
Deze regeling vervangt de Verordening forensenbelasting Rijssen-Holten 2019.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.
artikel 223 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 19-12-2019 | 2019-0152/07 |
De raad van de gemeente Rijssen-Holten;
- gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders ‘belastingvoorstellen 2020’, paragraaf 4.1 van de programmabegroting 2020 (lokale heffingen);
- gelet op artikel 223 van de Gemeentewet;
- gezien de behandeling in de commissie ABZM op 2 december 2019;1
de verordening op de heffing en de invordering van een forensenbelasting 2020 (Verordening forensenbelasting Rijssen-Holten 2020) vast te stellen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder woning:
een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet.
Niet belastingplichtig is degene die ter tijdelijke waarneming van een openbare betrekking of ter bijwoning van de vergaderingen van een vertegenwoordigend openbaar lichaam, waarvan hij het lidmaatschap bekleedt, dan wel ingevolge last of bevel van de overheid, buiten de gemeente van zijn hoofdverblijf vertoeft.
1. De belasting bedraagt 0,366% van de waarde met een maximumbedrag van € 658,00
2. Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op gehele euro’s.
De “Verordening forensenbelasting Rijssen-Holten 2019” van 13 december 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 11, lid 2, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.