Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ferm Werk

Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen GR Ferm Werk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFerm Werk
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen GR Ferm Werk
CiteertitelBeleidsregels Bbz GR Ferm Werk
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpbijstandverlening aan zelfstandigen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet
  2. Besluit bijstandverlening zelfstandigen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-01-202001-01-2020nieuwe regeling

12-12-2019

bgr-2020-9

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen GR Ferm Werk

Beleidsregels van het dagelijks bestuur van Ferm Werk houdende regels voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk

  • b.

    Bbz 2004: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    Bijstand: de als renteloze lening verstrekte algemene bijstand en bijzondere bijstand op grond van de PW en het Bbz 2004 die al dan niet geheel of gedeeltelijk kan worden omgezet in een bedrag om niet en de door het dagelijks bestuur in bijstand “om niet” omgezette bijstand.

  • e.

    Bedrijfskapitaal: bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening of direct “om niet” verstrekt op grond van de artikel 24 en 26 Bbz 2004.

  • f.

    Externe partij: een adviesbureau gespecialiseerd in het uitvoeren van onderzoeken over de levensvatbaarheid van een bedrijf in het kader van het Bbz 2004, een organisatie gespecialiseerd in het begeleiden van zelfstandig ondernemers of lokale ondernemers, adviseurs en banken waarmee Ferm Werk afspraken heeft gemaakt over het beoordelen van de haalbaarheid van ondernemingsplannen en het begeleiden, opleiden en coachen van belanghebbenden die een eigen bedrijf willen starten of daar onlangs mee zijn gestart.

  • g.

    Beleidsregels terugvordering invordering leenbijstand en verhaal Participatiewet IOAW en IOAZ GR Ferm Werk.

     

Artikel 2 Algemene bepaling met betrekking tot gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid

Het dagelijks bestuur maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het verlenen van algemene bijstand dan wel het verlenen van een bedrijfskrediet ingevolge artikel 2, eerste respectievelijk tweede lid van het Bbz 2004,

  • b.

    het voortzetten van de algemene bijstand ingevolge de Participatiewet gedurende de voorbereidingsperiode van ten hoogste 12 maanden, zoals bepaald in artikel 2, derde lid van het Bbz 2004,

  • c.

    het verlenen van een bedrijfskrediet ingevolge artikel 17 van het Bbz 2004 voor de (gedeeltelijke) betaling van een bedrijfsschuld.,

  • d.

    het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 van de Participatiewet,

  • e.

    het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand of uitkering zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de wet,

  • f.

    het terugvorderen van bijstand of bedrijfskapitaal zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de wet.

HOOFDSTUK 2 BEOORDELING AANVRAGEN

Artikel 3 Bevoegdheden en inwinnen advies

  • 1.

    Aanvragen van startende ondernemers op grond van Bbz 2004 zonder aanvraag bedrijfskrediet moeten worden onderbouwd met een eenvoudig ondernemingsplan en worden beoordeeld door de Bbz consulent.

  • 2.

    Aanvragen van startende ondernemers voor een bedrijfskrediet tot € 5.000,00 moeten worden onderbouwd met een uitgebreid ondernemingsplan en worden beoordeeld door de Bbz consulent.

  • 3.

    Aanvragen van startende ondernemers voor een bedrijfskrediet vanaf € 5.000,00 worden, onderbouwd met een uitgebreid ondernemingsplan, voorgelegd aan een door Ferm Werk aangewezen externe partij.

  • 4.

    Aanvragen van gevestigde ondernemers voor een bedrijfskrediet worden altijd voorgelegd aan een door Ferm Werk aangewezen partij. Dit geldt ook als er sprake is van complexe aanvraag voor ondersteuning levensonderhoud, dit ter beoordeling van de Bbz consulent.

  • 5.

    In geval van bezwaar of beroep tegen een afgewezen aanvraag voor bedrijfskrediet wordt een second opinion aangevraagd bij een door Ferm Werk aangewezen partij.

