Organisatie | Tilburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Professionele Kunsten 2021-2024 Tilburg - BrabantStad |
Citeertitel | Subsidieregeling Professionele Kunsten 2021-2024 Tilburg - BrabantStad |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Dit is een nieuwe regeling.
artikel 139 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-12-2019 | nieuwe regeling | 25-11-2019 | Raadsbesluit 2019_924 |
Subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen die in Tilburg gevestigd zijn.
indien de subsidieaanvraag gericht is op de activiteiten, bedoeld in artikel 4, onder b, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan het vereiste dat de subsidieaanvrager een aanvraag voor cofinanciering in de vorm van subsidie heeft ingediend of gaat indienen bij een andere overheid, blijkend uit de begroting.
Artikel 8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 7 komen in ieder geval de kosten ten behoeve van horecaexploitatie niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 3 december 2019 tot en met 30 januari 2020 via het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier.
Het college van B en W stelt het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4, vast op een totaal van € 6.440.000,- in de periode 2021-2024, dat wil zeggen € 1.610.000,- per jaar, waarvan:
Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidieplafonds, genoemd in artikel 10, te boven gaan, maakt het college van B enW voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:
Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder d, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.
Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerst lid, onder a, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.
Artikel 13 Externe adviescommissie
Het college van B en W legt aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 6 en artikel 12 voor aan de externe adviescommissie.
Artikel 14 Verplichtingen van de subsidieontvanger
En beschrijft hoe hij de volgende codes onderschrijft:
Artikel 16 Subsidievaststelling
De subsidie wordt vastgesteld aan de hand van de ingediende inhoudelijke en financiële verantwoording en op basis van de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van de toegekende subsidie volgens de subsidiebeschikking.
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling Professionele Kunsten 2021-2024 Tilburg - BrabantStad
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Tilburg (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor het college van B en W en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger.
Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is de Asv van belang. Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Het college van B en W acht het voor een aantrekkelijk woon-, werk- en vestigingsklimaat belangrijk dat voldoende artistieke, aansprekende culturele activiteiten aangeboden worden. Hij wil derhalve organisaties die zich inzetten om een basis voor dergelijke culturele activiteiten op te zetten financieel ondersteunen. Hierdoor worden deze organisaties in staat gesteld op een meer structurele basis culturele activiteiten te ontwikkelen, te produceren en te presenteren, waarbij zij zich verbinden aan de samenleving en de maatschappelijke opgaven die hierin actueel zijn.
Op op 31 oktober 2019 hebben de partners in BrabantStad het regioprofiel 'BrabantStad maakt het; een innovatieve culturele regio als geen ander' vastgesteld. Als onderdeel van het regioprofiel is met diverse publieke partners overleg gevoerd teneinde bestaande subsidiestromen voor de Brabantse professionele kunstinstellingen beter op elkaar af te stemmen.
Overwegende dat het college van B en W ter rechtvaardiging van eventuele staatssteun in paragraaf 1 gebruik willen maken van hoofdstuk 1 en artikel 53, inzake steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed, in de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187, Algemene Groepsvrijstellingsverordening).
Artikel 2:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat onder privaatrechtelijke rechtspersonen wordt verstaan: rechtspersonen voor particulier gebruik door groepen personen. Privaatrechtelijke rechtspersonen zijn verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen.
Er bestaan nog andere samenwerkingsvormen in het privaatrecht, te weten de maatschap, de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap. Deze rechtsvormen hebben echter geen rechtspersoonlijkheid. Dit betekent dat zij niet zelfstandig rechtshandelingen kunnen verrichten,
maar dat de maten of vennoten dat moeten doen. Deze samenwerkingsvormen zijn dus uitgesloten van deze regeling.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
Met de term “verzorgen” bedoelt het college van B en W het ontwikkelen, produceren of presenteren van professionele kunsten. Deze term sluit aan bij de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021-2024 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De onder 1 en 2 genoemde functies betreffen de functies zoals deze ook door het Rijk worden gehanteerd in deze Subsidieregeling.
Onder onderdeel b vallen de overige activiteiten op het gebied van professionele kunsten. Subsidieaanvragers kunnen zowel voor onderdeel a als onderdeel b subsidieaanvragen. Indien de aanvraag na het doorlopen van de kwaliteitstender niet voor subsidie op grond van onderdeel a in aanmerking blijkt te komen is het mogelijk subsidie voor onderdeel b te krijgen. Een subsidieaanvrager krijgt echter slechts voor een van beide onderdelen subsidie.
