Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
- a.
voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;
- b.
amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of
ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te
worden opgenomen;
- c.
subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig
amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen
in het amendement, waarop het betrekking heeft;
- d.
motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp
waardoor een oordeel, wensof verzoek wordt uitgesproken;
- e.
voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de
vergadering;
- f.
initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een
ander voorstel;
- g.
presidium: orgaan als bedoeld in artikel 5;
- h.
ronde tafel-gesprek (RTG) vergadering ter voorbereiding van de
behandeling van onderwerpen in de gemeenteraad;
- i.
vierkante tafel: mogelijkheid tot het inwinnen van informatie
ontrent een raadsvoorstel;
- j.
secretaris: de gemeentesecretaris.
Artikel 2 De voorzitter
De voorzitter is belast met:
- a.
het leiden van de vergadering;
- b.
het handhaven van de orde;
- c.
het doen naleven van het reglement van orde;
- d.
hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder
opdraagt.
Artikel 3 De griffier
- 1.
De griffier, of zijn vervanger, is in elke vergadering van de raad
aanwezig.
- 2.
Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen
door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.
- 3.
Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd,
aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.
- 4.
De griffier stelt, met inachtneming van het door het presidium
bepaalde, en het verloop van de ronde tafelgesprekken, de voorlopige
agenda’s voor de meningvormende en de besluitnemende vergaderingen
van de raad op.
Artikel 4 De secretaris
De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering
aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als
bedoeld in dit reglement.
Artikel 5 Het presidium
- 1.
De raad heeft een presidium.
- 2.
Het presidium wordt gevormd door de voorzitters van de fracties en
de voorzitter van de raad. De voorzitter van de raad is voorzitter
van het presidium.
- 3.
Elk lid heeft één stem in het presidium.
- 4.
Het presidium vergadert een maal per drie weken, en voorts indien
dat door de voorzitter of één der leden wenselijk wordt geacht.
- 5.
Het presidium:
- a.
bespreekt en bereidt besluiten voor ten aanzien van
ontwikkelingen in het duaal bestuur;
- b.
- c.
bepaalt de agendering van ronde tafel-gesprekken.
Hoofdstuk 3 Vergaderingen
Artikel 8 Vergaderfrequentie
- 1.
De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op
maandag in een drie- wekelijkse cyclus – met uitzondering van de
maanden juli en augustus- en vangen aan om 19:30 uur.
De vergaderingen bestaan in de regel uit twee delen:
I een meningvormend deel, dat van 19:30 uur tot maximaal 22:30
uur duurt;
II een besluitnemend deel dat om 22:30 uur begint.
- 2.
De agenda’s worden aan het begin van ieder vergaderdeel
vastgesteld.
- 3.
De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en
aanvangsuur bepalen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van
een spoedeisende situatie, overleg met het presidium
- 4.
De voorzitter draagt zorg voor tijdige bekendmaking van de
vergaderlocatie.
Artikel 9 Oproep
- 1.
De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de
leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van
dag, tijdstip en plaats van de vergadering.
- 2.
De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met
uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de
Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de
schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.
- 3.
Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in
artikel 10, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde
voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor
aanvang van de vergadering aan de leden van de raad
gezonden.
Artikel 10 Agenda
- 1.
Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de
raadsgriffier de voorlopige agenda van de vergadering(delen)
op.
- 3.
In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van
de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van
een vergadering een aanvullende agenda opstellen.
- 4.
Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op
voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad
bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda
toevoegen of van de agenda afvoeren.
- 5.
Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare
beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen
naar een RTG of aan het college nadere schriftelijke
inlichtingen of advies vragen.
- 6.
Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de
raad de volgorde van behandeling van de agendapunten
wijzigen.
Artikel 11 De wethouder
- 1.
Het presidium kan één of meer wethouders uitnodigen om in
de raadsvergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel
te nemen.
- 2.
Indien een wethouder bij een raadsvergadering aanwezig wil zijn
en wil deelnemen aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe voor
de vaststelling van de voorlopige agenda een verzoek aan de
voorzitter.
- 3.
Voor de verzending van de schriftelijke oproep beslist de
agendacommissie op het verzoek.
Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken
- 1.
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen
op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van
de schriftelijke oproep voor een ieder ter griffie ter inzage
gelegd. Ten behoeve van de inzage door leden van de raad kan
tevens inzage worden verleend in een andere gemeentelijke
locatie.
- 2.
De voorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de
openbare kennisgeving bedoeld in artikel 13. Indien na het
verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden
gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad
en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
- 3.
Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten
het gemeentehuis gebracht.
- 4.
Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede
lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze
stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de
griffier en verleent de griffier de leden van de raad
inzage.
Artikel 13 Openbare kennisgeving
- 1.
De vergadering wordt op de voor afkondigingen in de gemeente
gebruikelijke wijze en door plaatsing op de internetsite van de
gemeente ter openbare kennis gebracht.
- 2.
De openbare kennisgeving vermeldt:
- a.
de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;
- b.
de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda
en de daarbij behorende voorstellen kan inzien.
Artikel 14 Presentielijst
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad
onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt
die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening
vastgesteld.
Artikel 15 Zitplaatsen
- 1.
De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een
vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium
bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad
aangewezen.
- 2.
Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling
herzien na overleg in het presidium.
- 3.
De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders,
secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn
uitgenodigd.
Artikel 16 Opening vergadering; quorum
- 1.
De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur,
indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de
raad blijkens de presentielijst aanwezig is.
- 2.
Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het
vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na
voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de
volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de
Gemeentewet.
Artikel 17 Primus bij hoofdelijke stemming
Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de
voorzitter mede, bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal
beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst
aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke
stemming.
Artikel 18 Notulen
- 1.
De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering worden, zo
mogelijk, aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met
de schriftelijke oproep. De ontwerpnotulen worden gelijktijdig
aan de overige personen die het woord gevoerd hebben,
toegezonden.
- 2.
Bij het begin van het besluitnemende deel van de vergadering
worden, zoveel mogelijk, de notulen van de vorige vergadering
vastgesteld.
- 3.
De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de
secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de
raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet
duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel
tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de
griffier te worden ingediend.
- 4.
De notulen moeten inhouden:
- a.
de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de
wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de
leden die afwezig waren en overige personen die het woord
gevoerd hebben;
- b.
een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;
- c.
een beknopte samenvatting van het gesprokene met vermelding van
de namen van de aanwezigen die het woord voerden;
- d.
een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding
bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of
tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die
zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben
onthouden;
- e.
de tekst van de ter vergadering ingediende
initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties,
amendementen en subamendementen;
- f.
bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van
die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 26
door de raad is toegestaan deel te nemen aan de
beraadslagingen.
- 5.
De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.
- 6.
De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier
ondertekend.
Artikel 19 Ingekomen stukken
- 1.
Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke
mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst
geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden
en ter inzage gelegd.
- 2.
Indien een lid van de raad over een ingekomen stuk wenst te
spreken in de vergadering, dient hij bij het presidium een
verzoek in om het onderwerp voor de eerstvolgende vergadering te
agenderen.
Artikel 20 Spreekregels
- 1.
De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun
plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de
voorzitter.
- 2.
Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de
leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere
plaats spreken.
Artikel 21 Volgorde sprekers
- 1.
Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter
gevraagd en van hem verkregen te hebben.
- 2.
De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid
van de raad het woord vraagt over de orde van de
vergadering.
Artikel 22 Aantal spreektermijnen
- 1.
De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten
hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.
- 2.
Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.
- 3.
Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord
voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.
- 4.
Het derde lid is niet van toepassing op:
- a.
de rapporteur van een commissie;
- b.
het lid dat een (sub)amendement, een motie of een
initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat
amendement, die motie of dat voorstel.
- 5.
Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp
of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het
spreken over een voorstel van orde.
Artikel 23 Spreektijd
Een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de
leden en de overige aanwezigen.
Artikel 24 Handhaving orde; schorsing
- 1.
Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij
- a.
de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit
reglement te herinneren;
- b.
een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de
spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal
afronden.
- 2.
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke
uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde
onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan
wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter
tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen
gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering,
waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het
woord ontzeggen.
- 3.
De voorzitter kan, ter handhaving van de orde de vergadering,
voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de
heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering
sluiten.
Artikel 25 Beraadslaging
- 1.
De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad
beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of
voorstel afzonderlijk te beraadslagen.
- 2.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de
voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door
hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden
de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De
beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode
verstreken is.
Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen
- 1.
De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering
aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de
griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.
- 2.
Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of
één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging
ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang
wordt genomen.
Artikel 27 Stemverklaring
Voordat de raad tot stemming overgaat in het besluitnemende deel van de
vergadering, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te
motiveren.
Artikel 28 Beslissing
- 1.
Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel
voldoende is besproken, sluit hij de meningvorming, tenzij de
raad anders beslist.
- 2.
