Organisatie | Landgraaf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële beheersverordening 2020 gemeente Landgraaf |
Citeertitel | Financiële beheersverordening 2020 gemeente Landgraaf |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | nieuwe regeling | 12-12-2019 |
II. Begroting en verantwoording
Artikel 5 Uitvoering begroting
De door de raad in de begroting vastgestelde en daarmee gevoteerde investeringen worden door het college van Burgemeester en wethouders in een separaat ter beschikkingsstellingsbesluit per investering aan de budgethouder beschikbaar gesteld alvorens uitgaven ten laste van die investering kunnen en mogen worden gedaan.
Artikel 6 Tussentijdse verantwoording voortgang en bijstelling begroting
De laatste financiële bijstellingsrapportage bevat een overzicht van de (restant) investeringskredieten en reserves die op grond van de nadere regels, zoals vastgesteld in de in artikel 9 genoemde nota’s, bij het opstellen van de jaarrekening afgeboekt gaan worden, tenzij de raad bij vaststelling van de voortgangsrapportage besluit, op grond van de aangeleverde motivering, het afvoeren uit te stellen.
III. Financieel beleid, regelgeving en de paragrafen
Artikel 8 Financiële verordeningen
Artikel 12 Weerstandsvermogen en risicobeheersing
De paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de programmabegroting bevat ten minste de informatie zoals opgenomen in artikel 11 van het BBV inbegrepen de meerjarige ontwikkeling van de weerstandsratio edoch uitgezonderd het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s aangezien dat is opgenomen in de in lid 1 genoemde nota.
De paragraaf ‘’verbonden partijen’’ van de programmabegroting bevat ten minste de laatste ontwikkelingen op het terrein van de verbonden partijen in zijn algemeenheid, een overzicht van de bijdrages aan de verbonden partijen in het begrotingsjaar en een overzicht van de financiële risico’s die we lopen bij de verbonden partijen op het domein van de bedrijfsvoering.
In de paragraaf Verbonden Partijen van de in artikel 6 lid 1 genoemde beleidsmatige voortgangsrapportage geeft het college de raad per verbonden partij inzicht in de vastgestelde primitieve bijdrage aan de begroting, de vastgestelde actuele bijdrage aan de begroting en het verwachte resultaat van de verbonden partij voor Landgraaf.
In de paragraaf Verbonden Partijen van het jaarverslag geeft het college de raad, in aanvulling op artikel 26 van het BBV, inzicht in de vastgestelde primitieve bijdrage aan de begroting van de verbonden partij, de vastgestelde actuele bijdrage aan de begroting van de verbonden partij, het resultaat voor Landgraaf en het begrote en opgekomen risico per de verbonden partij.
Artikel 14 Kapitaalgoederen (activa)
De in lid 1 genoemde nota stelt in aanvulling op het BBV1 nadere regels omtrent het beleidskader kapitaalgoederen.
In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van het jaarverslag geeft het college de raad, in aanvulling op artikel 26 van het BBV, per type kapitaalgoed inzicht in de primitieve actuele en gerealiseerde middelen. Tevens wordt inzicht gegeven, indien aan de orde, van de mate van achterstallig onderhoud per type kapitaalgoed ultimo het begrotingsjaar waarover verslag wordt gedaan.
Het college draagt zorg voor een actuele door de raad vast te stellen beleidsnota financiering2 .
