Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent de heffing en invordering van toeristenbelasting (Verordening toeristenbelasting Breda 2020) |
Citeertitel | Verordening toeristenbelasting Breda 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening toeristenbelasting Breda 2019.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.
artikel 224 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-12-2019 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 19-12-2019 | 2019-2897 |
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander vakantieonderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan een en ander voor zover deze vakantieonderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.
De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:
van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centrale Orgaan opvang Asielzoekers.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De grondslagen van de belasting zijn:
voor een verblijf in een kampeermiddel op een kampeerterrein: de vergoeding die ter zake van het verblijf met overnachten, de logies, in rekening wordt gebracht, de toeristenbelasting daaronder niet begrepen. Indien omzetbelasting verschuldigd is wordt als vergoeding aangemerkt het bedrag dat als verschuldigd wegens het houden van verblijf met overnachten aan de heffing van omzetbelasting is onderworpen.
Na aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 12 Termijnen van betaling
In afwijking van de voorgaande leden moet een voorlopige aanslag worden betaald in zoveel gelijke termijnbedragen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het jaar van de dagtekening overblijven, met dien verstande dat het aantal betalingstermijnen steeds minimaal twee telt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden een registratie te houden waaruit het aantal overnachtingen blijkt, dan wel de vergoeding die ter zake van het verblijf met overnachten in rekening is gebracht.
Artikel 15 Overgangsrecht en inwerkingtreding
De 'Verordening toeristenbelasting Breda 2019', vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.