Organisatie | Oudewater |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Oudewater 2010 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Oudewater 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen is niet compleet, alleen de gegevens van de wijzigingen vanaf 01-01-2010 zijn daarin opgenomen.
Gemeentewet, art. 149
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | 16-04-2014 | Intrekking | 28-06-2012 | D-50 | |
01-10-2010 | art. 1.1, 1.2, 2.11, 4.11, 4.12 | 01-07-2010 IJsselbode, 06-07-2010 | Raad 201000043 Decos 176 |
Algemene Plaatselijke Verordening
De raad van de gemeente Oudewater;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 mei 2010;
Gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet;
Algemene Plaatselijke Verordening
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN 7
Artikel 1:1 Begripsbepalingen 7
Artikel 1:3 Indiening aanvraag 7
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen 8
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing 8
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing 8
Artikel 1:8 Algemene weigeringsgronden 8
Artikel 1:9 Fictieve vergunning 9
Artikel 1:10 Geen fictieve vergunning 9
AFDELING 1 BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN 10
Artikel 2:l Samenscholing en ongeregeldheden 10
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen 10
Artikel 2:4 Afwijking termijn 11
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens 11
AFDELING 3 VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN 11
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen 11
AFDELING 4 VERTONINGEN E.D. OP DE WEG 11
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d. 11
Artikel 2:8 Dienstverlening 11
Artikel 2:9 Straatartiest e.d. 11
AFDELING 5 BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG 12
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan 12
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 12
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg 13
AFDELING 6 VEILIGHEID OP DE WEG 13
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid 13
Artikel 2:14 Winkelwagentjes 13
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp 13
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d. 14
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d. 14
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen 14
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp 14
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen 14
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 14
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn 15
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs 15
Artikel 2:24 Begripsbepaling 15
Artikel 2:26 Ordeverstoring 16
AFDELING 8 TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN 18
Artikel 2:27 Begripsbepalingen 18
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting 18
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting 19
Artikel 2:31 Verboden gedragingen 19
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen 19
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan 20
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan 20
AFDELING 9 TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF 20
Artikel 2:35 Begripsbepaling 20
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie 20
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister 20
AFDELING 10 TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN 21
Artikel 2:39 Speelgelegenheden 21
Artikel 2:40 Speelautomaten 21
AFDELING 11 MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID 22
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal 22
Artikel 2:42 Plakken en kladden 22
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d. 22
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen 23
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d. 23
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d. 23
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen 23
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik 23
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen 24
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten 24
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d. 24
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d. 24
Artikel 2:53 Bespieden van personen 24
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur 24
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren 24
Artikel 2:56 Alarminstallaties 25
Artikel 2:57 Loslopende honden 25
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden 25
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 25
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren 26
AFDELING 12 BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN 27
Artikel 2:66 Begripsbepaling 27
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister 27
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht 28
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen 28
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven 28
Artikel 2:71 Begripsbepalingen 28
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen. 28
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 29
Artikel 2:74 Drugshandel op straat 29
AFDELING 15 BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN 29
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding 29
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden 29
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen 30
HOOFDSTUK 3 SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D. 31
AFDELING 1 BEGRIPSBEPALINGEN 31
Artikel 3:l Begripsbepalingen 31
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan 32
Artikel 3:3a Maximum aantal vergunningen 32
AFDELING 2 SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE 32
Artikel 3:4 Seksinrichtingen 32
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder 32
Artikel 3:6 Sluitingstijden 34
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting 34
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder 34
Artikel 3:9 Straatprostitutie 34
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke 35
AFDELING 3 BESLISSINGSTERMIJN: WEIGERINGSGRONDEN 36
Artikel 3:12 Beslissingstermijn 36
Artikel 3:13 Weigeringsgronden 36
AFDELING 4 BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER 36
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie 36
Artikel 3:15 Wijziging beheer 37
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE 38
AFDELING 1 GELUIDHINDER EN VERLICHTING 38
Artikel 4:1 Begripsbepalingen 38
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten 38
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten 39
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten 39
Artikel 4:5 Onversterkte muziek 40
Artikel 4:6 Overige geluidhinder 40
AFDELING 2 BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING 41
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen 41
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen 41
AFDELING 3 HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN 41
Artikel 4:10 Begripsbepalingen 41
Artikel 4:12 Vergunning van rechtswege 42
AFDELING 4 MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST 42
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. 42
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen 42
Artikel 4:15 Verbod handelsreclame 43
Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame 44
AFDELING 5 KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN 44
Artikel 4:17 Begripsbepaling 44
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen 44
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen 44
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE 45
Artikel 5:l Begripsbepalingen 45
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. 45
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen 45
Artikel 5:4 Defecte voertuigen 46
Artikel 5:5 Voertuigwrakken 46
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a. 46
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen 46
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen 46
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen 47
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen 47
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen 47
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets 47
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen 47
Artikel 5:14 Begripsbepaling 48
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting 48
Artikel 5:17 Begripsbepaling 49
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden 49
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende 49
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen 49
Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht 49
Artikel 5:22 Begripsbepaling 50
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt 50
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water 50
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen 51
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats 51
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats 51
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken 51
Artikel 5:29 Reddingsmiddelen 52
Artikel 5:30 Veiligheid op het water 52
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen 52
AFDELING 7 CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN 52
Artikel 5:32 Crossterreinen 52
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden 53
AFDELING 8 VERBOD VUUR TE STOKEN 53
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken 53
AFDELING 9 VERSTROOIING VAN AS 54
Artikel 5:35 Begripsbepaling 54
Artikel 5:36 Verboden plaatsen 54
Artikel 5:37 Hinder of overlast 54
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 55
Artikel 6:2 Toezichthouders 55
Artikel 6:3 Binnentreden woningen 55
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening 55
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b;
b. weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994:
c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
d. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet;
e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
f. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening;
g. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
i. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
1. Elke vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
1. De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;
1. De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1.8 Algemene weigeringsgronden
1. De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:
Artikel 1.9 Fictieve vergunning
1. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
• Artikel 2:9: Ontheffing van het verbod optreden als straatartiest;
Artikel 1.10 Geen fictieve vergunning
1. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
• Artikel: 2:25: Vergunning evenementen;
• Artikel 2:28: Exploitatievergunning horeca;
• Artikel 2:39: Exploitatievergunning speelgelegenheid;
• Artikel 3:4: Vergunning seksinrichting;
• Artikel 4:18: Ontheffing van het verbod tot recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen.