Artikel 21. Financiële organisatie
Het college draagt voor zover deze kaders niet reeds zijn geborgd in de in artikel 9 genoemde nota’s zorg voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Algemene toelichting op de artikelen
In de planning van de P&C-kalender worden de begroting, de beleidsmatige voortgangsrapportages, de financiële bijstellingsrapportages en de jaarstukken in de tijd afgestemd met de raad. Voor begroting en jaarstukken gelden harde mijlpaal data zoals vastgelegd in de gemeentewet. De begroting dient binnen twee weken na vaststelling door de raad maar voor 15 november van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar zelf aangeboden te zijn aan gedeputeerde staten. Voor de jaarstukken geldt de datum 15 juli als harde deadline. Omdat we de raad transparant inzicht willen geven in de financiële bijstellingen stellen we voor de financiële bijstellingen een aparte rapportage op. In die rapportages staan de per B&W besluit opgenomen managementsamenvatting die duidelijk maakt welke financiële begrotingsmutatie aan de orde is. De 3e en 4e financiële bijstellingsrapportage worden in de praktijk toegevoegd als bijlage aan de beleidsmatige voortgangsrapportages. Per jaar kan het college de raad voorstellen meer of minder financiële bijstellingsrapportages op te stellen. Regulier stellen we vier financiële bijstellingsrapportages op. Vanwege de variabele vakantiemaanden kan de eerste beleidsmatige voortgangsrapportage ook net voor de zomervakantie vallen. Dat is maatwerk per jaar vandaar dat in de verordening is opgenomen dat ieder jaar de planning met de auditcommissie wordt afgestemd.
In de kadernota informeert het college de raad over alle alsdan bekende (autonome) ontwikkelingen die van invloed zijn op het meerjarensaldo en de reserves. Dit betreft het saldo van alle inmiddels door verbonden partijen ingediende meerjarenbegroting maar ook de mogelijke effecten van de ontwikkeling van de algemene uitkering voor zover die substantieel afwijkt van de meicirculaire van het lopende jaar. Ook de gevolgen van de mutatie op de meerjarig geraamde indexeringen wordt vertaald naar zowel de lasten als de baten (opbrengsten belastingen). Ook de autonome ontwikkelingen worden in de kadernota benoemd. Een autonome ontwikkeling is een ontwikkeling die de raad niet meer kan terugdraaien of wijzigen omdat:
- sprake is van geoormerkte (rijks)middelen;
- de raad al in het gemeenteblad expliciet al heeft besloten deze middelen toe te wijzen zonder enig voorbehoud;
- sprake is van een besluit van een algemeen bestuur van één van de verbonden partijen waar de gemeente deel van uitmaakt en waarbij de raad in de gelegenheid is gesteld haar invloed aan te wenden;
- sprake is van wet of regelgeving waar niet van mag worden afgeweken.
De kadernota wordt tevens gebruikt voor het verzamelen van alle mogelijke door het college of de raad gewenste beleidsalternatieven (ruimtevragen en ruimtecreaties) en risico’s voor de komende jaren. De doelstelling van deze inventarisatie is om de raad kaderstellend invloed te laten uitoefenen op het nieuwe beleid zoals op te nemen in de nieuwe begroting door de raad zo vroeg mogelijk, zo volledig mogelijk en zo juist mogelijk inzicht te geven in alle mogelijke beleidsalternatieven en relevante financiële ontwikkelingen. De raad is vrij in de keuze van het moment waarop zij nieuw beleid wil vaststellen. Door nieuw beleid samen te brengen in de kadernota zorgt de raad ervoor dat een integrale afweging mogelijk is.
Aan de hand van de financiële meerjarenprognose de aangedragen beleidsalternatieven (ruimte-vragen en ruimtecreaties) voert de raad een richtingendebat. De resultaten van het richtingendebat, inbegrepen de eventueel aangegeven prioritering alsook de richtinggevende opmerkingen vanuit de raad, worden geïnterpreteerd door het college en middels een brief aan de kadernota toegevoegd. De raad is vervolgens in staat om bij de behandeling van de kadernota (via amendementen en moties) bijsturing te geven aan de door haar gegeven richting. In de kadernota staan de door de raad gemaakte keuzes die kaderstellend zijn voor het college bij de opmaak van de ontwerpbegroting. De kadernota wordt door de raad vastgesteld. Aan de hand van het richtinggevende kader kan het college tijdens de verdere opmaak van de begroting anticiperen op de wensen van de raad. De raad ziet vervolgens in de ontwerpprogrammabegroting welke beleidskeuzes definitief zijn opgenomen door het college en heeft daarbij tevens inzicht in de niet gekozen alternatieven.
De raad kan het college verplichten om in de komende begroting bepaalde onderwerpen op te nemen in een aparte paragraaf. Voorbeelden uit het recente verleden zijn de krimpparagraaf en bij voorbeeld de paragraaf 3D.