     

Artikel 4 Begeleiding van startende ondernemers

Aan een belanghebbende, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b van het Bbz 2004, wordt indien dit noodzakelijk geacht wordt begeleiding aangeboden door een door Ferm Werk aangewezen externe partij. De noodzaak wordt beoordeeld door de Bbz consulent.

 

HOOFDSTUK 3 BEDRAGEN EN RENTEPERCENTAGE

Artikel 5 Voorbereidingsperiode

  • 1.

    Aan een belanghebbende als bedoeld in artikel 2, derde lid van het Bbz 2004 kan begeleiding worden aangeboden door Ferm Werk of een door Ferm Werk aangewezen externe partij.

  • 2.

    De bijstand in de kosten van de begeleiding tijdens de voorbereidingsperiode bedraagt ten hoogste € 3.000,00.

     

Artikel 6 Voorbereidingskrediet

  • 1.

    De in artikel 29 van het Bbz 2004 bedoelde bijstand in de met de voorbereiding samenhangende kosten bedraagt ten hoogste € 2.700,00.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bijstand heeft voorlopig de vorm van een renteloze geldlening.

  • 3.

    Als de belanghebbende in aansluiting op de voorbereidingsperiode:

  • a.

    geen bedrijf of beroep als zelfstandige begint, dan wordt de geldlening omgezet in een bedrag om niet, tenzij de belanghebbende niet voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 17 van de wet, of een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan;

  • b.

    een bedrijf of beroep als zelfstandige begint, dan wordt de geldlening omgezet in een rentedragende geldlening.

  • 4.

    Voor de hierover berekende rente wordt aansluiting gezocht bij het in artikel 15 van het Bbz 2004 genomen rentepercentage.

     

HOOFDSTUK 4 TERUGVORDERING EN INVORDERING

Artikel 7 Terugvordering

  • 1.

    Het dagelijks bestuur maakt gebruik van de bevoegdheid zoals genoemd in de artikelen 58 en 59 van de Participatiewet en de artikelen 12 lid 2 sub c, artikel 39 en 41 tot en met 43 van het Bbz 2004 om de op grond van het Bbz 2004 verstrekte bijstand of bedrijfskapitaal terug te vorderen.

  • 2.

    Terugvordering als bedoeld in het eerste lid vindt plaats conform de bepalingen vermeld hoofdstuk V en VI van het Bbz 2004 en deze beleidsregels.

     

Artikel 8a Geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering van bijstand ten behoeve van levensonderhoud

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan op verzoek van belanghebbende geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering of verdere terugvordering van de kosten van bijstand als:

  • a.

    belanghebbende gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

  • b.

    belanghebbende gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

  • c.

    de belanghebbende gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

  • d.

    de (volledige) terugvordering leidt tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties voor belanghebbende of diens gezin (dringende redenen).

  • 2.

    De periode van vijf jaar als bedoeld in het vorige lid onder a b, en c, bedraagt drie jaar als het inkomen van belanghebbende in deze periode niet hoger was dan de toepasselijke beslagvrije voet.

  • 3.

    De periode van vijf jaar genoemd in lid 1 onder a, b en c bedraagt tien jaar indien sprake is van een verwijtbare vordering wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur ziet af van terugvordering als het terug te vorderen bedrag minder bedraagt dan € 25,00. Indien het dagelijks bestuur meerdere vorderingen heeft op de belanghebbende, dan geldt het minimumbedrag van € 25,00 voor het saldo van alle vorderingen tezamen.

  • 5.

    Ingeval artikel 13 Bbz 2004 bij de toekenning van toepassing was bedraagt de terugbetalingsperiode maximaal 10 jaar na beëindiging van de uitkering op grond van het Bbz 2004. Deze termijn kan na schriftelijk verzoek met maximaal 3 jaar worden verlengd. Na het voldoen aan de afgesproken aflossingsbedragen kan het restant worden kwijtgescholden.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur ziet niet af van invordering als er sprake is van dwanginvordering.