De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en 4:35 Awb, en de weigeringsgronden uit artikel 11, Asv.
De regeling is gericht op producerende instellingen (muziek-, theater-, dansgezelschappen), letterenorganisaties, festivals, manifestaties, presentatie-instellingen, broedplaatsen/ontwikkelinstellingen, werkplaatsen, concoursen
Onder d, onder 1 Hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit
Met een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit bedoelt het college van B en W dat er sprake moet zijn van een visie, een beeld van de artistiek-inhoudelijke ontwikkelingen die de organisatie beoogt op langere termijn, in relatie tot de positie die de organisatie inneemt in de sector en de discipline op lokaal, regionaal of nationaal niveau. Het college denkt bij een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit ook aan oorspronkelijkheid, die zich vertaalt in onderscheidende activiteiten en zich onderscheidt van andere makers in de stad, regio of het land. Ook is bij een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit belangrijk dat de activiteiten met vakmanschap worden uitgevoerd. Het gevolgd hebben van een vakopleiding is daarbij niet doorslaggevend, het gaat om de vaardigheid waarmee de activiteiten tot stand komen en worden uitgevoerd. Tenslotte beoordeelt het college bij dit vereiste of de activiteiten zeggingskracht hebben en het publiek of beoogde publiek zullen aanspreken. De subsidieaanvrager dient dan ook blijk te geven van kennis van het publiek dat men er mee hoopt te bereiken.
Onderdeel d, onder 2 en onderdeel e Hoge zakelijke kwaliteit
Met hoge zakelijke kwaliteit bedoelt het college dat de organisatie een gezonde bedrijfsvoering dient te hebben, die voldoende vertrouwen geeft om de voorgenomen activiteiten inhoudelijk te realiseren en het beoogde publiek te bereiken. Van belang daarbij is dat er sprake is van een realistische mix van inkomstenbronnen, inclusief een visie op het omgaan met risico’s en dat het ondernemerschap wordt ingevuld qua marketing- en communicatiestrategie. Ook de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Culturele Diversiteit zeggen iets over de zakelijke kwaliteit van een organisatie. Derhalve dient een subsidieaanvrager in zijn aanvraag te verklaren dat hij die codes onderschrijft en heeft het college het toepassen van de code Governance Code Cultuur in de uitvoeringsperiode 2021 tot en met 2024 als verplichting opgelegd en geldt voor de andere codes dat duidelijk wordt gemaakt hoe de aanvrager hiermee omgaat
Onderdeel d, onder 3 Bovenlokale functie
Het college let bij dit vereiste op het lokale belang in relatie tot het regionale of landelijke belang van de organisatie. Daarbij wordt getoetst of de organisatie invulling geeft aan de verbinding met de samenleving en of de organisatie bijdraagt aan een samenhangend cultuuraanbod. Maar ook of en op welke wijze de organisatie en de activiteiten in de periode 2021-2024 zich verhouden tot stad en regio en of de organisatie bijdraagt aan spreiding van het cultuuraanbod.
Bij dit vereiste let het college van B en W er met name op of de organisatie, naast het blijven bedienen en verbinden van het bestaande publiek, ook een visie heeft om aanbod en publiek bij elkaar te brengen en te investeren in duurzame opbouw van publiek met het oog op de toekomst, bijvoorbeeld door het verlagen van drempels voor doelgroepen die niet eerder bereikt werden, door aan te sluiten op zaken die in de (lokale) maatschappij spelen of door zich te verbinden met bredere doelgroepen dan alleen het bestaande publiek. De visie op de publiekswerking en de monitoring daarvan dienen te blijken uit een communicatiestrategie.
Het betreft hier een subsidie in de exploitatiekosten voor de jaren 2021 tot en met 2024.
Tweede lid Aanvullende vereisten artikel 4
Het betreft hier de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021-2024 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschapp. Een subsidieaanvrager komt dus alleen voor subsidie op grond van artikel 4, onder a, in aanmerking als hij tevens in aanmerking denkt te komen voor subsidie door het rijk. Dit dient te blijken uit een afschrift van de subsidieaanvraag bij het rijk.
Artikel 14 Prestatieverantwoording
Als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit verplicht te melden bij het college van B en W. Het college kan dan, afhankelijk van de situatie, de subsidie ambtshalve op een lager bedrag vaststellen. Ook kan er ambtshalve een gewijzigde verleningsbeschikking worden vastgesteld, waarin nieuwe afspraken met de subsidieontvanger worden gemaakt. Als bij de desgevraagde verantwoording of controle blijkt dat niet aan de meldingsplicht is voldaan, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.