Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordenveld

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordenveld
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020
CiteertitelVerordening reinigingsheffingen 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 15.33 van de Wet milieubeheer
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-12-201901-01-2021nieuwe regeling

11-12-2019

gmb-2019-315940

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020

De Raad van de gemeente Noordenveld;

gezien het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van 29 oktober en 5 november 2019;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

B E S L U I T:

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

 

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ‘Gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • b.

    Bedrijfsafval: kantoor, winkel- en dienstenafval.

 

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

  • a.

    de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

  • b.

    de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

  • c.

    een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • d.

    een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen;

  • e.

    het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

 

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 4 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven terzake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

 

Artikel 5 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

 

Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 7 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.

 

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in

  • hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor

  • dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 6.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

 

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de in artikel 8 bedoelde belasting worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,00 doch minder is dan € 2.500,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de belasting moet worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt aan het begin van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde

  • termijnen.

 

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de afvalstoffenheffing wordt alleen kwijtschelding verleend voor de tarieven als bedoeld in de artikelen 1.1.1, 1.1.3 en 1.1.5 van de tarieventabel.

 

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

 

 

Artikel 12 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het

gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde

gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

 

Artikel 13 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst

wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

 

Artikel 14 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

 

Artikel 15 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 16 Wijze van heffing

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.

 

Artikel 17 Wijze van betaling

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 3, onderdelen 3.1.1 en 3.1.6 kunnen uitsluitend worden betaald door middel van:

    • a.

      pinnen of chippen;

    • b.

      afgifte van een eenmalige incassomachtiging.

  • 2.

    Indien betaling bedoeld in lid 1 onmogelijk is, omdat men niet over een dergelijke mogelijkheid beschikt of hiertegen principiële bezwaren heeft, wordt een gedagtekende kennisgeving toegezonden en dient betaling plaats te vinden binnen 30 dagen na de dagtekening.

 

Artikel 18 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het

  • belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 1.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd

  • 2.

    voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en op het nieuwe perceel gebruik maakt van dezelfde dienstverlening.

 

Artikel 19 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

 

Artikel 20 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,00 doch minder is dan € 2.500,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt aan het begin van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3.

    De op grond van artikel 14, tweede lid, geheven rechten moeten worden betaald:

    • a.

      ingeval van uitreiking van de kennisgeving:

      op het tijdstip van uitreiking;

    • b.

      ingeval van toezending van de kennisgeving:

      binnen 30 dagen na de dagtekening.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

 

Artikel 21 Kwijtschelding

Bij de invordering van de reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

 

 

Artikel 22 Overgangsrecht

De 'Verordening reinigingsheffingen 2019' van 19 december 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 23, tweede lid genoemde datum van ingang van heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 23 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

 

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening reinigingsheffingen 2020'.

 

 

 

 

 

Roden, 11 december 2019

De Raad van de gemeente Noordenveld,

voorzitter, griffier,

TARIEVENTABEL

 

behorende bij de ‘Verordening reinigingsheffingen 2020’

 

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting wanneer deze verschuldigd is.

 

Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

 

Hoofdstuk 1.1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

 

1.1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar wanneer het perceel wordt gebruikt door één persoon

€ 161,20

1.1.2

De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1.1 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van maximaal één extra (= boven hetgeen volgens de “Beleidsregel voor het verstrekken van minicontainers voor het inzamelen van afvalstoffen” aan het perceel is verstrekt):

 

1.1.2.1

container van 240 liter, bestemd voor groente, fruit- en tuinafval, met

€ 61,60

1.1.2.2

container van 240 liter, bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen, met

€ 99,50

1.1.3

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar wanneer het perceel wordt gebruikt door twee of meer personen

€ 202,35

1.1.4

De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1.3 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van maximaal één extra (= boven hetgeen volgens de “Beleidsregel voor het verstrekken van minicontainers voor het inzamelen van afvalstoffen” aan het perceel is verstrekt):

 

1.1.4.1

container van 240 liter, bestemd voor groente, fruit- en tuinafval, met

€ 61,60

1.1.4.2

container van 240 liter, bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen, met

€ 99,50

1.1.5

De belasting bedraagt per perceel met als aanduiding recreatiewoning per belastingjaar

€ 202,35

 

Hoofdstuk 1.2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

 

1.2.1

 

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het op aanvraag inzamelen huishoudelijke afvalstoffen of grof huisvuil per kubieke meter, per keer

€ 40,00

 

 

Hoofdstuk 2 Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten

2.1.

Het recht bedraagt per belastingjaar per perceel voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval, waarvan de hoeveelheid per inzameling niet groter is dan 240 liter

€ 202,35

2.2

Het recht als bedoeld in onderdeel 2.1 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra (= boven hetgeen volgens de “Beleidsregel voor het verstrekken van minicontainers voor het inzamelen van afvalstoffen” aan het perceel is verstrekt):

 

2.2.1

container van 240 liter, bestemd voor groente, fruit- en tuinafval, per extra container (tot een maximum van twee) met

€ 61,60

2.2.2

container van 240 liter, bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen, per extra container (tot een maximum van twee) met

€ 99,50

2.3

Het recht bedraagt per belastingjaar per perceel voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval, waarvan de hoeveelheid per inzameling niet groter is dan 1100 liter

€ 582,00

 

Hoofdstuk 3 Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten

3.1

Het recht bedraagt voor:

 

3.1.1

Het gesorteerd -overeenkomstig de aanwijzingen van het personeel-achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen of grof huisvuil (waaronder huishoudelijk bouw- en sloopafval) op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, per kilo € 0,13 met een minimum van

€ 2,45

3.1.1.1

Het bepaalde in artikel 3.1.1 geldt met in achtneming van een vrije voet van 100 kilo op jaarbasis voor elke huisaansluiting.

 

3.1.2

Het storten van de uit huishoudelijke afvalstoffen voortkomende afvalstromen wit/bruin goed, papier/karton, kleding, klein chemisch afval (kca) en oude metalen is gratis als deze in afzonderlijke fracties worden aangeboden.

 

3.1.3

Wordt het afval als bedoeld in 3.1.2 in combinatie met het afval als bedoeld in 3.1.1 aangeboden dan geldt onverminderd het tarief als bedoeld in respectievelijk 3.1.1.

 

3.1.4

Het op verzoek omwisselen (volume) van minicontainers, per keer

€ 26,35

3.1.5

Het verstrekken van minicontainers als gevolg van beschadiging, vermissing of diefstal, per keer

€ 52,75

3.1.6

Het storten van asbest door particulieren tot maximaal 35 m2 op het afvalbrengstation, Overslagweg 3 te Roden is gratis

 

3.1.7

Het verstrekken van een tag of pasje voor toegang tot ondergrondse afvalcontainers in de gemeente Noordenveld, als gevolg van beschadiging, vermissing of diefstal, per keer

€ 12,70

3.1.8

Het verstrekken van een afvalpas voor toegang tot het afvalbrengstation, Overslagweg 3 te Roden, als gevolg van beschadiging, vermissing of diefstal, per keer

€ 12,70

 

 

Behoort bij raadsbesluit van 11 december 2019

 

De griffier van de gemeente Noordenveld,

 

W.F.C. Damman