Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent vergunningverlening en handhaving in het kader van de Wet lokaal spoor (Mandaatbesluit vergunningverlening en handhaving Wet lokaal spoor)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent vergunningverlening en handhaving in het kader van de Wet lokaal spoor (Mandaatbesluit vergunningverlening en handhaving Wet lokaal spoor)
CiteertitelMandaatbesluit vergunningverlening en handhaving Wet lokaal spoor
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 160, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-12-201901-12-201901-04-2020nieuwe regeling

03-12-2019

gmb-2019-316460

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent vergunningverlening en handhaving in het kader van de Wet lokaal spoor (Mandaatbesluit vergunningverlening en handhaving Wet lokaal spoor)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op artikel 160 lid 1 onder a van de gemeentewet en Afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht

 

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Mandaatsbesluit vergunningverlening en handhaving Wet lokaal spoor

Artikel 1  

Aan de directeur van directie Metro en Tram mandaat te verlenen met de mogelijkheid om ondermandaat te verlenen aan (afdelings)hoofden van de directie Metro en Tram voor de hieronder genoemde zaken:

Artikel 2  

de bevoegdheid tot het verlenen, eisen, schorsen en intrekken van een vergunning voor het indienststellen van lokale spoorweginfrastructuur op grond van artikel 9, tweede lid, artikel 10, derde lid en artikel 11 van de Wet lokaal spoor.

Artikel 3  

de bevoegdheden met betrekking tot de vergunning voor indienststelling van een spoorvoertuig, een gewijzigd spoorvoertuig of een type spoorvoertuig op grond van artikel 32, tweede en vijfde lid, artikel 33, derde lid, en artikel 34, eerste en zesde lid, van de Wet lokaal spoor, alsmede de bevoegdheid tot het verbieden van het gebruik van een spoorvoertuig op grond van artikel 35, tweede lid;

Artikel 4  

de bevoegdheden als bedoeld in artikel 12 van de Wet lokaal spoor met betrekking tot de vergunning voor het op, in boven, naast of onder de lokale spoorweg uitvoeren of doen uitvoeren van werkzaamheden of het plaatsen van zaken.

Artikel 5  

De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang (en daarmee ook de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom);

Artikel 6  

De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 44, eerste lid van de Wet Lokaal Spoor.

Artikel 7  

De bevoegdheden zoals bedoeld in artikel 4 en artikel 5 worden uitsluitend en alleen uitgeoefend ter handhaving van overtredingen van verplichtingen uit de Wet lokaal spoor voor zover deze betrekking hebben op de bevoegdheden die op 14 november 2019 door het dagelijks bestuur zijn gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam voor de periode van 1 december 2019 tot 1 december 2020 .

Artikel 8  

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking daarvan en werkt terug tot en met 1 december 2019.

Artikel 9  

Deze regeling wordt aangehaald als Mandaatbesluit vergunningverlening en handhaving Wet lokaal spoor.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 3 december 2019.

De voorzitter

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

 

Algemeen deel

Op 14 november 2019 heeft het dagelijks bestuur van de Vervoerregio Amsterdam  een aantal bevoegdheden met betrekking tot vergunningverlening en handhaving op grond van de Wet lokaal spoor respectievelijk  gedelegeerd en gemandateerd aan het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De Vervoerregio Amsterdam vindt het wenselijk dat de handhaving die bij deze gedelegeerde bevoegdheden past, bijvoorbeeld het toezien op de naleving van vergunningsvoorschriften, wordt uitgevoerd door de gemeente Amsterdam.  Deze handhavingsbevoegdheid mag zij vanuit de Wet lokaal spoor niet delegeren, maar wel mandateren. Het college wordt hiermee bevoegd tot vergunningverlening en handhaving namens de Vervoerregio Amsterdam zoals uitgewerkt in de artikelen van de regeling.

 

In 2015 delegeerde de toenmalige Stadsregio, de voorloper van de Vervoerregio Amsterdam, deze bevoegdheden met betrekking tot vergunningverlening en handhaving aan Amsterdam. Deze bevoegdheden verlopen op 1 december 2019. In feite is er sprake van het opnieuw delegeren en mandateren van deze bevoegdheden door het Dagelijks Bestuur van de Vervoerregio Amsterdam  aan het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

Het college mandateert directeur Metro en Tram om namens hem de in het vervolg van de mandaatregeling genoemde bevoegdheden uit te oefenen. Directeur Metro en Tram kan voor deze bevoegdheden ondermandaat verlenen aan (afdelings)hoofden van Metro en Tram.

 

Artikel 2

Het college is op grond van dit artikel bevoegd tot het verlenen, eisen, schorsen en intrekken van een vergunning voor het indienststellen van (nieuw aangelegde) lokale spoorweginfrastructuur en bijbehorende infrastructurele voorzieningen.

 

Artikel 3

Het college is op grond van dit artikel  bevoegd een vergunning voor het  in dienst stellen van een spoorvoertuig of een aanmerkelijk gewijzigd spoorvoertuig  te verlenen. Op grond van dit artikel kan het college tevens het gebruik van een onveilig of slecht onderhouden spoorvoertuig verbieden.

 

Artikel 4

Het college is op grond van dit artikel bevoegd een vergunning te verlenen om op, in boven, naast of onder de lokale spoorweg werkzaamheden uit te (doen) voeren  of zaken of objecten  te (doen) plaatsen .

Het gaat er met name om directe fysieke bedreigingen van de lokale spoorweg tegen te gaan, te waarborgen dat veilig verkeer over de spoorweg kan plaatsvinden en dat de transfers voor reizigers soepel kunnen verlopen en het doelmatig gebruik van de lokale spoorweginfrastructuur gewaarborgd wordt.  Binnen onder andere het ruimtelijk profiel tram, het ruimtelijk profiel metro en het ruimtelijk profiel Noord/Zuidlijn is het verboden om zonder een daartoe verleende vergunning werkzaamheden te doen uitvoeren of zaken dan wel objecten te (doen) plaatsen.

 

Artikel 5

Het college is bevoegd  tot het opleggen van een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom om te bewerkstellingen dat de vergunninghouder de vergunningsvoorwaarden naleeft.

Artikel 6

Het college is op grond van dit artikel bevoegd tot punitieve handhaving van opgelegde vergunningsvoorwaarden.

 

Artikel 7

Dit artikel bepaalt dat de handhavingsinstrumenten zoals bedoeld in artikel 4 en artikel 5 uitsluitend worden uitgeoefend ter handhaving van overtredingen van verplichtingen uit de Wet lokaal spoor voor zover deze betrekking hebben op de door de Vervoerregio op 14 november 2019 gedelegeerde bevoegdheden aan het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

 

Artikel 8

Dit artikel spreekt voor zichzelf.  

 

Artikel 9

Dit artikel spreekt voor zichzelf.