Organisatie | West Betuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de gemeenteraad van de gemeente West-Betuwe houdende regels omtrent veiligheid Beleidsvisie externe veiligheid West Betuwe 2019 – 2023 |
Citeertitel | Beleidsvisie externe veiligheid West Betuwe 2019 – 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-12-2019 | nieuwe regeling | 26-11-2019 |
De gemeente West Betuwe wil een veilige fysieke leefomgeving bieden aan haar inwoners en bezoekers. In samenwerking met de veiligheidsregio, omgevingsdienst en overige partners draagt zij zorg voor een ruimtelijke ordeningsproces waarin externe veiligheidsrisico’s vroegtijdig, vanaf de eerste initiatieven, worden onderkend en worden meegewogen bij de inrichting en het gebruik van de ruimte. Hierbij worden de risicovolle situaties op grond van de huidige én nieuwe inzichten volgens de huidige Externe Veiligheid (EV)-regelgeving én toekomstige regelgeving omtrent omgevingsveiligheid beschouwd, afgewogen en meegenomen in het ruimtelijk ontwerp. Voor zover mogelijk worden risicobronnen en –ontvangers zo veel mogelijk van elkaar gescheiden. Bijzondere aandacht heeft de mate van zelfredzaamheid van mensen en de mogelijkheden om die te vergroten. In aanvulling op de relevante beoordelingskaders in de regelgeving kiest de gemeente voor enkele ambities ten behoeve van het bereiken en in stand houden van een veilige fysieke leefomgeving. De belangrijkste ambities zijn gericht op het al dan niet (onder voorwaarden) toelaten, van nieuwe "risicovolle activiteiten" of "(zeer) kwetsbare objecten" binnen bepaalde gebieden bij het vaststellen van gemeentelijke omgevingsbesluiten. Daarnaast spant de gemeente zich in om een veilige omgeving te waarborgen bij het vaststellen van besluiten door provincie of rijk, waarbij risicovolle activiteiten worden toegelaten op het grondgebied van de gemeente. Dit geldt onder andere voor de besluitvorming rond het toelaten van meer vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoortraject Meteren-Den Bosch in het kader van het Programma Hoogfrequent Spoor (PHS). In tabel 1 zijn de gebiedsgerichte EV-ambities, zoals uitgewerkt in hoofdstuk 2 van deze visie, overzichtelijk samengevat.
Relatief veilige gemeente (bestaande situatie)
Weinig bedrijven in West Betuwe veroorzaken een relatief groot extern veiligheidsrisico. Het gaat om een groot gasreduceerstation van Gasunie en enkele bedrijven met opslag van vloeibaar gas (LPG, LNG of propaan) in een grote tank, met opslag van grote hoeveelheden verpakte gevaarlijke stoffen of met grote ammoniakkoelinstallaties. Daarnaast zijn er een groot aantal risicobronnen met (zeer) beperkte externe veiligheidsrisico's. Gedacht kan worden aan kleine propaantanks, vuurwerkverkooppunten en gasdrukregel- en meetstations.
Ook de A15, de A2, het spoortraject Utrecht-Den Bosch, de Betuweroute, de Waal en enkele ondergrondse leidingen zijn relevante risicobronnen met een relatief groot extern veiligheidsrisico. Minder relevant is het vervoer van gevaarlijke stoffen over provinciale en gemeentelijke wegen omdat de kans op een ongeval met grote gevolgen voor de leefomgeving zeer klein is.
Op korte afstand van de risicobronnen gelden wettelijke risiconormen of afstandseisen. In de huidige situatie zijn er geen knelpunten op korte afstand van deze risicobronnen.
Daarnaast moet binnen de aandachtsgebieden rond of langs de belangrijkste risicobronnen rekening worden gehouden met de mogelijke effecten van een brand, explosie en/of gifwolk. De aandachtsgebieden laten zien waar extra aandacht nodig is om aanwezigen in nieuwe situaties te beschermen tegen de gevaren bij ongevallen met deze effecten. Het is niet nodig om maatregelen te treffen ter bescherming van personen in gebouwen en locaties die al rechtmatig binnen een aandachtsgebied van een bestaande risicobron aanwezig zijn. Wel kan het bevoegd gezag in deze bestaande situaties kiezen voor het treffen van zinvolle en haalbare maatregelen. Aangezien de bescherming van personen in aandachtsgebieden rond enkele LPG-tankstations in en nabij de woongebieden van Geldermalsen, Meteren en Waardenburg een aandachtspunt is, kiest de gemeente voor onderzoek naar en het eventueel treffen van maatregelen ter verbetering van de bescherming van personen in bestaande (zeer) kwetsbare objecten binnen deze aandachtsgebieden.
