Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kollumerland en Nieuwkruisland

de Verordening Afstemmingsbeleid WWB en WIJ

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKollumerland en Nieuwkruisland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingde Verordening Afstemmingsbeleid WWB en WIJ
CiteertitelVerordening Afstemmingsbeleid WWB en WIJ
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpsociale zaken

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Verordening Afstemmingsbeleid WWB, vastgesteld op 8 oktober 2009 (Achtkarspelen) en 26 november 2009 (Kollumerland c.a.), wordt gelijktijdig ingetrokken per 1 juli 2010

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet Werk en Bijstand, art. 8, lid 1 en art. 18, lid2
  2. Wet Investeren in Jongeren, art. 12, lid 1 en art. 41, lid 1
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2010Onbekend

24-06-2010

Nieuwsblad van N.O.-Friesland d.d. 15-12-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

de Verordening Afstemmingsbeleid WWB en WIJ

de Raad van de gemeente Achtkarspelen;

en

de Raad van de gemeente Kollumerland c.a.;

gelet op het bepaalde in artikel 8, lid 1, sub b en artikel 18, lid 2 van de Wet Werk en Bijstand en artikel 12, lid 1, sub b en artikel 41, lid 1 van de Wet Investeren in Jongeren,

overwegende dat moet worden vastgesteld voor welke gedragingen de bijstand/inkomensvoorziening wordt verlaagd en op grond van welke criteria de hoogte van die verlaging wordt bepaald;

besluiten

vast te stellen:

de Verordening Afstemmingsbeleid WWB en WIJ

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de WWB: de Wet Werk en Bijstand;

  • b.

    de WIJ: de Wet Investeren in Jongeren;

  • c.

    de belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (Algemene Wet Bestuursrecht) en welke in deze verordening ook wordt aangeduid met "hem";

  • d.

    de bijstand: de bijstandsnorm vermeerderd of verminderd met de door het college vastgestelde verhoging of verlaging als bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 en 3.3 WWB, alsmede de bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 12 WWB;

  • e.

    de inkomensvoorziening: de WIJ-norm, vermeerderd of verminderd met de door het college vastgestelde verhoging of verlaging als bedoeld in hoofdstuk 4 WIJ;

  • f.

    de bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 35 WWB;

  • g.

    de arbeidsinschakeling: het totaal van activiteiten van reïntegratiebedrijven en gemeenten op het gebied van de arbeidstoeleiding en arbeidsinschakeling;

  • h.

    de verlaging: het lager vaststellen van de bijstand op grond van artikel 18, lid 2 WWB, danwel het lager vaststellen van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, lid 1 WIJ;

  • i.

    het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Achtkarspelen óf de gemeente Kollumerland c.a.

  • j.

    de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Achtkarspelen óf de gemeente Kollumerland c.a.

Artikel 2 Toepasbaarheid

Bij het toepassen van:

  • -

    een verlaging van de bijstand als bedoeld in artikel 18, lid 2 WWB

  • -

    een verlaging van de inkomensvoorziening als bedoeld in artikel 41, lid 1 WIJ

worden de bepalingen van deze verordening in acht genomen.

Hoofdstuk 2. De categorieën van verwijtbare gedragingen in het kader van de WWB

Artikel 3 Categorieën van verwijtbare gedragingen

De gedragingen bedoeld in artikel 18, lid 2 van de WWB worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1. eerste categorie:

  • a.

    het zich niet als werkzoekende doen inschrijven bij UWV Werkbedrijf, dan wel de inschrijving niet of niet tijdig doen verlengen;

  • b.

    het niet binnen de gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor de arbeidsinschakeling of het recht op bijstand hetgeen niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand;

  • c.

    het niet verstrekken van een geldig identificatiebewijs;

  • d.

    het niet meewerken aan het in zijn naam doen van noodzakelijke betalingen;

  • e.

    het niet meewerken aan schuldhulpverlening.

     

2. tweede categorie:

  • a.

    het niet binnen de gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor de arbeidsinschakeling of het recht op bijstand hetgeen heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand tot een bedrag van € 2.000,00 netto;

  • b.

    het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

  • c.

    het niet verlenen van medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de WWB;

  • d.

    het niet ten behoeve van de kinderen en zichzelf verzoeken van alimentatie en er voor zorgen dat de inning tot uitvoer wordt gebracht;

  • e.

    het zich niet houden aan de verplichtingen die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand;

  • f.

    het zich niet houden aan de verplichtingen die strekken tot vermindering of beëindiging van de bijstand;

  • g.

    het zich niet houden aan de verplichtingen om zich te onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

     

3. derde categorie:

  • a.

    het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

  • b.

    het niet binnen de gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor de arbeidsinschakeling of het recht op bijstand hetgeen heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand tot een bedrag tussen € 2.000,00 en € 4.000,00 netto;

  • c.

    het geen gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling;

  • d.

    het niet of niet volledig een beroep doen op een voorliggende voorziening;

  • e.

    het vervreemden van vermogen;

  • f.

    het zich zeer ernstig misdragen jegens het college of zijn ambtenaren.