Artikel 4 bevat in aanvulling op de inrichtingsregels zoals opgenomen in de gemeentewet en het Besluit Begroten en Verantwoorden (BBV) een aantal nadere bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de structuur van de begroting vast. Een programma is gebaseerd op de vier w-vragen: wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? Wat mag dat kosten? Wat zijn de majeure risico's? Voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de raad de gelegenheid te bieden zijn controlerende functie in te vullen.
Lid 1. De begroting dient binnen twee weken na vaststelling en uiterlijk voor 15 november aangeboden te worden aan GS van de provincie.
Lid 2. In de Gemeentewet hoofdstuk XII en het BBV art 1 t/m 29 staan nadere bepalingen waaraan de begroting dient te voldoen. Nadere regels kan de raad stellen in de vast te stellen financiële nota’s.
Lid 3 & 4. De stapsgewijze uitleg van begroting T-1 naar begroting T zorgt ervoor dat de raad de financiële stand van zaken en genomen besluiten begrijpt. Een andere belangrijke regel is de opname van de 4e W voor de financiële risico’s.
Lid 5. In de visie op de planning en control wordt het belang van dit artikel en de relatie met de beleidsnota’s nader geduid.
Lid 6 In dit lid legt de raad vast dat in principe slechts een keer per vier jaar de programma-indeling wordt herijkt. Dit zorgt voor continuïteit en vergelijkbaarheid van opeenvolgende begrotingen. Komt er een nieuwe coalitie en dus ook een nieuw coalitieconvenant dan kan de raad besluiten tot herijking. De raad is vrij in de groepering van de BBV verplichte taakvelden naar de programma’s. Programma's worden onderverdeeld naar BBV-taakvelden en BBV-taakvelden worden onderverdeeld naar producten. De programmabegroting bevat een overzicht dat inzicht biedt in de onderverdeling van programma’s naar taakvelden naar producten.
Lid 7. Door dit te besluiten geeft de raad aan dat mutaties in baten en lasten binnen de programma’s de bevoegdheid zijn van het college. Mutaties over de programma’s heen, van de ene reserve naar de andere reserve, tussen exploitatie en balans en tussen investeringskredieten zijn de bevoegdheid van de raad. De raad kan in afwijking van bovenstaande het college de bevoegdheid geven tot vaststelling van mutaties tussen exploitatie en reserves met een egaliserend karakter. Die egaliserende reserves waarvoor dat geldt staan opgenomen in de nota reserves en voorzieningen.
Lid 8. Om snel een begroting te kunnen lezen is het van belang dat nieuw beleid dat is opgenomen in de nieuwe begroting cijfermatig en tekstueel herkenbaar is weergegeven in de begroting.
Lid 9. Door de meerjarige ontwikkeling van de ratio op te nemen kan tijdig worden geanticipeerd op het versterken van het weerstandsvermogen en meer in het bijzonder de algemene reserve. Dit artikel vraagt dus ook om een meerjarige inschatting van de risico’s.
Artikel 5 Uitvoering begroting
Lid 1 stelt eisen voor de uitvoering van de programmabegroting. De uitvoering van de begroting dient rechtmatig te geschieden, dit wil zeggen conform de wet en binnen de gestelde kaders. Er is sprake van doelmatige uitvoering als deze geschiedt op de economisch meest voordelige wijze. De uitvoering is doeltreffend als de activiteiten leiden tot vooraf geformuleerde doelen en beoogde effecten.
Lid 2. Door het college te verplichten een budgetbesluit te nemen zorgt de raad ervoor dat bij aanvang van het begrotingsjaar precies duidelijk is hoe de door de raad geautoriseerde budgetten per programma en investeringskredieten worden verdeeld over de verschillende budgethouders.
Lid 3. Door dit op te nemen wordt zeker gesteld dat er aansluiting is tussen de in de begroting opgenomen activiteiten, prestaties en maatregelen en de plannen van de afdelingen.