1.1 Aanleiding actualisatie beleidsvisies
In verband met de fusie van de gemeenten Geldermalsen, Neerijnen en Lingewaal heeft een actualisatie plaatsgevonden van de huidige beleidsvisies externe veiligheid van deze gemeenten en zijn deze samengevoegd tot één beleidsvisie, te weten de Beleidsvisie externe veiligheid West Betuwe. Bij het opstellen hiervan:
1.2 Modernisering omgevingsveiligheid
Landelijke ervaringen met het externe veiligheidsbeleid zijn aanleiding geweest voor een accentverschuiving. Deze verschuiving is opgenomen in de Omgevingswet (zie ook paragraaf 1.3). Hierin is ook de naamgeving veranderd naar omgevingsveiligheid. Het bereiken en in stand houden van een veilige fysieke leefomgeving is één van de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet.
Figuur 1. Integrale beschouwing leefomgeving
De Omgevingswet gaat over het zoeken van de balans tussen aspecten in de leefomgeving (zoals omgevingsveiligheid) en andere belangen en belanghebbenden (zoals de inwoners). Het bevoegd gezag bepaalt conform de instructieregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna BKL) of mensen voldoende zijn beschermd tegen de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit wordt gerealiseerd door een gebied zo in te richten dat de mensen die er verblijven voldoende zijn beschermd tegen de gevaren van een brand, explosie of gifwolk. Het veilig inrichten en gebruiken van de leefomgeving is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van publieke en private partijen en niet enkel een taak van de overheid.
In de omgevingsvisie wordt vastgelegd welke activiteiten al aanwezig zijn in het gebied en welke ontwikkelingen gewenst zijn. Daarnaast maakt het bevoegd gezag een keuze over het gewenste beschermingsniveau in relatie tot de gevaren van een brand, explosie of gifwolk. In de visie worden de beschermingsdoelstellingen in hoofdlijnen geschetst.
In het omgevingsplan worden beschermingsdoelstellingen verder uitgewerkt. Hierbij heeft het bevoegd gezag bestuurlijke afwegingsruimte om regelgeving toe te spitsen op de lokale situatie en de lokale ambities. De beschermingsdoelstellingen worden in het omgevingsplan geformuleerd aan de hand van doelvoorschriften, middelvoorschriften of een combinatie.
De inwerkingtreding van de Omgevingswet staat gepland voor 2021. Op dat moment wordt toepassing van het gemoderniseerde omgevingsveiligheidsbeleid juridisch verplicht. Overheden hoeven echter niet te wachten met het toepassen van het beleid. Zij kunnen nu al voorsorteren op de Omgevingswet en het omgevingsveiligheidsbeleid.
1.3 Aandachtsgebieden in plaats van invloedsgebieden
In het kader van de omgevingsveiligheid is er een alternatief voor de huidige verantwoording van het groepsrisico geïntroduceerd (het schillenmodel). Dit alternatief groepsrisico-instrument gaat uit van het principe dat er rond een risicobron zones (schillen voor brand, explosie, gifwolk) zijn, waarbij maatregelen worden overwogen en gekozen die passen bij de aard van het effect. Het basisidee van het schillenmodel is vertaald naar op het groepsrisico gebaseerde aandachtsgebieden.
Het BKL kent drie aandachtsgebieden:
Figuur 2. Aandachtsgebieden voor brand, explosie en gifwolk
De aandachtsgebieden maken inzichtelijk in welk gebied zich bij een incident nog levensbedreigende gevolgen voor personen in gebouwen kunnen voordoen. In het aandachtsgebied moet nagedacht worden over het ontwerpen van een veilige omgeving, gegeven het resterend risico van een maatschappelijk aanvaarde risicovolle activiteit. Deze "aandachtsgebieden" zijn in een aantal gevallen (veel) kleiner dan "invloedsgebieden", waarbinnen op grond van de huidige EV-regelgeving een verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden bij het toelaten van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. Daarnaast zijn enkele nieuwe inzichten ontstaan over de externe veiligheidsrisico's van risicobronnen.
In de bijlagen 2 en 3 en op een online EV-signaleringskaart is aangegeven welke externe veiligheidszones het meest relevant zijn op grond van de huidige en nieuwe regelgeving en wat de relevante verschillen zijn.
1.4 Het beschermen van (zeer) kwetsbare en beperkt kwetsbare gebouwen of locaties
De te beschermen personen kunnen zich volgens de definities uit het BKL bevinden in zeer kwetsbare gebouwen of (beperkt) kwetsbare gebouwen/locaties. De indeling in kwetsbaarheid wordt met name bepaald door de mate van zelfredzaamheid van de personen en het aantal aanwezige personen. Waar in de gemeente welke objecten zijn toegestaan is vastgelegd in bestemmings- of omgevingsplannen.
