Organisatie | Weert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Weert houdende regels omtrent de heffing en invordering van scheepvaartrechten (Verordening Scheepvaartrechten 2020) |
Citeertitel | Verordening Scheepvaartrechten 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening Scheepvaartrechten 2019.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 18-12-2019 | DJ-860033 |
De raad van de gemeente Weert;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders
gelet artikel 216 en 229, lid 1, aanhef en letter a en b van de gemeentewet;
vast te stellen in de openbare vergadering van 18 december 2020 de
Verordening op de heffing en de invordering van scheepvaartrechten c.a. 2020
Onder de naam "havengeld" wordt ingevolge deze verordening een recht geheven ter zake van het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemd gemeentewater van vaartuigen in de gemeentelijke haven, niet zijnde de passantenhaven.
Het havengeld wordt geheven van de gezagvoerder of de schipper en bij gebreke van die, van de eigenaar of beheerder van het vaartuig, dan wel degene die als vertegenwoordiger van één van dezen optreedt, dat in de haven verblijft.
Artikel 5. Aanvang belastingplicht
Tenzij anders uit de verordening blijkt, vangt de belastingplicht aan zodra het vaartuig het gemeentelijke vaarwater binnenkomt of gebruik maakt van de bij de gemeente Weert in beheer en onderhoud zijnde kaden, loswallen en aanlegsteigers.
Onder de benaming "opslaggeld" wordt ingevolge deze verordening een recht geheven voor het gebruik van opslagruimte van bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde kaden, loswallen en aanlegsteigers of van de overige aan de gemeente toebehorende terreinen bestemd voor de opslag langs de haven.
Het opslaggeld wordt geheven van degene, die gebruik maakt van de opslagruimte of op wiens last dit geschiedt dan wel degene die als vertegenwoordiger van één van dezen optreedt.
Artikel 11. Aanvang belastingplicht
Tenzij anders uit de verordening blijkt, vangt de belastingplicht aan zodra de opslag van goederen aanvangt op de bij de gemeente Weert in beheer en onderhoud zijnde kaden, loswallen en aanlegsteigers of van de overige aan de gemeente toebehorende terreinen bestemd voor de opslag langs de haven.
De grondslagen voor de berekening van het opslaggeld zijn de tijdsduur en het aantal in gebruik genomen m² opslagruimte.
Artikel 14. Abonnement opslaggeld
Hij, die het opslaggeld voor het gebruik van een opslagruimte bij wijze van abonnement wenst te voldoen, doet hiervan schriftelijk aangifte bij het college van burgemeester en wethouders of bij de door hen daartoe aangewezen ambtenaar vóór de aanvang van dat gebruik onder vermelding van de benodigde oppervlakte en de tijd gedurende welke hij die opslagruimte wenst te gebruiken.
Onder de naam "kadegeld" wordt ingevolge deze verordening een recht geheven voor het gebruik van een gedeelte van de kaden, loswallen en aanlegsteigers of van de overige aan de gemeente toebehorende terreinen langs de haven voor het plaatsen van toestellen, werken of inrichtingen, die direct of indirect met het lossen en laden van vaartuigen verband houden.
Het kadegeld wordt geheven van degene, die een gedeelte van de in artikel 15 bedoelde kade, terreinen of het gemeentewater in gebruik heeft. Voor vaartuigen, waarop inrichtingen ten behoeve van het laden en lossen zijn aangebracht, wordt het kadegeld geheven van de gezagvoerder, de schipper, de reder, de eigenaar, de gebruiker, de bevrachter, de huurder van het vaartuig of de gemachtigde van één van dezen.
Artikel 18. Aanvang belastingplicht
Tenzij anders uit de verordening blijkt, vangt de belastingplicht aan zodra er gebruik van een gedeelte van de kade of van de overige aan de gemeente toebehorende terreinen langs de haven voor het plaatsen van toestellen, werken of inrichtingen, die direct of indirect met het lossen en laden van vaartuigen verband houden, aanvangt.
De grondslag, waarnaar het kadegeld wordt geheven, is de tijdsduur dat van de in artikel 15 bedoelde kade en terreinen gebruik wordt gemaakt, alsmede het aantal toestellen, werken, inrichtingen of vaartuigen.
Zodra gebruik van de openbare gemeentelijke wateren een aanvang neemt is de belastingplichtige gehouden zulks te melden aan de aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.
De ingevolge deze verordening te heffen rechten worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving, nota of andere schriftuur, waarop het verschuldigd bedrag wordt vermeld.
Van de rechten, die worden betaald naar een termijn van een kalenderjaar, wordt bij beëindiging van het gebruik op aanvraag als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet restitutie verleend. De restitutie vindt plaats over zoveel twaalfde gedeelte(n) van het verschuldigd bedrag als er na de beëindiging van de belastingplicht gehele kalendermaanden overblijven.
Artikel 33. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de scheepvaartrechten.
Artikel 34. Overgangsbepaling, inwerkingtreding, ingang van heffing en citeertitel
De "Verordening Scheepvaartrechten 2019", vastgesteld door de raad der gemeente Weert in de openbare vergadering van 19 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van de ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan.
In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijven, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het tweede lid genoemde datum, de ingetrokken verordeningen gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van marktgelden in die periode plaatsvindt.