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of hij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2.3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
a. naam en adres van degene die de betoging houdt;
c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;
f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:
a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Artikel 2.12 Maken, veranderen van een uitweg
Het is verboden zonder vergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering aan te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:
a. indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren een vergunning heeft aangevraagd bij het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie;
b. indien het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.
Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg:
a. indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;
b. indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
c. indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
d. indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf gelegen is in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Artikel 2.16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.23 Veiligheid op het ijs
a. voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;
b. bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.
Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
a. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 200 personen;
b. het evenement tussen 12.00 uur en 24.00 uur plaats vindt;
c. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 12.00 uur of na 23.00 uur;
d. het evenement niet meer dan 2 straten bevat;
e. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of openbare parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;
f. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m² per object en niet meer dan 2 objecten per straat;
h. de organisator 4 weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
De burgemeester kan binnen 3 weken na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt. Dit kan onder andere het geval zijn wanneer het evenement plaatsvindt in een stiltegebied, zoals aangewezen in de provinciale milieuverordening Utrecht.
Onverminderd het gestelde in artikel 1:8 van deze verordening kan de burgemeester een vergunning voor een evenement weigeren indien:
b. het beoogde evenement in de binnenstad van Oudewater plaatsvindt en:
- op zondag of daaraan gelijk te stellen dagen (Hemelvaartsdag, Eerste en Tweede Kerstdag, Pasen en Pinksteren) vóór 13.00 uur en/of na 23.00 uur en/of;
- op één of meer dagen van maandag tot en met donderdag na 23.00 uur en/of
- van vrijdag op zaterdag na 1.00 uur op zaterdagochtend en/of
- na 23.30 uur op zaterdagavond.
c. het beoogde evenement buiten de binnenstad van Oudewater, maar in een bebouwde kom plaatsvindt en:
- op zondag of daaraan gelijk te stellen dagen (Hemelvaartsdag, Eerste en Tweede Kerstdag, Pasen en Pinksteren) vóór 13.00 uur en/of na 23.00 uur en/of;
- op één of meer dagen van maandag tot en met donderdag na 23.00 uur en/of
- van vrijdag op zaterdag na 1.00 uur op zaterdagochtend en/of
- van zaterdag op zondag na 1.00 uur op zondagochtend.
d. het beoogde evenement buiten een bebouwde kom plaatsvindt en:- op zondag of daaraan gelijk te stellen dagen (Hemelvaartsdag, Eerste en Tweede Kerstdag, Pasen en Pinksteren) vóór 13.00 uur en/of na 23.00 uur en/of;
- op één of meer dagen van maandag tot en met donderdag na 23.00 uur en/of
- van vrijdag op zaterdag na 2.00 uur op zaterdagochtend en/of
- van zaterdag op zondag na 2.00 uur op zondagochtend.
e. het beoogde evenement plaatsvindt op hetzelfde tijdstip en locatie als de plaatselijke weekmarkt.
f. het evenement plaatsvindt in en stiltegebied zoals aangewezen in de provinciale milieuverordening Utrecht en in de periode tussen 1 maart en 1 augustus.
g. bij verlening van de vergunning een conflict ontstaat met eerder vergunde rechten, van bijvoorbeeld terrasvergunninghouders of standplaatsvergunninghouders.
h. het om een groot evenement gaat en deze niet is opgenomen in de jaarlijks op te stellen evenementenkalender.
i. het om een groot evenement gaat en op eenzelfde dag wanneer het beoogde evenement plaatsvindt, ook een vergunning is of wordt afgegeven voor een groot evenement elders in de gemeente.
Voor het houden van evenementen kunnen ook andere vergunningen of ontheffingen benodigd zijn, zoals een ontheffing op basis van de Drank- & Horecawet, een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik, een ontheffing op basis van artikel 4:6 van deze verordening of een ontheffing van de provincie op basis van de Wet Luchtvaart en/of de provinciale milieuverordening Utrecht.
Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2.27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, sportkantine, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden;
b. terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2.28 Exploitatie openbare inrichting
De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet, indien:
a. zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, dan wel
b. de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.
Artikel 2.31 Verboden gedragingen
1. Het is verboden in een openbare inrichting:
b. zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens het eerste lid;
c. op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van de zitplaatsen die aanwezig zijn op het terras;
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2.36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2.38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
a. speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;
b. speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;
c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel l, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
De burgemeester weigert de vergunning:
a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;
b. indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
In dit artikel wordt verstaan onder:
a. Wet: de Wet op de kansspelen;
b. Speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;
c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c. van de Wet;
d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
e. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.42 Plakken en kladden
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
b. met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
Artikel 2.45 Betreden van plantsoenen e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.
Artikel 2.47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
a. op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
b. zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt.
Artikel 2.50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek;
Artikel 2.52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.57 Loslopende honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is;
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
c. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
Artikel 2.58 Verontreiniging door honden
De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:
a. op een gedeelte van de weg dat bestemd is of mede bestemd voor het verkeer van voetgangers;
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;
Artikel 2.59 Gevaarlijke honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:
a. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;
b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
Artikel 2.60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde
c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2.67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
Artikel 2.68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a. de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
I. dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
II. van een verandering van de onder a, sub I, bedoelde adressen;
III. als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
IV. dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2.71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit ) van toepassing is.
Artikel 2.72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2.73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aan1. Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats. gewezen plaats. 1. Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
Artikel 2.74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1, 2.10. 2.11, 2.16, 2.19, 2.47, 2.48, 2.49, 2.50, 2.73 of 5.35 van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2.76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
b. prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
d. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
e. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;
f. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
g. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
h. bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;
6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 3.2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
In de aanvraag om en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
a. de persoonsgegevens van de exploitant;
b. de persoonsgegevens van de beheerder;
c. het aantal werkzame prostituees;
d. de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf;
e. de plaatselijke en kadastrale ligging van de seksinrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000;
f. de plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100;
g. bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel; en
h. bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting.
Artikel 3.5 Gedragseisen exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder:
a. staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;
b. is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en
c. heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.
1. De exploitant en de beheerder:
a. staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;
b. is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
I. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
II. de artikelen 137c tot en met 137g, 140 , 240b , 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429 quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
III. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
IV. de artikelen 1, onder a, b en d , 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
V. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
b. een bevel tot ten uitvoer legging van een voorwaardelijke straf.
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3.7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
a. tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;
b. van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
Artikel 3.8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht , in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid hij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
a. indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
b. anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslissingstermijn: weigeringsgronden
Artikel 3.13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;
c. er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd in het belang van:
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;
d. de veiligheid van personen of goederen;
e. de verkeersvrijheid of -veiligheid;
f. de gezondheid of zedelijkheid;
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.14 Beëindiging exploitatie
De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrij1. De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd. f feitelijk heeft beëindigd.
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
b. inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;
c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
e. incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
f. geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
g. geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
h. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
Artikel 4.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal vier incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal vier incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.5 Onversterkte muziek
1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
a. de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
b. de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;
c. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;
d. bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel geen bedrijfsduur correctie wordt toegepast.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.10 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;
b. hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
c. knotboom: boom waarvan de stam is afgezet op een hoogte van tenminste 1 meter boven de grond waarna zich door regelmatig afzetten op deze stam zich een knot vormt.
Artikel 4.11 Omgevingsvergunningen voor het vellen van houtopstanden
De vergunning kan worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4.15 Verbod handelsreclame
Het verbod geldt niet voor onverlichte:
a. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;
b. opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid;
c. opschriften of aankondigingen kleiner dan 0,50 m2 en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op:
I. een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
II. het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd;
d. opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer.
Het verbod geldt niet voor opschriften of aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits:
a. van het aanbrengen ervan tevoren schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het college;
b. het college niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken;
c. deze opschriften of aankondigingen niet langer dan negen weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.
Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
a. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
b. in het belang van de verkeersveiligheid;
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede lid, dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, is het college bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van de onroerende zaak aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4.18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd. Dit verbod geldt ook voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
b. parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens ( RVV 1990).
Artikel 5.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
Artikel 5.4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5.13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder venten wordt niet verstaan:
a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet
b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;
c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
Artikel 5.18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5.19 Toestemming rechthebbende
1. Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college een standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5.24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5.25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:
a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;
Artikel 5.26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5.27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5.28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoel in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
Artikel 5.33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:
a. in het belang van het voorkomen van overlast;
b. in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden;
Het verbod in het eerst lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:
a. op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
b. binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5.34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het verbod geldt niet voor zover het betreft:
a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;
c. vuur voor koken, bakken en braden, voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Onverminderd het bepaalde in hogere regelingen, wordt overtreding van de artikelen in deze verordening en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften en beperkingen op grond van artikel 1.4, gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. (Zie artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht). Bovendien kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.