     

4. vierde categorie:

  • a.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • b.

    het door eigen toedoen niet behouden van inkomsten uit of in verband met arbeid in dienstbetrekking;

  • c.

    het niet binnen de gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor de arbeidsinschakeling of het recht op bijstand hetgeen heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand tot een bedrag tussen € 4.000,00 en

    € 10.000,00 netto.

     

5. categorie bijzondere bijstand:

  • a.

    het betonen van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Hoofdstuk 3. De verlagingen in het kader van de WWB

Artikel 4 Hoogte van de verlaging

  • 1.

    De verlaging als bedoeld in artikel 18, lid 2 van de WWB wordt vastgesteld op:

    • a.

      vijf procent van de bijstand gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      tien procent van de bijstand gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      twintig procent van de bijstand gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      honderd procent van de bijstand gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.

    • e.

      honderd procent van de bijstand bij gedragingen van de categorie bijzondere bijstand.

  • 2.

    De periode van verlaging van de bijstand genoemd in het eerste lid en afgestemd met inachtneming van artikel 7 van deze verordening wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie (recidive). Dit lid is niet van toepassing op de verlaging als genoemd in het eerste lid, onder e. van dit artikel.

Hoofdstuk 4. De categorieën van verwijtbare gedragingen in het kader van de WIJ

Artikel 5 Categorieën van verwijtbare gedragingen

De gedragingen bedoeld in artikel 44, lid 1 en artikel 45 van de WIJ worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1. eerste categorie:

  • a.

    a.het niet binnen de gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor het toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of het recht op de inkomensvoorziening hetgeen niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van inkomensvoorziening;

     

2. tweede categorie:

  • 1.

    het niet binnen de gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor het toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of het recht op de inkomensvoorziening hetgeen heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van inkomensvoorziening tot een bedrag van € 2.000,00 netto;

  • b.

    het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

  • c.

    het zich niet houden aan de verplichtingen om zich te onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

     

3. derde categorie:

  • a.

    het niet binnen de gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor het toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of het recht op de inkomensvoorziening hetgeen heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van inkomensvoorziening tot een bedrag tussen € 2.000,00 en

    € 4.000,00 netto;

  • b.

    het stellen van onredelijke eisen in verband met de door de belanghebbende te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

  • c.

    het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

  • d.

    het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsinschakeling;

  • e.

    het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten;

  • f.

    het zich zeer ernstig misdragen jegens het college en zijn ambtenaren.

     

4. vierde categorie:

  • a.

    het niet binnen de gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor het toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of het recht op de inkomensvoorziening hetgeen heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van inkomensvoorziening tot een bedrag tussen € 4.000,00 en € 10.000,00 netto.

  • b.

    het zich zeer ernstig misdragen jegens het college en zijn ambtenaren als tegelijkertijd sprake is van een uitsluiting van een werkleeraanbod ex art 22 van de WIJ.

Hoofdstuk 5. De verlagingen in het kader van de WIJ

Artikel 6 Hoogte van de verlaging

  • 1.

    De verlaging als bedoeld in artikel 41, lid 1 van de WIJ wordt vastgesteld op:

    • a.

      vijf procent van de inkomensvoorziening gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      tien procent van de inkomensvoorziening gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      twintig procent van de inkomensvoorziening gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      honderd procent van de inkomensvoorziening gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie. In het geval van artikel 5, lid 4, sub b van deze verordening wordt de duur van de verlaging in ieder geval vastgesteld op de duur van de uitsluiting van het werkleeraanbod.

  • 2.

    De periode van verlaging van de inkomensvoorziening genoemd in het eerste lid en afgestemd met inachtneming van artikel 7 van deze verordening wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie (recidive).

Hoofdstuk 6. De voorbereiding van het besluit

Artikel 7 Afstemming

  • 1.

    Bij de vaststelling van de verlaging wordt een beoordeling gemaakt van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert.

  • 2.

    Ten aanzien van de afstemming van de verlaging van de algemene bijstand/inkomensvoorziening op de mate van verwijtbaarheid geldt het volgende:

    • a)

      indien een gedraging als verwijtbaar wordt aangemerkt wordt de periode van verlaging vastgesteld op een maand.

    • b)

      indien een gedraging als ernstig verwijtbaar wordt aangemerkt wordt de periode van verlaging vastgesteld op twee maanden.

    • c)

      indien een gedraging als zeer ernstig verwijtbaar wordt aangemerkt wordt de periode van verlaging vastgesteld op drie maanden.

  • 3.

    Indien het feitelijk onmogelijk is om de verlaging over twee of drie maanden, als bedoeld in voorgaand lid, toe te passen, wordt ter vervanging daarvan de verlaging over één maand verdubbeld, danwel verdrievoudigd.

  • 4.

    Bij de toepassing van voorgaande leden dient artikel 11 van deze verordening in beschouwing te worden genomen.