De zeer kwetsbare gebouwen vormen in het omgevingsveiligheidsbeleid een nieuwe categorie ten opzichte van de huidige EV-regelgeving. In de huidige EV-visies zijn echter al wel ambities voor deze zeer kwetsbare objecten opgenomen. Het gaat hierbij om gebouwen waar (groepen) personen verblijven met een beperkte zelfredzaamheid, zoals minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten. Zeer kwetsbare gebouwen zijn bijvoorbeeld ziekenhuizen of kinderdagverblijven. Zie bijlage I bij deze EV-visie voor de volledige definitie van het begrip zeer kwetsbare gebouwen.
1.5 Het aanwijzen van voorschriftengebieden
De gemeente kan er voor kiezen om in een omgevingsplan een brand- en/of explosieaandachtsgebied aan te wijzen als brand- en/of explosievoorschriftengebied. In een voorschriftengebied gelden dan op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna BBL) extra bouwvoorschriften gericht op bescherming tegen een brand- en/of explosie. Deze voorschriften gelden echter alleen bij nieuwbouw! Ook kan de gemeente er voor kiezen om een kleiner of geen brand- of explosievoorschriftengebied aan te wijzen. Dit kan echter niet bij plasbrandaandachtsgebieden welke in het kader van het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen zijn aangewezen. Ook locaties voor nieuwe “zeer kwetsbare gebouwen” binnen een brand- of explosieaandachtsgebied moeten als voorschriftengebied worden aangewezen. Een gifwolkaandachtsgebied kan niet worden aangewezen als voorschriftengebied. Na het in werkingtreden van de Omgevingswet geldt voor alle nieuwbouw dat de ventilatie centraal afschakelbaar moet zijn.
Figuur 3. Het aanwijzen van brandaandachtsgebieden (voorbeeld)
2 Visie en ambitie gemeente West Betuwe
Om in een vroeg stadium helder te krijgen wat op het gebied van externe veiligheid wettelijk moet en waar afwegingsruimte zit, is onderhavige visie opgesteld. De visie is conform de uitgangspunten zoals benoemd in de versie van mei 2019 van de Omgevingswet opgesteld.
De ambities in de visie zijn naast wettelijke regels met name van toepassing bij het vaststellen van omgevingsbesluiten en de vergunningverlening voor risicovolle activiteiten. Ook zijn in deze visie ambities met betrekking tot de organisatie van de uitvoering van de wettelijke regels opgenomen.
Door toepassing van deze ambities worden ad hoc besluiten voorkomen. Bij het toepassen van ambities wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties. De ambities hebben in veel gevallen betrekking op (de omgeving van) activiteiten met externe veiligheidsrisico’s als bedoeld in de bijlagen VII tot en met X van het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna BKL) en vuurwerkverkooppunten.
De ambities in de visie zijn zo geschreven dat deze kunnen worden gebruikt bij het vaststellen van besluiten rondom risicosituaties volgens zowel de huidige regelgeving als volgens de per 1 januari 2021 van kracht wordende Omgevingswet. Deze visie kan voor wat betreft het aspect externe veiligheid dan ook worden gebruikt als input voor de nog op te stellen Omgevingsvisie West Betuwe.
De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd om tot de beleidsuitspraken te komen die in dit
Naast de aangewezen basisnetroutes voor het structureel vervoer van gevaarlijke stoffen wordt spoortraject Meteren/Zaltbommel beschouwd als een EV-relevante transportroute 1 . Provinciale en gemeentelijke wegen binnen de gemeente worden echter niet beschouwd als een EV-relevante transportroute 2 . Rivier de Waal wordt na 1 januari 2021 mogelijk niet meer als een relevante transportroute beschouwd.
In samenwerking met de veiligheidsregio, omgevingsdienst en overige partners draagt de gemeente zorg voor een ruimtelijk ordeningsproces waarin veiligheidsrisico’s vroegtijdig, vanaf de eerste initiatieven, worden onderkend en meegewogen bij de inrichting en het gebruik van de ruimte (en de bouwwerken daarbinnen).
Bij het ontwerpen van gebouwen, het inrichten van de omgeving en/of het toelaten van (nieuwe of uitbreiding van bestaande) activiteiten met externe veiligheidsrisico’s gelden de volgende principes:
Toepassen aanvullende gebouwmaatregelen (via aanwijzing voorschriftengebied).
Binnen brand- en/of explosievoorschriftengebieden gelden aanvullende bouweisen voor nieuwbouw als aanvulling op andere (omgevings)maatregelen die voor het gehele gebied gelden. Uitgangspunt is dat deze alleen worden toegepast waar ze zinvol én noodzakelijk 3 zijn. Eventueel kunnen gelijkwaardige maatregelen getroffen worden, waardoor de kans op een ongewoon voorval of het overlijden van een persoon in een (zeer) kwetsbaar gebouw kleiner wordt.