     

Artikel 8b Geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering van bedrijfskapitaal

Het dagelijks bestuur kan op verzoek van belanghebbende geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering of verdere terugvordering van bijstand ten behoeve van bedrijfskapitaal als:

  • a.

    belanghebbende gedurende tien jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

  • b.

    belanghebbende gedurende tien jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

  • c.

    de belanghebbende gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

  • d.

    de (volledige) terugvordering leidt tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties voor belanghebbende of diens gezin (dringende redenen);

  • e.

    er geen sprake is van vermogen waarmee de vordering kan worden voldaan;

  • f.

    alle zekerheden zijn uitgewonnen.

     

Artikel 9 Geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering bij schulden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur verleent medewerking aan een schuldregeling bij vorderingen die niet het gevolg zijn van schending van de inlichtingenplicht (artikel 42 van de Bbz 2004 ) als:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

  • b.

    het besluit om af te zien van volledige terugvordering noodzakelijk is voor het tot stand brengen van een schuldregeling.

  • c.

    er een noodzaak is voor de voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep, of de schuldregeling bij beëindiging van het bedrijf of zelfstandig beroep tot stand is gekomen.

  • 2.

    Het besluit als bedoeld in lid 1 wordt ingetrokken als niet is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    binnen 12 maanden is een schuldregeling tot stand gekomen voor alle schulden;

  • b.

    de vordering van de gemeente wordt als preferent behandeld;

  • c.

    het gedeelte van de lening dat door gestelde zekerheden wordt gedekt, niet buiten het akkoord blijft, en

  • d.

    alle schuldeisers geen evenredige medewerking verlenen.

     

Artikel 10 Brutering

De terugvordering van bijstand als bedoeld in artikel 12 lid 2 Bbz 2004 omvat tevens de door Ferm Werk afgedragen loonheffing.

 

Artikel 11 Invordering

  • 1.

    Invordering van te vorderen bedragen vindt plaats volgens een individueel vast te stellen betalingsregeling.

  • 2.

    Voor zover belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW, of de IOAZ of de Bbz gaat het dagelijks bestuur, ongeacht de in lid 1 genoemde betalingstermijn, meteen na afgifte van het terugvorderingsbesluit over tot verrekening van de vordering met het recht op uitkering. De basishoogte van de verrekening bedraagt 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag, maar niet meer dan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen.

  • 3.

    Bij de invordering van vorderingen op grond van het Bbz 2004 wordt onderscheid gemaakt tussen invordering van uitkering levensonderhoud en bedrijfskrediet:

  • a.

    Bijstand voor levensonderhoud dat is teruggevorderd op grond van artikel 12 lid 2 sub c Bbz 2004 kan worden ingevorderd door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur neemt aan de hand van het inkomen een invorderingsbesluit. Met de eerste termijn wordt rekening gehouden met de hoogte van het inkomen in het jaar van verstrekking (bijstand, inkomen uit bedrijf en overig inkomen) en de van toepassing zijnde jaarnorm. Te hoge privé-uitgaven in het jaar van bijstandsverlening kan hierbij als verwijtbaar gedrag gezien worden.

  • b.

    Op bijstand voor levensonderhoud dat terug betaald wordt in verband met het eigen vermogen is artikel 13 Bbz 2004 van toepassing. Terugvordering vindt plaats op het moment dat de door het dagelijks bestuur vastgestelde aflosverplichting niet nagekomen wordt. Na terugvordering is artikel 9 lid 4 sub a van deze beleidsregel van toepassing met betrekking tot de invordering.

  • c.

    Bij bedrijfskapitaal terwijl er nog een bestaand bedrijf bestaat.

    Het dagelijks bestuur beoordeelt of er invordering van de hoofdsom plus de renteachterstand ineens moet plaatsvinden. Het krediet is reeds teruggevorderd. Het dagelijks bestuur beoordeelt of er een schuldregeling overeenkomstig artikel 42 Bbz 2004 (gestelde zekerheden blijven buiten de sanering) noodzakelijk is of dat er een lagere betaalverplichting vastgesteld kan worden. Voorwaarde is dat het bedrijf dan levensvatbaar is. De wettelijke rente is van toepassing over de teruggevorderde hoofdsom en renteachterstand (Awb art. 4:98 lid 1).

  • d.

    Bij bedrijfskapitaal na bedrijfsbeëindiging.