Lid 4. De raad voteert investeringskredieten door doel en omvang van het krediet aan te geven in de begroting (vaststellen = voteren). Investeringskredieten leiden tot kapitaallasten. Pas nadat het college een krediet ter beschikking heeft gesteld aan een budgethouder mag de budgethouder uitgaven doen ten laste van dit krediet.
Artikel 6Tussentijdse verantwoording voortgang en bijstelling begroting
De raad stuurt op hoofdlijn bij aan de hand van de jaarlijkse begrotingscyclus, inbegrepen de daarin achtereenvolgens te nemen stappen. Gedurende het jaar legt het college tussentijds verantwoording af aan de raad over de voortgang van de begrotingsactiviteiten inbegrepen de daartoe door de raad ter beschikking gestelde financiële middelen.
Aan de hand van de zogenaamde stoplichtmethode wordt de haalbaarheid van de in de begroting geformuleerde prestaties tussentijds weergegeven, inbegrepen de daartoe behorende toelichting indien de prestaties onder druk staan. De rapportages zijn voor wat betreft vorm en structuur identiek aan de begroting. Daardoor is de voortgang eenvoudig te koppelen aan de planning. De in de begroting opgenomen geplande activiteiten en prestaties en de tussentijdse stand van zaken worden zoveel als mogelijk ook v.w.b. lay out in een logische samenhang met elkaar gepresenteerd. Het college legt bijstellingen ten aanzien van de door de raad in de begroting vastgestelde doelen, activiteiten, prestaties, indicatoren, normen, risico’s en middelen voor aan de raad. Er vindt tweemaal per jaar een beleidsmatige voortgangsrapportage plaats. Financiële bijstelling kunnen aan de raad worden voorgelegd in een financiële bijstellingsrapportage. In de jaarplanning wordt met de auditcommissie het aantal financiële bijstellingsrapportages afgestemd. Het minimale aantal financiële bijstellingsrapportages is twee. Deze minimale twee financiële bijstellingsrapportages lopen parallel aan de beleidsmatige voortgangsrapportage. De mogelijkheid om grote en/of bestuurlijk belangrijke financiële mutaties separaat met een gemeenteblad voor te leggen aan de raad blijft bestaan.
Artikel 7 Finale verantwoording (Jaarstukken)
Artikel 7 is het sluitstuk van de Planning- en controlcyclus. Het onderscheid tussen de jaarrekening en het jaarverslag is ingegeven door het feit dat de jaarrekening een financiële/ technische verantwoording bevat en via het jaarverslag beleidsverantwoording plaatsvindt. De jaarrekening bevat een analyse van de verschillen tussen de begroting en de realisatie.
De gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording (BBV) bevat de regelgeving hoe de gemeente jaarlijks begrotings- en verantwoordingsstukken moet opstellen. Het college zendt de vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar, volgend op het begrotingsjaar, aan gedeputeerde staten. Het college voegt daarbij, indien van toepassing, het besluit van de
raad over een voorstel voor een indemniteitsbesluit met de reactie.
Artikel 8Financiële verordeningen
Alhoewel deze regels allemaal al staan in de gemeentewet is het voor het integraal overzicht van de kaders belangrijk om dit overzichtsartikel ook op te nemen in deze artikel 12 verordening. Dit omdat we deze verordening willen zien als ‘’kapstok’’ verordening voor het totale financiële en planning en control kader van de gemeente. In lid 2 staat de opsomming van de belastingen en heffingen die de gemeente op dit moment heft en waarvoor per belasting/heffing/kwijtschelding een aparte verordening dient te worden vastgesteld door de raad voor einde van het jaar.
Artikel 9 Nadere regels financieel beleid
In lid 1 van dit artikel staat een opsomming van de financiële beleidsnota’s waarin de raad nadere regels per financieel onderwerp wenst vast te stellen. Er is voor gekozen om nadere gedetailleerde regels omtrent activa, reserves en voorzieningen, financiering etc. niet toe te voegen aan de verordening 212 maar om deze apart op te nemen in een financiële nota. Dat voorkomt dat de verordening 212 een mix is van hoofdlijnen en nadere details en dat voorkomt tevens dat gedetailleerde regels omtrent bijvoorbeeld activa, reserves of financiering verdeeld staan over verschillende documenten.
