Organisatie | Kerkrade |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Inspraakverordening gemeente Kerkrade 2004 |
Citeertitel | Inspraakverordening gemeente Kerkrade 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Inspraakverordening gemeente Kerkrade 2004.
Gemeentewet, artikel 150
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-02-2004 | Nieuwe regeling | 17-12-2003 Zuid-Limburger 14-01-2004 | 03Rb136 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De verordening verstaat onder:
a. inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid;
b. inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven; c. beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of het wijzigen van beleid.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
a. ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;
b. indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;
c. indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;
d. inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;
e. indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;
f. indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.
Het eindverslag bevat in ieder geval:
a. een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;
b. een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;
c. een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.
Het college beslist, de centrale bezwaarschriften-en klachtencommissie gehoord, omtrent de ingediende klacht. De centrale bezwaarschriften-en klachtencommissie wordt, zo mogelijk, binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift gehoord. Het college besluit binnen vier weken na verzending van het advies van de eerder bedoelde commissie. Zij kunnen deze termijn met ten hoogste vier weken verdagen.
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Kerkrade in haar openbare vergadering van 17 december 2003
De voorzitter van de raad, De griffier,
J.J.M. Som mr. drs. H.J.W. van Dongen
Nota-toelichting Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
a. Inspraak: Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.
b. Inspraakprocedure: De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Zoals in de algemene toelichting reeds is vermeld is de afdeling 3.4. Awb van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid, van deze verordening geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.
c. Beleidsvoornemen: Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.
In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan thans bij: a. de voorbereiding van ruimtelijke plannen of herziening daarvan dan wel bij de toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (artikel 6a WRO); b. de voorbereiding van beleid inzake stadsvernieuwing (artikel 8 Wet op de stads-en dorpsvernieuwing); c. de voorbereiding van een ontwikkelingsprogramma stedelijke vernieuwing (artikel 7a Wet stedelijke vernieuwing); d. de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, Wet milieubeheer (WM)); e. de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening die afwijkt van artikel 10.21 WM (artikel 10.26, tweede lid, WM); f. het integraal gemeentelijk gehandicaptenbeleid (artikel 1a Wet voorzieningen gehandicapten); g. de plannen en beleidsverslagen gericht op de realisatie en de vormgeving van clientenparticipatie bij de uitvoering van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42); h. de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a en b, van de Woningwet (artikel 12, vierde lid).
In het derde lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.
Artikel 3 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van de inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet.
Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 (tot de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb: artikel 3:11 tot en met 3:13) Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken (tot de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb: vier weken) schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.
Met het gestelde in dit artikel wordt voldaan aan artikel 150, tweede lid, onder c Gemeentewet. In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar het gestelde in afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:13, vijfde lid Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht. De eindrapportage dient een volledig overzicht te bevatten van zowel de mondeling als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke reacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. Als sluitstuk van inspraak wordt voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
Op grond van artikel 150, tweede lid onder d Gemeentewet dient in de inspraakverordening eveneens aangegeven te worden op welke wijze belanghebbenden hun beklag kunnen doen over uitvoering van de verordening. Er is niet gekozen voor het onverkort van toepassing verklaren van de Verordening klachtbehandeling gemeente Kerkrade 1999. Dit zou namelijk betekenen dat er een klachtbehandeling in twee instanties plaatsvindt wat in de weg staat aan voortvarende besluitvorming. Er is gekozen om de huidige termijn van vier weken voor het doen van beklag te handhaven en de klachtenkamer van de centrale bezwaarschriften-en klachtencommissie binnen vier weken na indiening van de klacht te laten adviseren aan het college. Het college dient vervolgens binnen vier weken na ontvangst van dit advies te beslissen omtrent de ingediende klacht. De termijn kan met ten hoogste vier weken worden verdaagd.
Artikel 7 Intrekken oude verordening
Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt (zie artikel 8).
Deze verordening treedt zes weken na de dag van bekendmaking in werking. De vaststelling van deze inspraakverordening is een van de besluiten waarover op grond van de Tijdelijke referendumwet (Trw) een referendum kan worden gehouden. Verordeningen waarover op grond van de Trw een referendum kan worden gehouden treden niet eerder in werking dan zes weken na de bekendmaking van de verordening (artikel 22 Trw). Achterliggende gedachte is dat na deze termijn pas duidelijk kan zijn of een geldig inleidend verzoek tot stand is gekomen. Wanneer een inleidend verzoek onherroepelijk is toegelaten vervalt dit vastgestelde tijdstip van inwerkingtreding van rechtswege (artikel 22, derde lid, Trw). Een referendabel besluit kan alleen op de oorspronkelijk geplande datum in werking treden wanneer er geen geldig inleidend verzoek tot stand is gekomen.