    Ingeval van bedrijfsbeëindiging is het bedrijfskapitaal direct opeisbaar (hoofdsom plus renteachterstand) op grond van artikel 39 lid 2 sub b Bbz 2004 en kan worden teruggevorderd. Zekerheden worden uitgewonnen. Indien er sprake is van een eigen woning en de lening voor bedrijfskapitaal onder verband van hypotheek of verpanding is verstrekt, is artikel 43 a tot en met d Bbz 2004 van toepassing.

  • e.

    Bij het bestaan van zekerheden.

    Bij het bestaan van zekerheden worden deze uitgewonnen voor zover niet wettelijk geregeld. Bij bezit van een eigen woning wordt beoordeeld of het behoud van de eigen woning financieel verantwoord is. Het dagelijks bestuur beoordeelt of er sprake is van verwijtbaar handelen bij de “verkoop” van de zekerheden en stemt hier de incasso op af.

  • f.

    Invordering bij alle partijen aan wie het bedrijfskapitaal is verstrekt en/of zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld hebben voor de terugbetaling hoofdsom en de rente. Indien er sprake is van samenwerkingsverbanden (VOF, BV etc.), waarbij de medevennoot zich aansprakelijk gesteld heeft voor het verstrekte bedrijfskapitaal, zal bij het niet nakomen van de verplichtingen ook de medevennoot aansprakelijk gesteld worden voor de terugbetaling. Er wordt dan een privaatrechtelijke procedure opgestart bij de belanghebbenden die niet tot de doelgroep van het Bbz 2004 behoorden.

  • 4.

    Een onderzoek naar mogelijk gewijzigde financiële omstandigheden wordt periodiek uitgevoerd. Indien er sprake is van een bestaand bedrijf/zelfstandig beroep bij de zelfstandige is dit een periode van 12 maanden.

     

HOOFDSTUK 5 BIJZONDERE BIJSTAND VOOR ZELFSTANDIGEN

Artikel 12 Woonkostentoeslag

  • 1.

    Voor zover een zelfstandige is aangewezen op een Bbz-uitkering voor levensonderhoud wordt bij de vaststelling van de uitkering rekening gehouden met een woonkostentoeslag in verband met het hebben van een eigen woning die betrokkene in gebruik heeft voor eigen bewoning, als de hoogte van de woonkosten daartoe aanleiding geven.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bijzondere bijstand wordt toegekend voor maximaal 12 maanden. Na 12 maanden wordt beoordeeld of verlenging noodzakelijk is.

  • 3.

    Er vindt een individuele beoordeling plaats ten aanzien van het mogelijk opleggen van een verhuisplicht.

     

Artikel 13 Arbeidsongeschiktheidsverzekering

  • 1.

    Aan de belanghebbende die met toepassing van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 bijstand ontvangt en die als zelfstandige een arbeidsongeschiktheidsverzekering aanhoudt kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de premie van de arbeidsongeschiktheidsverzekering als daarmee wordt voorkomen dat zich acceptatieproblemen voordoen of aanmerkelijk ongunstige voorwaarden ontstaan na beëindiging van de bijstand.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bijzondere bijstand bedraagt ten hoogste € 300,00 per maand.

     

Artikel 14 Boekhouder of accountant

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor de kosten van een boekhouder of accountant kan worden verleend als dit noodzakelijk is voor het vaststellen van de jaarrekening of eindbalans en/of het opstellen van de aangifte IB.

  • 2.

    De bijzondere bijstand voor de kosten uit het eerste lid wordt verleend op basis van een offerte, bedraagt ten hoogste € 2.000,00 inclusief btw en wordt verstrekt in de vorm van een geldlening.

     

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALING

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking vanaf de eerste dag nadat deze zijn bekendgemaakt en werken terug tot 1 januari 2020.

  • 2.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Beleidsregels Bbz GR Ferm Werk”.

 

Aldus besloten in de vergadering van het dagelijks bestuur van Ferm Werk gehouden op 12 december 2019.