In aanvulling op bovengenoemde principes gelden voor nieuwe activiteiten of uitbreiding van bestaande activiteiten met externe veiligheidsrisico’s de volgende principes:
het brand- of explosieaandachtsgebied mag niet over een bestaand of geprojecteerd kwetsbaar gebouw of kwetsbare locatie zijn gelegen, tenzij op basis van onderzoek kan worden aangetoond dat de belangen van eigenaren/gebruikers van gronden binnen een aandachtsgebied niet onevenredig worden aangetast;
2.3 Ambities voor bestaande situaties:
De gemeente West Betuwe hanteert de onderstaande ambities bij bestaande situaties van activiteiten met externe veiligheidsrisico’s.
Bestaande activiteiten met externe veiligheidsrisico’s worden geaccepteerd, maar in bepaalde situaties wordt gestreefd naar het reduceren van relevante risico's. Dit geldt in ieder geval voor situaties, waarbij personen in zeer kwetsbare gebouwen of een groot aantal personen in kwetsbare gebouwen/locaties onvoldoende zijn beschermd. Hierbij zal ter voorkoming of beperking van veiligheidsrisico’s de volgende rangorde van maatregelen worden aangehouden:
Aangezien de bescherming van personen in aandachtsgebieden rond de LPG-tankstations in en nabij de woongebieden van Geldermalsen, Meteren en Waardenburg een aandachtspunt is (zie bijlage 4), kiest de gemeente voor onderzoek naar en het eventueel treffen van maatregelen ter verbetering van de bescherming van personen rond deze tankstations.
Bij beëindiging van een activiteit met externe veiligheidsrisico’s, waarbij niet wordt voldaan aan de ambities voor nieuwe situaties, zal de relevante vergunning en het relevante bestemmings- c.q. omgevingsplan zo spoedig mogelijk worden aangepast zodat die activiteiten daarna daar niet meer kunnen plaatsvinden.
De gemeente 4 zorgt voor adequaat toezicht op activiteiten met externe veiligheidsrisico’s.
2.4 Ambities voor nieuwe situaties
De gemeente hanteert de onderstaande ambities bij:
Hierbij maakt de gemeente onderscheid in organisatorische en gebiedsgerichte ambities.
Een activiteit met externe veiligheidsrisico’s, welke volgens de Omgevingswet 5 niet als zodanig is aangewezen, wordt op een gelijke wijze behandeld als een activiteit, die volgens de Omgevingswet wel als zodanig is aangewezen en vergelijkbaar is. Vergelijkbare risicovolle activiteiten zijn bijvoorbeeld: het langdurig (> 24 uur) parkeren van tankwagens met gevaarlijke stoffen.
Een standaard verantwoordingstekst, waarbij beknopt wordt ingegaan op de verplichte verantwoordingselementen, mag worden gebruikt bij een ruimtelijk besluit voor een plangebied, waarbij de gevolgen op een zwaar ongeval zeer gering zijn en/of de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid/bestrijdbaarheid redelijk tot goed zijn. De gevolgen van een zwaar ongeval zijn in ieder geval zeer gering indien:
binnen het invloedsgebied geen zeer kwetsbaar gebouw of (beperkt) kwetsbare locatie wordt toegelaten 6 .
Bij het toelaten van activiteiten met EV-risico’s, waarbij de gemeente niet het bevoegd gezag is (zoals het verhogen van risicoplafonds voor het vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor Meteren-Den Bosch of de vergunningverlening voor een BRZO-bedrijf), zal de gemeente in een vroeg stadium in overleg treden met het relevante bevoegde gezag. De gemeente zal in goed overleg invloed uitoefenen en belangen afwegen.
Voor dit gebied staat de functie wonen centraal. Voor dit type gebied hanteert de gemeente de in onderstaande matrix vermelde ambities.
Bij een nieuw bestemmings-/omgevingsplan of de herziening van een bestemmings-/omgevingsplan wordt de uitbreiding en nieuwvestiging van stationaire activiteiten met externe veiligheidsrisico’s niet toegestaan. Dit betekent bijvoorbeeld dat nieuwe vuurwerkverkooppunten niet in woongebieden worden toegestaan. Via een afwijkingsregel in het bestemmings-/omgevingsplan kan de nieuwvestiging van een gasdrukregel- en meetstation onder bepaalde voorwaarden eventueel worden toegestaan.
In het landelijk gebied accepteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime dan in woongebieden. Voor dit type gebied hanteert de gemeente de in onderstaande matrix vermelde ambities.