De periodieke inventarisaties op het terrein van verbonden partijen, activa, reserves en voorzieningen, leningen en uitzetting maken deel uit van de planning en control producten zoals begroting en rekening en dus niet van deze financiële nota’s.
Artikel 10 Belastingen, leges en heffingen
Lid 2 verwijst naar de Gemeentewet artikel 212 lid2 sub b. Omdat we deze nadere regels niet opnemen in de verordening 212 zullen deze regels geborgd dienen te worden in deze notitie. Ook de wijze waarop kosten worden toegerekend aan de verschillende producten en dus de te hanteren prijzen maakt hier deel van uit.
In lid 3, 4 en 5 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf lokale heffingen van de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken.
Artikel 11 Planning en control
De nota planning en control bevat de visie op de planning en control zoals het college die ziet. In lid 2 wordt nader geduid welke informatie in deze nota dient te worden opgenomen.
De in control verklaring komt in de plaats van de rechtmatigheidsverklaring die de accountant normaliter geeft als onderdeel van haar controle. Niet eerder dan in 2021 zullen gemeentebesturen verantwoording gaan afleggen over de rechtmatige uitvoering van de begroting. Die verantwoording vindt dan plaats in de vorm van een ‘’in control’’ verklaring. Tot die tijd blijft de rechtmatigheidscontrole tot het takenpakket van de externe accountant behoren. De verantwoording van het college over de rechtmatigheid zal dan deel gaan uitmaken van de jaarrekening. De accountant zal die verantwoording ook in zijn getrouwheidsoordeel over de hele jaarrekening moeten betrekken. Dat vraagt dus om een duidelijke beschrijving van de wijze waarop het college die verklaring aantoonbaar kan onderbouwen.
Artikel 12 Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Organisaties lopen bij het uitvoeren van hun taken risico's. De (financiële) effecten van risico's kunnen door het nemen van beheersmaatregelen, bijvoorbeeld verzekeren, beperkt worden. Niet alle risico's zijn beheersbaar. Uiteindelijk loopt de gemeente in meer of minder mate nog risico. Het vermogen om als gemeente deze restrisico's op te kunnen vangen wordt het weerstandsvermogen genoemd. Met de nota weerstandsvermogen en risicomanagement wordt beoogd het risicomanagement binnen de gemeentelijke organisatie te structureren en te borgen.
Lid 2 geeft aan welke informatie minimaal dient te worden opgenomen in deze nota.
In lid 3, 4 en 5 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken. In het jaarverslag kan geen weerstandsratio worden opgenomen omdat de risico’s voor dat jaar al dan niet zijn opgekomen. Wel wordt in het jaarverslag inzicht gegeven in de mate waarin risico’s over de afgelopen jaren daadwerkelijk zijn opgekomen.
De in lid 1 genoemde nota sluit aan bij de regionale nota ‘’Zo doen we dat in Parkstad’’ waarin binnen de regio afspraken zijn gemaakt over een uniforme governance en taakverdeling m.b.t. de verbonden partijen.
Lid 2 geeft aan welke informatie minimaal dient te worden opgenomen in deze nota.
Lid 3. Omdat professionele welzijnsinstellingen die door de gemeente worden gesubsidieerd in formele zin geen verbonden partij hoeven te zijn maar noch altijd wel een bestuurlijk of financiële risico kunnen inhouden plaatsen wij ook die instellingen zoveel als mogelijk onder het regime van de regels zoals opgenomen in de in lid 1 genoemde nota.
In lid 4, 5, 6 en 7 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf verbonden partijen van de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken.
Artikel 14 Kapitaalgoederen (activa)
Lid 2 en lid 3 geven aan welke informatie minimaal dient te worden opgenomen in deze nota. In lid 4, 5 en 6 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf kapitaalgoederen van de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken. Indien sprake is van achterstallig onderhoud wordt in de begroting inzicht gegeven in de stand en de meerjarige ontwikkeling van het achterstallig onderhoud per type kapitaalgoed, gegeven de in de meerjarige begroting opgenomen middelen voor het onderhoud. In de paragraaf kapitaalgoederen van de voortgangsrapportage en het jaarverslag wordt inzicht gegeven in de (verwachte) stand van het achterstallig onderhoud ultimo het lopende jaar.
Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke
ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financieel beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de
raad thuis. Lid 2 geeft aan welke informatie minimaal dient te worden opgenomen in deze nota. In deze nota wordt aandacht besteed aan:
- de relatie met de programma’s van de programmabegroting;
- de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente Landgraaf;
- te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;
- de voorraadverwerving en uitgifte van gronden.
Verder bevat de grondnota de kaders voor de omgang met bovenwijkse voorzieningen en de wijze waarop (tussentijds) winst genomen wordt op grondexploitaties.
In lid 3, 4 en 5 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf grondbeleid van de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken. We benadrukken dat we informatie die al is opgenomen in de grondnota niet integraal overnemen in de paragraaf.
Artikel 16 Reserves en voorzieningen
Lid 2 geeft aan welke informatie minimaal dient te worden opgenomen in deze nota.
In lid 3, 4 en 5 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf reserves en voorzieningen van de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken.
Lid 2 en 3 geeft aan welke informatie minimaal dient te worden opgenomen in deze nota.
Dit betreft o.a. ook de regels ten aanzien van het treffen van een voorziening van oninbare vorderingen en de wijze waarop deze voorziening in de balans wordt opgenomen (cf. art 63 lid 8 BBV)
De fiscale heffing, invordering, kwijtschelding en bezwaarprocedure wordt voor wat betreft afvalstoffenheffing, rioolheffing, onroerendezaakbelasting, precario- en hondenbelasting verzorgd door de BsGW. De privaatrechtelijke invordering en de invordering van leges, marktgelden, lijkbezorgingsrechten verzorgen we zelf. Ook ten aanzien van het inschakelen van een gerechtsdeurwaarder doen we dat voor de privaatrechtelijke invordering zelf.
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie stelt artikel 212 lid 2 sub c van de Gemeentewet dat de financiële beheersverordening (Art. 212 lid 1) nadere regels bevat voor de financieringsfunctie.
Lid 1. Wij brengen alle geldende regels t.a.v. de financieringsfunctie bij elkaar in een nota.
Lid 2 geeft aan welke informatie minimaal dient te worden opgenomen in deze nota.
Naast de regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat deze nota tevens nadere regels voor het dagelijks beheer en de beheersing van koersrisico's valutarisico's, kredietrisico's en relatiebeheer, interne liquiditeitenrisico' s en geldstromenbeheer, de administratieve organisatie en interne controle van de financieringsfunctie, het aantrekken van langlopende leningen en het uitzetten van financieringsmiddelen.
In lid 3, 4 en 5 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf financiering van de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken.
Het BBV schrijft in artikel 13 voor dat de paragraaf Financiering in ieder geval de beleidsvoornemens respectievelijk –verantwoording bevat t.a.v. het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte. Concreet betekent dit dat de volgende informatie wordt opgenomen in de paragraaf financiering:
Renterisico vlottende schuld i.r.t. de kasgeldlimiet;
Renterisico vaste schuld i.r.t. de berekende renterisiconorm;
De omvang en samenstelling van het aangetrokken vreemd vermogen;
De kredietrisico’s a.h.v. een overzicht van de omvang en samenstelling van de uitzettingen.
De liquiditeitenplanning, -behoefte en -risico’s;
De koersrisico’s a.h.v. een overzicht van het aandelenkapitaal;
Renteresultaat en rente-omslagpercentage;
Visie op de rente-ontwikkeling en de 1% rente indicator;
De geprognosticeerde balans en het EMU-saldo.
Instrumenten om het risicobeheer inzichtelijk te maken zijn de instrumenten genoemd onder a t/m d. Als gevolg van de wetswijziging van de wet Fido in 2009 vervalt de kwartaalsgewijze inzending van de gegevens over de kasgeldlimiet aan de provincie, maar moet daarvoor in de plaats meer informatie in de financieringsparagraaf worden opgenomen omtrent de liquiditeitspositie en –planning zoals bedoeld onder e. en f.