G.F. Becht

voorzitter dagelijks bestuur Ferm Werk

B.F. Drost

secretaris dagelijks bestuur Ferm Werk

Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden de begrippen, die in de beleidsregels worden aangehaald, gedefinieerd. Dit artikel spreekt voor zich. Ferm Werk maakt voor adviezen en begeleiding als bedoeld in lid 2 onder d onder andere afspraken met een aantal onderzoeksbureaus.

 

Artikel 2 Algemene bepaling met betrekking tot gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid

In het eerste lid onder a maakt het dagelijks bestuur gebruik van de bevoegdheid die het Bbz 2004 geeft voor het verlenen van algemene bijstand dan wel van een bedrijfskrediet.

In het eerste lid onder b maakt het dagelijks bestuur gebruik van de bevoegdheid om de op grond van de Participatiewet toegekende algemene bijstand nog maximaal 12 maanden voort te laten duren terwijl de belanghebbende zich voorbereidt op het opzetten van zijn eigen bedrijf. Dit betekent dat belanghebbende in die periode onder meer geen algemeen geaccepteerde arbeid in loondienst of aangeboden voorzieningen gericht op sociale activering hoeft te aanvaarden, waardoor hij zich volledig kan richten op de voorbereiding van het opstarten van een bedrijf.

In het eerste lid onder c maakt het dagelijks bestuur gebruik van de bevoegdheid om een bedrijfskrediet ingevolge artikel 17 van het Bbz 2004 te verlenen voor de gehele of gedeeltelijke betaling van een of meer bedrijfsschulden. Hierbij geldt dat er geen sprake mag zijn van een voorliggende voorziening (bijvoorbeeld spaartegoed) en de verstrekking noodzakelijk is voor de voortzetting van een levensvatbaar bedrijf. Een langlopende banklening kan niet met bedrijfskapitaal worden geherfinancierd, tenzij de bank bereid is akkoord te gaan met een aanbod tot finale kwijting. Het bedrag dat resteert wordt meegenomen in de herfinanciering. Herfinanciering van een lening verstrekt door familie en/of vrienden ter overbrugging van de periode tussen een aanvraag en de uitbetaling van de bijstandsuitkering voor levensonderhoud is mogelijk.

Deze lening dient aantoonbaar direct opeisbaar te zijn. Herfinanciering van leningen verstrekt door familie en/of vrienden voor een ander doel dan de hier genoemde overbrugging is niet mogelijk. In het eerste lid onder d tot en met f maakt het dagelijks bestuur gebruik van de bevoegdheid tot terugvordering op grond van paragraaf 6.4 van de Participatiewet.

 

Hoofdstuk 2 Beoordeling aanvragen  

Artikel 3 Bevoegdheden en inwinnen advies

In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen aanvragen van startende ondernemers zonder bedrijfskrediet, met bedrijfskrediet tot € 5.000,00 en aanvragen met een bedrijfskrediet hoger dan € 5.000,00. De wijze waarop deze aanvragen moeten worden onderbouwd en de manier waarop zij getoetst worden, zijn verschillend. Eenvoudige aanvragen zonder investering in een krediet kunnen beoordeeld worden door de Bbz consulent van Ferm Werk, die daarbij ondersteuning kan vragen aan lokale ondernemers, adviseurs en banken. Naarmate de aanvraag meer investering vergt wordt van de aanvrager een uitgebreidere motivatie verlangd. Bij aanvragen voor een bedrijfskrediet van startende ondernemers dat meer bedraagt dan € 5.000,00, en bij alle aanvragen voor een bedrijfskrediet van gevestigde ondernemers wordt pas een besluit genomen nadat een externe partij een advies over het ondernemingsplan heeft uitgebracht. Dit geldt ook bij complexe aanvragen voor levensonderhoud van gevestigde zelfstandigen.

Ten slotte wordt een extern onderzoek ingezet als er sprake is van een bezwaar- of beroepszaak, als second opinion en extra onderbouwing van het besluit.

 

Artikel 4 Begeleiding van startende ondernemers

Ferm Werk beoordeelt onder andere aan de hand van het ondernemingsplan of de startende ondernemer in aanmerking komt voor begeleiding tijdens de startfase van het bedrijf. Hierbij gaat het vooral om de verwachting dat de persoon met een goede begeleiding tijdens de start in staat zal zijn een succesvolle onderneming te starten.