Bij de herziening van een bestemmings-/omgevingsplan wordt de uitbreiding en vestiging van stationaire risicovolle activiteiten zoals genoemd onder bijlage VII (paragraaf A.1a, B, D en E) en de bijlagen VIII tot en met X van het BKL in beginsel niet toegestaan. Indien de uitbreiding of vestiging aan de orde is, kan hiervoor een bestemmings-/omgevingsplan worden opgesteld. Bij de uitbreiding of vestiging gelden bovenstaande ambities. Andere stationaire risicobronnen kunnen worden toegestaan in het buitengebied onder de voorwaarde dat wordt voldaan aan relevante veiligheidsafstanden.
Voor bedrijventerreinen accepteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime dan in woongebieden. De gemeente maakt onderscheid tussen bedrijventerreinen type A, type B en type C.
Op bedrijventerreinen type A (Zeiving Noord-West, AVRI-terrein en Hondsgemet Noord-West) gelden de minste restricties voor activiteiten met EV-risico's, maar veel restricties voor kwetsbare functies. Voor dit type gebied hanteert de gemeente de in onderstaande matrix vermelde ambities.
Op bedrijventerreinen type B (Hoge Weide II en III, Hondsgemet Noord-Oost, Hondsgemet Zuid, de Proeftuinen, Slimwei, Vredebest, Zeiving Noord, Zeiving Zuid en Waaloever) gelden weinig restricties voor activiteiten met EV-risico's, maar veel restricties voor kwetsbare functies. Voor dit type gebied hanteert de gemeente de in onderstaande matrix vermelde ambities.
Op bedrijventerreinen type C hanteert de gemeente de in onderstaande matrix vermelde ambities.
Bovenstaande ambities zijn er op gericht om de mogelijkheid van de vestiging en uitbreiding van activiteiten met EV-risico's te behouden, gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet te beperken en personen binnen woongebieden (en zeer kwetsbare gebouwen) te beschermen. Door technische veiligheidsmaatregelen is het doorgaans goed mogelijk om de relevante risicocontour voor het plaatsgebonden risico (de PR 10-6 contour) binnen de begrenzing van de locatie te houden waarop de risicovolle activiteit plaatsvindt. Daarnaast kan ook door maatregelen worden bereikt dat aandachtsgebieden niet over (zeer) kwetsbare bestemmingen komen te liggen. Bij de herziening van een bestemmings- of omgevingsplan, dat betrekking heeft op voornoemde bedrijventerreinen, is of zal een wijzigingsbevoegdheid (worden) opgenomen voor de toelating (onder) voorwaarden van een nieuwe risicovolle activiteit.
2.5 Uitgangspunten t.a.v. aanwijzen voorschriftengebieden
Onder paragraaf 1.5 van deze visie is vermeld dat de gemeente er voor kan kiezen om in een omgevingsplan een deel van een brand- en/of explosieaandachtsgebied aan te wijzen als bouwvoorschriftengebied. In een voorschriftengebied gelden dan, bij nieuwbouw op grond van het BBL, extra bouwvoorschriften gericht op bescherming tegen een brand- en/of explosie. Deze bevoegdheid geldt niet voor locaties in het omgevingsplan waar een zeer kwetsbaar gebouw is toegelaten. Hier is de verplichting tot aanwijzing van het bouwvoorschriftengebied in het omgevingsplan dwingend en heeft de gemeente geen afwegingsruimte. Deze verplichte aanwijzing betreft zowel benutte als nog niet benutte bebouwingsmogelijkheden voor een zeer kwetsbaar gebouw.
Omdat de uitvoering van de extra bouwvoorschriften hoge kosten met zich mee brengen en deze maatregelen niet altijd de gewenste bescherming bieden, zal ten aanzien van de bescherming van (beperkt) kwetsbare objecten terughoudend worden omgegaan met de aanwijzing van voorschriftengebieden. Dit betekent dat in de toekomst, in het kader van de vaststelling van het omgevingsplan, per situatie nut en noodzaak van de aanwijzing van een voorschriftengebied zal worden afgewogen.
In de afweging voor het aanwijzen van een voorschriftengebied hanteren wij de volgende uitgangspunten:
Omgevingsmaatregelen (maatregelen in de omgeving die bijdragen aan de veiligheid van een gebied waarin mensen (in gebouwen) verblijven) hebben doorgaans de voorkeur boven bouwkundige maatregelen aan individuele gebouwen. Omgevingsmaatregelen kunnen effectiever (meer veiligheidswinst) en efficiënter (bescherming meerdere gebouwen) zijn.
* Het plusteken (+) staat voor ‘voordeel’
2.6 Implementatie van het externe veiligheidsbeleid
Na vaststelling door de gemeenteraad, zullen tot 1 januari 2021 de uitgangspunten en ambities in deze visie naast de wettelijke regels worden toegepast bij het vaststellen van omgevingsbesluiten en de vergunningverlening voor risicobedrijven.
Na 1 januari 2021 hebben we op grond van de omgevingswet verschillende instrumenten tot onze beschikking waarmee de uitgangspunten en ambities uit deze visie kunnen worden geborgd. De belangrijkste instrumenten zijn:
Hieronder is uitgewerkt hoe we hiermee mee om willen gaan.
