Organisatie | Veere |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2020. |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Verordening rioolheffing 2020 |
Geen
artikel 228a van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | 31-12-2020 | Nieuwe regeling | 18-12-2019 | 19b.06875 |
Deze verordening verstaat onder:
a. perceel: een roerende of onroerende zaak;
b. onroerende zaak: de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken
c. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
d. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;
e. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.
f. woning: een roerende of een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient;
g. niet-woning: een roerende of een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient;
h. garagebox: een overdekte en afsluitbare stallingsruimte welke volgens de maatschappelijke opvattingen bestemd is voor het parkeren van motorvoertuigen.
Artikel 2. Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater;
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht
a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering; verder te noemen; eigenarendeel; en
b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen; gebruikersdeel.
Voor het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Voor het gebruikersdeel wordt:
a. gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;
b. gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;
c. het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.
Artikel 4. Maatstaf van heffing
Voor het eigenarengedeelte vindt er tariefdifferentiatie plaats tussen percelen die in hoofzaak tot woning dienen en percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen. Een perceel dient in hoofdzaak tot woning als de waarde in het economische verkeer van dat perceel in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op:
a. het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water naar een jaarverbruik herleid.
b. 1 m3 indien er geen sprake is van een aansluiting op de waterleiding.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
€ 62,22 van 0 m³ tot en met 75 m³ water (grondslag 1);
€ 87,29 van 76 m³ tot en met 150 m³ water (grondslag 2);
€ 112,31 van 151 m³ tot en met 300 m³ water (grondslag 3);
€ 221,34 van 301 m³ tot en met 1000 m³ water (grondslag 4);
€ 330,26 voor meer dan 1000 m³ vermeerderd met € 0,43 per m³ voor elke m³ waarmee de hoeveelheid afgevoerd water die 1000 m³ te boven gaat.
Het gebruikersdeel wordt niet geheven van garageboxen voor zover de hierbij behorende directe of indirecte aansluiting uitsluitend dient voor de afvoer van hemelwater.
Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10. Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Bij de invordering van de in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, bedoelde heffing wordt geen kwijtschelding verleend.
De "Verordening rioolheffing 2019", vastgesteld bij besluit van 13 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13 tweede lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.