 

Hoofdstuk 3 Bedragen en rentepercentage

Artikel 5 Voorbereidingsperiode

In het eerste lid wordt bepaald dat er al tijdens de voorbereidingsperiode een vorm van begeleiding kan worden aangeboden aan de startende ondernemer. Door hier al tijdens de voorbereidingsperiode in te investeren kan tijdens de voorbereidingsperiode een oordeel gevormd worden over de vakbekwaamheid en persoonlijke vaardigheden van de startende ondernemer en kan hieraan gewerkt worden met als doel belanghebbende zo goed mogelijk voor te bereiden en hem daardoor in staat te stellen door middel van zelfstandig ondernemerschap in het levensonderhoud te gaan voorzien. In het tweede lid wordt de maximale hoogte van de bijstand in de begeleidingskosten tijdens de voorbereiding vastgelegd in een beleidsregel om de grenzen van de hoogte hiervan duidelijk te maken. Door de wetswijziging per 1 januari 2010 kent het Bbz 2004 namelijk geen maximumbedrag voor deze bijstand. In de beleidsregel is een maximum bedrag van € 3.000,00 vastgesteld.

 

Artikel 6 Voorbereidingskrediet

In de voorbereidingsperiode, voorafgaand aan het daadwerkelijk starten als zelfstandig ondernemer, kan bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

Dit is het zogenaamde voorbereidingskrediet (artikel 29 van het Bbz 2004). Een voorbereidingskrediet wordt alleen verstrekt voor nader te specificeren noodzakelijke kosten die samenhangen met de voorbereiding en bijdragen aan het feitelijk tot stand komen van het bedrijf of beroep, zoals marktonderzoek en kleine investeringen.

Het dagelijks bestuur toetst hierbij of de voorbereidingskosten noodzakelijk zijn en neemt de uiteindelijke beslissing. Het verlenen van een voorbereidingskrediet is een bevoegdheid van het dagelijks bestuur.

Door de wetswijziging per 1 januari 2010 kent het Bbz 2004 geen maximumbedrag voor het voorbereidingskrediet. De maximale hoogte van het voorbereidingskrediet wordt vastgelegd in een beleidsregel om de grenzen van de hoogte van dit krediet duidelijk te maken. In de beleidsregels is een maximumbedrag van € 2.700,00 vastgesteld.

Het voorbereidingskrediet is renteloos tijdens de voorbereidingsperiode. Indien de belanghebbende niet start wordt dit bedrag kwijtgescholden. Bij het starten van een bedrijf wordt het voorbereidingskrediet rentedragend.

Het vierde lid gaat over de bevoegdheid van het dagelijks bestuur om de hoogte te bepalen van het rentepercentage dat berekend wordt over het voorbereidingskrediet wanneer een belanghebbende daadwerkelijk start. 

Het voorbereidingskrediet is niet gelijk te stellen met het begrip bedrijfskapitaal en is daarmee niet gekoppeld aan het in artikel 15 opgenomen rentepercentage. De aansluiting bij artikel 15 van het Bbz 2004 wordt gezocht omdat niet alle starters een voorbereidingstraject doorlopen. Er zijn ook starters die, in plaats van een voorbereidingskrediet, bedrijfskapitaal aanvragen. Het is niet rechtvaardig deze starter een hoger rentepercentage in rekening te brengen dan een starter met voorbereidingskrediet. Investeringen kunnen namelijk deels hetzelfde zijn.

 

Hoofdstuk 4 Terugvordering en invordering

Artikel 7 tot en met 10 Terugvordering

Artikel 7 verwijst naar de artikelen in het Bbz 2004 op grond waarvan terugvordering van bijstand voor levensonderhoud en bedrijfskapitaal plaatsvindt, en in welke gevallen er geheel of gedeeltelijk afgezien kan worden van verdere terugvordering.