Als gemeente zijn we in het kader van de Omgevingswet gestart met het maken van een omgevingsvisie. Deze EV-visie dient als input voor de omgevingsvisie. In de omgevingsvisie zal in samenhang met de overige thema’s worden uitgewerkt op welke wijze we gebiedsgericht omgevingsbeleid willen toepassen. De tekst van de samenvatting van deze visie is zodanig opgesteld dat deze kan worden gebruikt als bouwsteen voor het onderdeel omgevingsveiligheid in de omgevingsvisie.
Indien bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet nog geen omgevingsvisie is vastgesteld, zullen de uitgangspunten en ambities in deze visie naast de wettelijke regels worden toegepast bij de beoordeling en besluitvorming rondom activiteiten en ontwikkelingen waarbij externe veiligheid een rol speelt.
Na 1 januari 2021 zal de gemeente in een nog op te stellen omgevingsplan de instructieregels ‘omgevingsveiligheid’ in het Besluit kwaliteit leefomgeving in acht moeten nemen. Het grootste deel van deze instructieregels kent geen keuzemogelijkheden voor het bevoegd gezag. Voor het bestemmen van functies en de omgang met aandachts- en voorschriftengebieden (zie § 1.3, 1.5 en 2.5) is er wel beleidsruimte. De ambities ten aanzien van het al dan niet toelaten van functies en activiteiten in woongebieden, landelijk gebied, en bedrijventerreinen evenals de omgang met de aandachtsgebieden zijn verwoord in § 2.4 “Gebiedsgerichte ambities”. Deze ambities moeten worden geborgd in het omgevingsplan.
in het omgevingsplan vast te leggen dat binnen bepaalde gebieden (waar een “nee”, "nee, tenzij" en eventueel "ja, mits" bepaling geldt) de nader omschreven functies en activiteiten in beginsel niet zijn toegestaan. Bij een initiatief kan vervolgens worden getoetst aan de ambities in deze visie (eventueel vast te leggen in een programma omgevingsveiligheid) of deze afwijkactiviteit door middel van een “omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit” kan worden toegestaan.
Indien nog geen omgevingsplan is vastgesteld is het overgangsrecht van de Omgevingswet van toepassing. Op grond van het overgangsrecht worden bestaande ruimtelijke plannen beschouwd als onderdelen van het omgevingsplan. Daarnaast gelden de contouren voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar (of PR afstanden) en aandachtsgebieden voor nieuwe situaties zonder dat deze in een omgevingsplan worden aangewezen. Voor nagenoeg alle risicobronnen en een groot deel van de risicobronnen zijn respectievelijk de PR afstanden en aandachtsgebieden ook al bekend. Alleen voor het gasreduceerstation van de Gasunie in Neerijnen moeten deze nog worden berekend. Vanuit het oogpunt van de borging van het aspect omgevingsveiligheid bij het evenwichtig toedelen van functies aan locaties, is het in veel gevallen echter wel van belang dat PR afstanden in het omgevingsplan worden opgenomen.
Het programma omgevingsveiligheid
De uitgangspunten en ambities uit hoofdstuk 2 van deze visie kunnen worden opgenomen in een nog op te stellen programma omgevingsveiligheid. De beoordeling en besluitvorming rondom activiteiten en ontwikkelingen, waarbij externe veiligheid c.q. omgevingsveiligheid een rol speelt, moet dan conform het programma omgevingsveiligheid worden uitgevoerd. Op deze wijze wordt geborgd dat de in de omgevingsvisie m.b.t. omgevingsveiligheid opgenomen (globale) gebiedsgerichte doelstellingen worden gerealiseerd.
BIJLAGE 1: Gehanteerde begrippen en afkortingen
Basisnet als bedoeld in artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De overheid ontwikkelde het Basisnet: om gevaarlijke stoffen te kunnen blijven vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen binnen Nederland en om de risico's voor omwonenden langs de transportroutes binnen de wettelijke grenzen te houden. Het Basisnet maakt gemeenten verder duidelijk waar nog nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gebouwd, zoals woningen.
De bestrijdbaarheid van een calamiteit of ramp wordt bepaald door de mogelijkheden van de hulpdiensten en andere betrokken instanties om hun hulpverlenende taken goed uit te voeren. Denk hierbij aan de bereikbaarheid van de locatie, opstelmogelijkheden, aanwezige bluswatervoorziening, de beschikbaarheid en inzetbaarheid van materieel en personele capaciteit.
Het bevoegd gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Besluit externe veiligheid transportroutes.
Besluit kwaliteit leefomgeving
Brandaandachtsgebied als bedoeld in artikel 5.12, eerste lid Besluit kwaliteit leefomgeving.
