Organisatie | Waadhoeke |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent aanwijzingsbesluit parkeren 2020 (Aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd) |
Citeertitel | Aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-12-2019 | nieuwe regeling | 12-12-2019 | 19.206887 |
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Waadhoeke;
gelet op de artikelen 2 en 3 van de Parkeerverordening van de gemeente Waadhoeke 2020 en artikel 9 van de Verordening Parkeerbelastingen 2020 van de gemeente Waadhoeke;
Dat dit besluit in werking treedt met ingang van de dag na bekendmaking. Het besluit wordt bekend gemaakt door middel van een publicatie op www.overheid.nl;
De tijdstippen waarop het parkeren tegen betaling van de belasting als bedoeld in artikel 2, onder a van de Verordening Parkeerbelastingen 2020 mag worden geparkeerd zijn:
Van 1 januari tot en met 31 december:
met uitzondering van Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag na 19.00 uur, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, 24 december na 19.00 uur, eerste en tweede Kerstdag en 4 mei na 19.00 uur.
De parkeerplaatsen waar tegen betaling van de belasting als bedoeld in artikel 2, onder a van de Verordening Parkeerbelastingen 2020 mag worden geparkeerd zijn:
€ 0,55 per uur, met een maximale parkeerduur van 4 uur;
Ter zake van het betaald parkeren geschiedt door het in werking stellen van de parkeerapparatuur door het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.