In artikel 9 is bepaald in hoeverre medewerking kan worden verleend aan schuldregeling bij vorderingen die niet het gevolg zijn van schending van de inlichtingenplicht. De vordering van Ferm Werk moet in een eventuele schuldregeling als preferente vordering worden ingebracht.

Indien bijstand verleend is voor levensonderhoud is brutering van de vordering van toepassing als de vordering binnen het kalenderjaar terugbetaald wordt.

De artikelen 7 tot en met 10 komen overeen met de artikelen 3, 4 en 6 in de Beleidsregels terugvordering, invordering, leenbijstand en verhaal PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZ GR Ferm Werk.

 

Artikel 11 Invordering

In het artikel wordt onderscheid gemaakt naar de aard van de vordering (levensonderhoud/ bedrijfskapitaal) en worden enkele specifieke situaties benoemd. Uitgangspunt is dat een debiteur de vordering binnen 6 weken voldoet. Als dat niet mogelijk is wordt er een (minnelijke) betalingsregeling getroffen met de debiteur. In gevallen waar dat niet leidt tot structurele terugbetaling wordt voor het innen van de vordering een incassobureau ingeschakeld.

 

Hoofdstuk 5 Bijzondere bijstand voor zelfstandigen

Artikel 12  Woonkostentoeslag

Zonder toekenning van woonkostentoeslag kan de zelfstandige met een eigen woning in sommige gevallen niet meer aan de betalingsverplichting van de hypotheekrente voldoen. Hierdoor raakt hij in financiële problemen waardoor de levensvatbaarheid van het bedrijf in het gedrang komt. Daarom wordt bij een levensvatbaar bedrijf al bij de vaststelling van de uitkering rekening gehouden met de woonlasten. Vanwege de tijdelijkheid van de bijstandsverlening wordt er in principe geen verhuisplicht opgelegd. Op grond van een individuele beoordeling kan hiervan afgeweken worden.

 

Artikel 13 Arbeidsongeschiktheidsverzekering

De kosten die een zelfstandige moet maken voor een verzekering tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid zijn aan te merken als noodzakelijke kosten en komen daarom voor bijstandsverlening in aanmerking. In sommige gevallen is er sprake van extreem hoge premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering.

De verlening van bijstand in de kosten van de arbeidsongeschiktheidsverzekering is gemaximeerd op een bedrag van € 300,00 per maand.

 

Artikel 14 Boekhouder of accountant

Om de levensvatbaarheid van een onderneming te kunnen toetsen, dient er duidelijkheid te zijn over de algehele vermogenssituatie binnen het bedrijf en moet er duidelijkheid zijn over het behaalde netto jaarinkomen over voorgaande boekjaren. Een aangifte inkomstenbelasting geeft bij een eenmanszaak of v.o.f. doorgaans duidelijkheid over de vermogenssituatie en het jaarinkomen uit het bedrijf. Bij een besloten vennootschap is tevens een jaarrekening nodig om het jaarinkomen en vermogenspositie van de zelfstandige te kunnen beoordelen in het kader van de Bbz-aanvraag.

Zelfstandigen hebben soms geen middelen om de kosten van een boekhouder te kunnen betalen. De boekhouder eist in sommige gevallen dat de ondernemer de openstaande facturen betaald of dat de zelfstandige een aanbetaling doet, voordat de benodigde jaarrekening wordt opgesteld en de aangifte IB door de boekhouder wordt ingediend. Als de jaarrekening en de aangifte IB niet gereed zijn, dan kan de Bbz-aanvraag op grond van artikel 35 lid 4 Bbz-2004 niet tot een toekenning leiden. Ferm Werk kan bijzondere bijstand verstrekken voor de kosten van de boekhouder. De bijzondere bijstand wordt op grond van artikel 48, tweede lid, aanhef en onder b, van de Pw verleend in de vorm van een geldlening en wordt eerst uitbetaald na ondertekening van de overeenkomst van geldlening met de vermelding van het bedrag van de uitbetaling. Het bedrag van de bijzondere bijstand wordt door Ferm Werk uitbetaald aan de boekhouder.

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van een offerte van de boekhouder, maar kan ten hoogste € 2.000,00 inclusief btw bedragen.

 

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.