Brandvoorschriftengebied als bedoeld in artikel 5.14, eerste lid Besluit kwaliteit leefomgeving.
Maatregelen bij de bron van risico’s, gericht op het wegnemen of terugdringen van de oorzaken van de gevaren.
Geprojecteerde (beperkt) kwetsbaar object / geprojecteerde risicobron
Nog niet aanwezig object c.q. niet aanwezige risicobron dat of die op grond van het voor het betrokken gebied geldende (onherroepelijke) bestemmingsplan toelaatbaar is.
Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 2015)
Onder effecten verstaan we in dit externe veiligheidsbeleid uitsluitend dodelijke slachtoffers van een ongeval met gevaarlijke stoffen die direct ( dus niet na enige tijd) bij het zich voordoen van een calamiteit vallen.
Een explosie of ontploffing geeft een korte maar krachtige drukgolf en een kortdurende, hevige warmtestraling. Dit zijn de belangrijkste veroorzakers van letsel bij mensen in de buurt van een explosie. Ook brokstukken als bijvoorbeeld glasscherven, die door de drukgolf rondvliegen, kunnen levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken. Explosies kunnen optreden bij:
Explosieaandachtsgebied als bedoeld in artikel 5.12, tweede lid Besluit kwaliteit leefomgeving.
Explosievoorschriftengebied bedoeld in artikel 5.14, eerste lid Besluit kwaliteit leefomgeving.
Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag, risico’s met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het zijn vaak brandstoffen, of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen of conserveren. Daarnaast kan het ook om afvalstoffen gaan.
Gifwolkaandachtsgebied als bedoeld in artikel 5.12, derde lid Besluit kwaliteit leefomgeving.
Grenswaarde plaatsgebonden risico
Door de beoordelingsregels kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning alleen verlenen als ze de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht neemt. De grenswaarde is ten hoogste 1 op de miljoen per jaar. Deze grenswaarde geldt voor kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties. Het in acht nemen betekent dat het bevoegd gezag er niet van mag afwijken.
Het groepsrisico volgens artikel 5.15 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het groepsrisico is de kans op het overlijden van een groep van tien of meer personen per jaar als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval. Dit geldt voor beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties binnen een brandaandachtsgebied, een explosieaandachtsgebied en een gifwolkaandachtsgebied.
Brandweer, geneeskundige hulpverlening en politie.
Gebied waarin volgens de vigerende EV-regelgeving (nog van toepassing tot 1 januari 2021) personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bij bedrijven is het gebied tot de 1% letaliteitsgrens, behalve voor LPG-tankstations, waar de grens van het invloedsgebied op 150 meter is gesteld.
Kwetsbare gebouwen of locaties
Onder bijlage VI van het Besluit kwaliteit leefomgeving is een definitie opgenomen van het begrip kwetsbaar gebouw of kwetsbare locatie. Kwetsbare gebouwen zijn bijvoorbeeld woningen, ziekenhuizen, grote kantoorgebouwen etc. Kwetsbare locaties zijn bijvoorbeeld recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen, recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen en evenementen in de open lucht voor ten minste 5.000 personen.
Betreft een toetsingswaarde, die het karakter heeft van een oriënterende waarde, waarvan op grond van de vigerende EV-regelgeving (nog van toepassing tot 1 januari 2021) het bevoegd gezag gemotiveerd mag afwijken. Een oriëntatiewaarde heeft in tegenstelling tot een grens- en richtwaarde geen juridische status.
Plaatsgebonden risico: risico als bedoeld in artikel 5.6 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het plaatsgebonden risico is de kans op het overlijden van een onbeschermd en continu aanwezig persoon buiten de begrenzing van de locatie waar een activiteit wordt verricht als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval veroorzaakt door die activiteit.
Programma Hoogfrequent Spoorvervoer
Het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer, kortweg PHS, is een programma van ProRail, NS en de diverse goederenvervoerders waarin gezocht wordt naar manieren om de huidige infrastructuur beter te benutten, zodat er op de drukste lijnen een patroon gereden kan worden met 6 stoptreinen, 6 intercity's en 2 goederentreinen per uur per richting.
De plaatsen waar risico's vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. Het betreft hierbij:
Activiteit met externe veiligheidsrisico’s als bedoeld in bijlage VII tot en met X bij het Besluit kwaliteit leefomgeving evenals vuurwerkverkooppunten, waarvoor veiligheidsafstanden gelden
Een risicocontour geeft aan hoe hoog in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron. Deze contourlijnen kan men vergelijken met de gewone hoogtelijnen op een kaart: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner.
