Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Valkenswaard

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Valkenswaard houdende regels omtrent de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten (Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieValkenswaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Valkenswaard houdende regels omtrent de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten (Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020)
CiteertitelVerordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

Deze regeling vervangt de Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsheffingen 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 15.33 van de Wet milieubeheer

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-12-201901-01-2021nieuwe regeling

07-11-2019

gmb-2019-315443

1085938/1088182

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Valkenswaard houdende regels omtrent de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten (Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020)

De gemeenteraad van Valkenswaard in zijn openbare vergadering van 7 november 2019;

 

gezien het voorstel van het college van Valkenswaard d.d. 18 september 2019;

registratienummer: 1085938/1088182;

 

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer:

 

 

Besluit:

 

 

vast te stellen de volgende verordening:

“Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020”.

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    perceel:

  • een gebouwd eigendom -of een gedeelte ervan- dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt en ook als zodanig wordt gebruikt.

  • Met perceel worden gelijkgesteld: een stacaravan, een woonboot en een demontabel zomer- of vakantiehuisje, indien gebruikt door een particuliere huishouding.

  • b.

    bedrijfspand:

  • een gebouwd eigendom -of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan- geen perceel zijnde.

  • c.

    “gebruik maken” in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

  • d.

    “grof bedrijfsafval”: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 3.

    De belasting voor het achterlaten van afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.21 of 10.22 van de Wet Milieubeheer aan de milieustraat wordt geheven van degene die deze afvalstoffen achterlaat.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar maatstaven en de tarieven, opgenomen in Hoofdstuk I van de bij deze verordening behorende “Tarieventabel afvalstoffenheffing en reinigingsrechten”.

Artikel 6 Belastingtijdvak

  • 1.

    Het belastingjaar voor de heffing als bedoeld in hoofdstuk I van de bij deze verordening behorende tarieventabel is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Voor de overige belastbare feiten, vermeld in hoofdstuk III van de bij deze verordening behorende tarieventabel, vindt de heffing afzonderlijk per aanbieding plaats.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk I van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk III van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van een mondelinge of schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang.

  • 1.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk I van de bij deze verordening behorende tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk III van de bij deze verordening behorende tarieventabel is verschuldigd per aanbieding of bij aanvang van de dienstverlening.

  • 5.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing, indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 6.

    Voor de beoordeling van de vraag tot welke tariefgroep een belastingplichtige behoort geldt als peildatum 1 januari van het belastingjaar voor het gehele jaar. Indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar geldt als peildatum voor het resterende deel van het belastingjaar het tijdstip van aanvang van de belastingplicht.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk III van de tarieventabel moeten worden betaald op het tijdstip van aanvraag.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Vrijstellingen

  • 1.

    Een belastingplichtige die middels een medische verklaring kan aantonen dat ten gevolge van een ziekte of een lichamelijk ongemak op zijn of haar perceel permanent meer restafval wordt geproduceerd dan op een perceel waar geen sprake is van deze ziekte of dat lichamelijk ongemak, wordt op verzoek achteraf vrijstelling verleend van de belasting als bedoeld in Hoofdstuk II van de tarieventabel behorende bij deze verordening.

  • 2.

    De vrijstelling kan worden aangevraagd binnen zes weken na afloop van het belastingtijdvak.

  • 3.

    Indien de ziekte of het lichamelijk ongemak is ontstaan in de loop van het belastingtijdvak is het bedrag van de vrijstelling gelijk aan zoveel twaalfde gedeelte van het volgens het eerste lid van dit artikel berekende bedrag als de belastingplichtige of de medebewoner van het perceel waarvoor hij belastingplichtig is in dat belastingtijdvak volle maanden een ziekte of lichamelijk ongemak heeft als bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in de vorige leden van dit artikel kan het bedrag van de vrijstelling nooit meer bedragen dan de belasting die door een belastingplichtige op grond van hoofdstuk I van de bij deze verordening behorende tarieventabel over het belastingtijdvak verschuldigd is.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 11 Belastbaar feit

Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 12 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk II van de bij deze verordening behorende “Tarieventabel afvalstoffenheffing en reinigingsrechten”.

Artikel 14 Belastingtijdvak

Het belastingjaar voor de heffing als bedoeld in hoofdstuk II van de bij deze verordening behorende tarieventabel is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 15 Wijze van heffing

De belasting als bedoeld in hoofdstuk II van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De rechten als bedoeld in hoofdstuk II van de bij deze verordening behorende tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing, indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en weer gebruik maakt van de dienst.

Artikel 17 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 18 Kwijtschelding

Met betrekking tot de in deze verordening opgenomen afvalstoffenheffing kan kwijtschelding worden verleend tot een maximum van € 175,00.