Inzicht in de renteontwikkeling en de rentekosten en –opbrengsten completeren het beeld omtrent beleidsvoornemens en –verantwoording (h). Overigens kan de raad altijd aangeven over meer zaken geïnformeerd te willen worden.
Het domein van de bedrijfsvoering is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college.
Lid 1. In tegenstelling tot voorgaande nota’s stelt het college de nota bedrijfsvoering vast. In deze nota worden de nadere regels opgenomen m.b.t. de interne bedrijfsvoering die van invloed zijn op het financieel beheer.
Lid 2. Dit betreft o.a regels en werkwijzen omtrent:
Formatieplanning en bezetting;
Inhuur (Inbesteden versus uitbesteden);
Lid 3. Artikel 14 van het BBV schrijft voor dat in de paragraaf bedrijfsvoering het college de raad inzicht geeft in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering. Ter verkrijging van dat inzicht wordt hierbij nagenoeg dezelfde W-structuur gebruikt als bij de programma’s. De beoogde doelen, activiteiten en risico's van de bedrijfsvoering in het begrotingsjaar worden verder onderverdeeld naar:
Ontwikkeling informatievoorziening;
Huisvesting en diensten (services).
Daarnaast wordt er ten behoeve van het inzicht aan de middelenkant naar analogie van de 3eW in de programma’s een niet uitputtend meerjarig financieel overzicht opgenomen (T-2 t/m T+3) dat inzicht biedt in de kosten onderverdeeld naar:
De kosten en opbrengsten van inhuur en uithuur;
Budgetten voor raad, griffie, rekenkamer en de accountant.
In lid 4 en 5 wordt aangegeven welke informatie geacht wordt te zijn opgenomen in de paragraaf bedrijfsvoering van de voortgangsrapportages en jaarstukken.
Lid 6. Het college laat zich periodiek informeren over de werking van de bedrijfsvoering aan de hand van een bedrijfsvoeringsrapportage. Vorm, frequentie en inhoud worden geborgd in de in lid 1 genoemde nota.
Artikel 20 Financiële administratie
Onder artikel 23 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging moeten voldoen.
Artikel 21. Financiële organisatie
Artikel 21 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 van de Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie, blijkt uit het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport uit 2003 over de wijziging van artikel 212 van de Gemeentewet.
Artikel 24 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college in aanvulling op de diverse notities zoals genoemd in artikel 9 beleid en interne regels moet stellen. Bij het beleid en de interne regels voor steunverlening en subsidieverstrekking gaat het om procedures die naleving van de Europese staatssteunregels en regels voor diensten van algemeen economisch belang, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke subsidieverordening waarborgen.
In geval van misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het bijvoorbeeld om het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden.
De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en het financieel beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden, waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen met een financieel gevolg en de getrouwheid van de jaarrekening.
Lid 1. Naast het treffen van maatregelen gericht op de interne beheersing draagt het college tevens zorg voor het uitvoeren van de zogenaamde verbijzonderde interne controle. Deze verbijzonderde interne controle betreft de achteraf controle namens de leiding gericht op de betrouwbaarheid van de bestuurlijke informatievoorziening en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Met dit artikel stelt de raad dus expliciet vast dat er binnen de gemeentelijke organisatie middelen worden vrijgemaakt ten behoeve van het uitvoeren van deze verbijzonderde interne controle achteraf. Aangezien de beschikbare capaciteit zo doelmatig als mogelijk dient te worden ingezet is het jaarlijks opstellen van een risico-analyse noodzakelijk. Door die risico-analyse te laten vaststellen door het college wordt het college in de positie gebracht om accenten te leggen en zo nodig capaciteit bij te stellen.
Lid 2. Aan de hand van een op basis van een risicoanalyse opgesteld Interne Controleplan wordt zeker gesteld dat de beschikbare capaciteit zo efficiënt en effectief als mogelijk wordt ingezet. Aan de hand van tussentijdse voortgangsrapportages wordt zeker gesteld dat het college wordt geïnformeerd over de belangrijkste geconstateerde tekortkomingen en de daartoe genomen of nog te nemen aanvullende beheersingsmaatregelen.