Standaardwaarde plaatsgebonden risico (voorheen richtwaarde)
Het bevoegd gezag moet rekening houden met een standaardwaarde voor het plaatsgebonden risico. Deze standaardwaarde is ten hoogste 1 op de miljoen per jaar. De standaardwaarde geldt voor beperkt kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare locaties. Rekening houden met betekent een inhoudelijke sturing op de belangenafweging. Dit geeft het bevoegd gezag beoordelingsvrijheid. Het bevoegd gezag mag dus afwijken van deze standaardwaarde. Ze moet daar dan wel goede redenen voor hebben en ze moet dit goed motiveren.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Onder bijlage VI van het Besluit kwaliteit leefomgeving is een definitie opgenomen van het begrip zeer kwetsbaar gebouw. Het gaat hierbij om een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het gaat om die gebruiksfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan:
Zelfredzaamheid is de mate waarin de aanwezigen (bewoners, werkenden, bezoekers) zich op eigen kracht in veiligheid kunnen brengen. Voorbeelden van aspecten die de zelfredzaamheid beïnvloeden zijn:
BIJLAGE 2: Activiteiten met externe veiligheidsrisico’s binnen de gemeente
Voor de gemeente zijn de volgende activiteiten met externe veiligheidsrisico's het meest relevant op grond van de huidige en nieuwe regelgeving:
Deze aandachtsgebieden zijn met name belangrijk bij ontwerpprincipes voor veiligheid. Binnen een gifwolkaandachtsgebied kan worden volstaan met een centraal afsluitbare ventilatie, die na inwerkingtreden van de Omgevingswet gaat gelden voor alle nieuwbouw. Vooralsnog zijn gifwolkaandachtgebieden niet aan de orde voor de gemeente West Betuwe, maar niet uitgesloten is dat toch nog gifwolkaandachtsgebieden aan weerszijde van basisnetroutes ( tot maximaal 1500 meter vanaf de buitenrand van basisnetroutes) en rond Bevi-opslag verpakte gevaarlijke stoffen .
Deze route is op dit moment nog niet aangewezen als een route voor het structureel vervoer van gevaarlijke stoffen. In verband met het openstellen van de zuidoostboog bij Meteren en (de lopende procedure voor) het realiseren van een nieuwe zuidwestboog zal dit trajectdeel door de Minister wel worden aangewezen als een dergelijke basisnetroute met nader te bepalen risicoplafonds.
Uit bovengenoemde tabel blijkt dat met name de aandachtsgebieden vanwege de Betuweroute, de Waal, de A15 en A2, de Bevi-plichtige opslagen van gevaarlijke stoffen en het LNG-tankstation veel kleiner zijn dan de invloedsgebieden welke op grond van de huidige EV-regelgeving gelden.
Naast deze invloeds- en aandachtgebieden, waarbinnen rekening gehouden moet worden met de mogelijke effecten van een zwaar ongeval, gelden relatief kleine norm 9 - of veiligheidsafstanden vanaf diverse risicobronnen tot (zeer/beperkt) kwetsbare gebouwen of locaties.
BIJLAGE 3: EV-signaleringskaart
Hieronder zijn de afbeeldingen weergegeven van de invloedsgebieden volgens de huidige regelgeving en een voorlopige indicatie van aandachtsgebieden volgens de nieuwe regelgeving. De relevante risicobronnen met bijbehorende zones volgens de huidige en nieuwe regelgeving zijn ook te raadplegen via een online EV-signaleringskaart. Op deze online kaart zijn ook de begrenzingen van woongebieden en bedrijventerreinen (type A, B en C) weergegeven.
Figuur 4. Relevante risicobronnen met invloedsgebieden (maatwerkzones en standaardtekstzones) volgens de huidige regelgeving
Figuur 5. Relevante risicobronnen met een voorlopige indicatie van de brand- en explosieaandachtsgebieden
Deze route is op dit moment nog niet aangewezen als een route voor het structureel vervoer van gevaarlijke stoffen. In verband met het openstellen van de zuidoostboog bij Meteren en (de lopende procedure voor) het realiseren van een nieuwe zuidwestboog zal dit trajectdeel door de Minister wel worden aangewezen als een dergelijke basisnetroute met nader te bepalen risicoplafonds.
Uit het BKL kan worden afgeleid dat alleen provinciale en gemeentelijke wegen (die niet behoren tot het basisnet) relevant zijn als het plaatsgebonden risico op de as van de weg hoger is dan een op de miljoen per jaar. Uit een eerder uitgevoerde inventarisatie blijkt dat het PR op de as van de wegen in beheer bij gemeente en provincie lager is dan 10-6 per jaar.
Opgemerkt wordt dat locaties voor nieuwe “zeer kwetsbare gebouwen” binnen een brand- of explosieaandachtsgebied en plasbrandaandachtsgebieden welke in het kader van het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen zijn aangewezen, op grond van het BLK, verplicht als voorschriftengebied moeten worden aangewezen (zie §1.5)