  • 5.

    Ten aanzien van de afstemming van de verlaging van de bijzondere bijstand op de mate van verwijtbaarheid geldt het volgende:

    Indien er sprake is van omstandigheden waardoor er aanleiding is om toch bijzondere bijstand te verlenen wordt op individuele gronden in meer of mindere mate afgeweken van het percentage als genoemd in artikel 4, lid 1, sub e. Uitdrukkelijk wordt hier gewezen op de mogelijkheden van de verstrekking in de vorm van een geldlening, als bedoeld in artikel 48, lid 2, sub b van de Wet Werk en Bijstand.

Artikel 8 Dringende redenen

Indien er dringende redenen aanwezig zijn kan worden afgezien van het toepassen van een verlaging als bedoeld in artikel 18, lid 2 van de WWB, danwel artikel 41, lid 2 van de WIJ. Hiervan wordt de belanghebbende schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 9 Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een verlaging wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van de belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a)

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b)

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c)

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7, lid 4 WWB, danwel artikel 11, lid 4 van de WIJ werkzaamheden heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de WWB, danwel artikel 44 van de WIJ;

    • d)

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Hoofdstuk 7. Het besluit

Artikel 10 Besluit tot verlaging

Het besluit tot verlaging dient belanghebbende bij beschikking onverwijld na het constateren van de verwijtbare gedraging te worden toegezonden. Hierin dient in ieder geval te worden vermeld: de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage van de verlaging, het bedrag van de verlaging en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardverlaging. Bij een verlaging als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub e is het vermelden van de duur van de verlaging niet van toepassing. Overigens dienen bij het besluit tot verlaging uitdrukkelijk de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur in acht te worden genomen.

Artikel 11 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De verlaging wordt, voor zover mogelijk, in principe opgelegd met ingang van de kalendermaand waarin de verwijtbare gedraging is geconstateerd. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstand/inkomensvoorziening.

  • 2.

    Indien de verlaging niet conform het eerste lid kan plaatsvinden wordt de verlaging opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de verlaging aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstand/inkomensvoorziening.

  • 3.

    Indien oplegging van de verlaging niet conform het eerste en het tweede lid kan plaatsvinden kan de verlaging met terugwerkende kracht met toepassing van artikel 54, lid 3, sub b WWB, danwel artikel 40, lid 3 WIJ worden opgelegd, voor zover het verwijtbaar gedrag, dat tot de verlaging heeft geleid, in deze periode heeft plaatsgevonden. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand(en) geldende bijstand/inkomensvoorziening. Dit artikel is niet van toepassing op de verlaging als genoemd in artikel 4, lid 1, sub e van deze verordening.

Artikel 12 Cumulatie

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende verwijtbare gedragingen, dan vindt voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlagingen cumulatie plaats.

Dit artikel is niet van toepassing op de verlaging als genoemd in artikel 4, lid 1, sub e van deze verordening.

Artikel 13 Heroverweging

Ter voldoening aan het gestelde in artikel 18, lid 3 van de WWB, danwel artikel 41, lid 3 van de WIJ dient bij een verlaging, die met toepassing van artikel 7, lid 2, sub c van deze verordening op 3 maanden is vastgesteld, aan het einde van die termijn te worden vastgesteld of belanghebbende de tekortkomingen heeft hersteld. Indien dit niet het geval is, dan is artikel 4, lid 2 van deze verordening van toepassing.

Indien de verlaging plaatsvindt in het kader van recidive als bedoeld in artikel 4, lid 2 van deze verordening, vindt de heroverweging na maximaal 3 maanden na de ingangsdatum van de verlaging plaats, waarbij, indien belanghebbende de tekortkomingen heeft hersteld, alsnog besloten kan worden tot een nadere afstemming of een afzien van de verlaging. Dit artikel is niet van toepassing op de verlaging als genoemd in artikel 4, lid 1, sub e van deze verordening.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 14 Uitvoering

  • 1.

    Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 15 Uitkeringsgerechtigden van 65 jaar en ouder

In afwijking van de vorige artikelen is op de uitkeringsgerechtigden die op grond van een mandaatregelinng van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een algemene bijstandsuitkering ingevolge de WWB ontvangen, het maatregelenbeleid van de SVB (zoals gepubliceerd in de Staatscourant 2006, 121 en 2008, 98) van toepassing.

Artikel 16

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Afstemmingsbeleid WWB en WIJ.

Artikel 17
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

  • 2.

    De Verordening Afstemmingsbeleid WWB, vastgesteld op 8 oktober 2009 (Achtkarspelen) en 26 november 2009 (Kollumerland c.a.), wordt gelijktijdig ingetrokken.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Achtkarspelen op en de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Kollumerland c.a. op

De Raden voornoemd,

de plv. Raadsgriffier,

mr. R. van der Heide

de Voorzitter,

T.J. van der Zwan

de Raadsgriffier,

mw. N.A. Ynema

de Voorzitter,

B. Bilker