| BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN Toezicht en handhaving | TOELICHTING/ VOORWAARDEN | UNITMANAGER, TENZIJ ANDERS AANGEGEVEN |
RH01 | Besluiten omtrent gedoogbeschikkingen. | | Directeur |
RH02 | Besluiten betreffende het uitoefenen van toezicht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet- en regelgeving zoals gemandateerd in dit besluit in de mandaatnummers RMV01 t/m RMV13, alsmede artikel 10:63 Wm. | Betreft mede: a. voorwaarschuwingsbrief; b. accepteren van een melding of beoordelen van rapportages op grond van vergunningvoorschriften; c. nemen van goedkeuringsbesluiten op basis van vergunningvoorschriften; d. beoordelen van milieujaarverslagen overeenkomstig de bij of krachtens titel 12.3 Wm gestelde regels; e. vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit kader toegezonden informatie (art. 5.16, Awb). | Medewerker ten aanzien van a en e en ten aanzien van bezoeksbevestigingsbrieven. Unitmanager ten aanzien van b, c en d. |
RH02A | Het naar aanleiding van de kenbaar gemaakte zienswijze(n) afzien van bestuursrechtelijk handhavend optreden. | | Directeur |
RH03 | Besluiten op verzoeken van derden om bestuursrechtelijk handhavend op te treden. | | |
RH04 | Besluiten op grond van Titel 5.3 en Titel 5.4, Awb (herstelsancties en bestuurlijke boete). | Betreft mede het besluit tot het opleggen van een spoedeisende last onder bestuursdwang, dan wel het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, conform art. 5.31, Awb juncto 5.17, Wabo, dan wel de schriftelijke bekrachtiging van de mondelinge aanzegging daartoe. De verplichting tot het plegen van vooroverleg, als bedoeld in artikel 5, eerste en derde lid, van het mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor OZHZ is niet van toepassing bij een direct gevaar voor de menselijke gezondheid dan wel dreiging daarvan, dan wel bij aanmerkelijke gevolgen voor het milieu of de natuur. In dat geval worden de portefeuillehouder en het bureauhoofd van de provincie zo spoedig mogelijk door de directeur Omgevingsdienst geïnformeerd over de toepassing van het mandaat. | Besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom en tot het opleggen van een last onder bestuursdwang: Directeur |
RH05 | Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens de Wabo. | | |
RH06 | Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit. | | |
RH07 | Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens artikel 1.1a, hoofdstuk 8,10, 13, 14, 17 en 19 Wm. | Bij ongewone voorvallen en gevallen waarbij de stabiliteit van afvalvoorzieningen in het geding is, zal in spoedeisende gevallen voorafgaand vooroverleg niet altijd mogelijk zijn. Artikel 5, eerste en derde lid, van het mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor OZHZ is dan niet van toepassing. In dat geval worden portefeuillehouder en bureauhoofd van de provincie zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de toepassing van het mandaat. | |
RH08 | Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens: - de Ontgrondingenwet; - de Omgevingsverordening Zuid-Holland voor de bevoegdheden betreffende ontgrondingen, stiltegebieden, bodemsanering, ontgassen van varende schepen en de milieubeschermingsgebieden voor grondwater; - de PMV voor wat betreft de milieubeschermingsgebieden voor grondwater; - het Besluit geluidproductie sportmotoren. | In de Omgevingsverordening zijn per 1 april 2019 grotendeels de bevoegdheden die voorheen in de PMV stonden opgegaan. Voor het deel van de milieubeschermingsgebieden voor grondwater blijft de PMV echter nog van kracht; dit deel van de verordening zal pas later worden overgebracht naar de Omgevingsverordening, dus tot die tijd blijft de PMV de grondslag. | |
RH09 | 1. Toezicht/handhaving op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen. 2. Vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit kader toegezonden informatie. | Betreft een mandaat op grond van art. 18.2c Wm (taak om zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 10 gestelde verplichtingen, voor zover zij betrekking hebben op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.44 Wm). Dit mandaat heeft met name betrekking op vervoer tussen bedrijven. | Medewerker |
RH10 | Besluiten in het kader van omgevingsvergunningen voor zover het betreft de PMV en de Omgevingsverordening Zuid-Holland, waarbij Gedeputeerde Staten niet het bevoegd gezag zijn. | Betreft mede: Het verzoek om handhaving bij een gemeente als bedoeld in art. 5.20, eerste lid, Wabo (Indien na ambtelijk/bestuurlijk overleg door de gemeente geen gevolg wordt gegeven aan het handhavingsadvies kan een formeel verzoek om handhaving worden ingediend bij de gemeente). Het ingebreke stellen van een gemeente indien niet tijdig wordt besloten op het handhavingsverzoek(Alvorens tot ingebrekestelling wordt overgegaan, dient eerst nog ambtelijk/bestuurlijk overleg plaatste vinden). De PMV is slechts gedeeltelijk ingetrokken en zal pas op een later moment geheel opgaan in de Omgevingsverordening. | Directeur |
RH12 | Besluiten in het kader van toezicht op en handhaving van: a. Wnb b. Natuurschoonwet 1928; c. Beleidsregel Compensatie Natuur, Recreatie en Landschap Zuid-Holland 2013; Betreft niet besluiten op grond van de hardheidsclausule. Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland. | N.B. de vergunningverlening van a en b is opgedragen aan de Omgevingsdienst Haaglanden. N.B. de vergunningverlening van c is opgedragen aan de Omgevingsdienst Midden-Holland. | Ondermandaat conform RH02 voor zover van toepassing |
RH13 | Verzoeken tot intrekking van door de Faunabeheereenheid Zuid-Holland aan derden gegeven toestemming op grond van artikel 5.10 van de Omgevingsverordening Zuid-Hollland. | Dit betreft de toestemming als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Wet natuurbescherming. Dit geschiedt op verzoek van Gedeputeerde Staten (en in overleg met het bureauhoofd van de provincie). | |