Hoofdstuk V Overgangsrecht, inwerkingtreding, ingang van heffing en citeertitel

Artikel 19 Overgangsrecht

De “Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsheffingen 2019” vastgesteld bij raadsbesluit van 1 november 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 20, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 20 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 november 2019.

de griffier,

drs. C. Miedema

de voorzitter,

drs. A.B.A.M. Ederveen.

Bijlage 1: Tarieventabel afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020.

(Behorende bij de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020).

 

Hoofdstuk I: Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing 

 

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar 

2020

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

 

1.1.1

indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar

 

 

of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang

 

 

van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon

 € 199,50

1.1.2

indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar

 

 

of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang

 

 

van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer dan

 

 

één persoon

 € 279,02

1.2

Omwisselen container

 

 

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk I bedraagt de

 

 

belasting voor het op aanvraag omwisselen of uitzetten

 

 

van één of meer containers per keer:

 € 25,00

 

met dien verstande dat indien sprake is van een

 

 

verhuizing binnen of naar de gemeente, binnen drie

 

 

maanden gratis omruilen kan plaatsvinden naar een

 

 

container met een ander volume

 

1.3

Vermissing milieupas

 

 

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk I bedraagt de

 

 

belasting voor de aanvraag van een milieupas bij vermissing:

 

€ 15,00

 

met dien verstande dat indien sprake is van een verhuizing binnen

 

 

of naar de gemeente, binnen drie maanden indien geen milieupas

 

 

op het adres aanwezig is, gratis een milieupas kan worden aangevraagd

 

 

 

 

Hoofdstuk II: Maatstaven en tarieven reinigingsrechten. 

 

Het recht bedraagt per perceel per belastingjaar 

 

2.1

Het recht bedraagt per perceel per belastingjaar

 

2.1.1

voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of

 

 

hoeveelheid bedraagt per belastingjaar (exclusief BTW) per bedrijfspand

 

 

per container

€ 279,02

2.1.2

voor het periodiek verwijderen van afval (op verzoek) van beperkte omvang of

 

 

hoeveelheid bedraagt per belastingjaar per perceel per container

 

€ 279,02

2.2

Omwisselen container

 

 

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk I bedraagt de

 

 

belasting voor het op aanvraag omwisselen of uitzetten

 

 

van één of meer containers per keer:

€ 25,00

 

met dien verstande dat indien sprake is van een

 

 

verhuizing binnen of naar de gemeente, binnen drie

 

 

maanden gratis omruilen kan plaatsvinden naar een

 

 

container met een ander volume

 

 

 

 

Hoofdstuk III: Toegangstarieven en maatstaven milieustraat

 

 

 

standaardtarief

hoog tarief

 

 

eerste 6 bezoeken

7e en volgende bezoek

 

Afvalsoort

per jaar

per jaar

1.0

Wit en bruingoed (wasmachines, koel-, vrieskasten, televisies e.d.),

 

 

 

kadavers van kleine huisdieren, asbest tot 35 m², afgewerkte olie (max. 5 liter),

 

 

 

klein chemisch afval (medicijnen, lampen, batterijen, verf, basen, zuren),

 

 

 

retourglas (flessen e.d.), vlakglas, papier, karton, textiel, schoeisel,

 

 

 

kringloopgoederen, ferro/non ferro metalen, kunststof flacons, (harde)

 

 

 

plastics, drankenkartons, frietvet of olie, luiers, banden van een personenauto

 

 

 

(maximaal 4 stuks), piepschuim, per keer:

gratis

gratis

2.0

A-hout; grond, niet chemisch verontreinigd; blad/gras; snoeiafval;

 

 

 

vloerbedekking; gips

 

 

2.1

tot 0,1 m³ (=100 liter) per keer:

 € 2,50

 € 10,00

2.2.

van 0,1 m³ tot 1 m³ (100 - 1000 liter):

 € 5,00

 € 20,00

2.3

van 1 m³ tot maximaal 2 m³ per keer:

 € 10,00

 € 40,00

2.4

meer dan 2 m³, per m³

 € 7,50

 € 30,00

3.0

bouw- en sloopafval: puin (schoon/vuil); dakleer, B en C-hout, en grof

 

 

 

restafval (bankstellen, stoelen e.d.)

 

 

3.1

tot 1 m³ per keer:

 € 10,00

 € 40,00

3.2

van 1 m³ tot maximaal 2 m³, per keer:

 € 20,00

 € 80,00

3.3

meer dan 2 m³, per m³:

 € 15,00

 € 60,00

4.0

vuilniszak van maximaal 60 liter huishoudelijk restafval, per stuk. Dit komt

 

 

 

bovenop de prijs genoemd voor ander afval dat tegelijk wordt aangeboden.

 

€ 5,00

 

€ 5,00

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 november 2019.

 

Valkenswaard,

De gemeenteraad voornoemd,

 

de griffier,

drs. C. Miedema

 

de voorzitter,

drs. A.B.A.M. Ederveen.