Nadat de meningvorming is gesloten vindt, in het besluitnemende
deel van – in de regel de volgende- vergadering na een stemming
over eventuele amendementen, de stemming plaats over het
voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen
stemming wordt gevraagd.
- 3.
Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel
plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te
nemen eindbeslissing.
Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming
Stemming vindt alleen plaats in het besluitnemende deel van de
vergadering.
- 1.
De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen
stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt,
stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke
stemming is aangenomen.
- 2.
In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de
notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben
tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.
- 3.
Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de
voorzitter daarvan mededeling.
- 4.
De griffier roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit
te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor
overeenkomstig artikel 17 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de
oproeping naar de volgorde van de presentielijst.
- 5.
Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid
dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden
verplicht zijn stem uit te brengen.
- 6.
De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’
uit te spreken, zonder enige toevoeging.
- 7.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan
kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid
gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan
kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend
heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist;
in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen
verandering.
- 8.
De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede,
met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte
stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen
besluit.
Artikel 30 Stemming over amendementen en moties
- 1.
Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend,
wordt eerst over dat amendement gestemd.
- 2.
Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt
eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het
amendement.
- 3.
Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een
aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de
volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de
regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement
het eerst in stemming wordt gebracht.
- 4.
Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend,
wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de
motie.
Artikel 31 Stemming over personen
- 1.
Wanneer een stemming over personen voor het doen van een
benoeming of het opstellen van een voordracht of aanbeveling
moet plaatshebben, benoemt de voorzitter twee leden tot
stembureau.
- 2.
\Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van
de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een
stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te
zijn.
- 3.
Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te
benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op
voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen
worden samengevat op één briefje.
- 4.
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes
gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid
verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen
niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze
te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
- 5.
Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in
artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben
uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben
ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt
verstaan:
- a.
een blanco ingevuld stembriefje;
- b.
een ondertekend stembriefje;
- c.
een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de
stemming verschillende vacatures betreft;
- d.
een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht
betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is
voorgedragen;
- e.
een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan
die waartoe de stemming is beperkt.
- 6.
In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist
de raad, op voorstel van de voorzitter.
- 7.
Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes
onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.
Artikel 32 Herstemming over personen
- 1.
Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid
heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.
- 2.
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte
meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen
twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op
zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste
stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een
tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde
stemming zal plaatshebben.
- 3.
Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen
staken, beslist terstond het lot.
Artikel 33 Beslissing door het lot
- 1.
Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen
wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op
afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.
- 2.
Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn
gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal
gedeponeerd en omgeschud.
- 3.
Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de
stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is
gekozen.
Hoofdstuk 4 Rechten van leden
Artikel 34 Amendementen
- 1.
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de meningvorming
amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden
om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te
splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal
plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen
die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst
getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
- 2.
Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het
amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te
stellen (subamendement).
- 3.
Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling
genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden
ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige
karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge
indiening kan worden volstaan.
- 4.
Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is
mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft
plaatsgevonden.
Artikel 35 Moties
- 1.
Ieder lid van de raad kan in het meningvormende deel van de
vergadering een motie indienen.
- 2.
Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden
schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.
- 3.
De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of
voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp
of voorstel plaats. Stemming over de motie heeft plaats
onmiddellijk na de stemming over het voorstel of onderwerp.
- 4.
De behandeling van een motie over een niet op de agenda
opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda
voorkomende onderwerpen zijn behandeld. Stemming vindt in de
regel plaats in het besluitnemende deel van de vergadering.
Artikel 36 Voorstellen van orde
- 1.
De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de
vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan
worden toegelicht.
- 2.
Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering
betreffen.
- 3.
Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.
Artikel 37 Initiatiefvoorstel
- 1.
Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen
worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.
- 2.
De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de
eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep
hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het
voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering
geplaatst.
- 3.
De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de
agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld,
tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde
van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of
onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te
worden behandeld in een ronde tafelgesprek of voor advies naar
het college dient te worden gezonden. In het laatste geval
bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw
geagendeerd wordt.
- 4.
De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling
van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een
verordening.
Artikel 38 Collegevoorstel
- 1.
Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het
college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de
raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming
van de raad.
- 2.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in
het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden
gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel
opnieuw geagendeerd wordt.
Artikel 39 Interpellatie
- 1.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt,
behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende
gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering
schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een
duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen
worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
- 2.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig
mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de
wethouders. Bij de vaststelling van de agenda voor de
eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het
verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip
tijdens het meningvormende deel van de vergadering de
interpellatie zal worden gehouden.
- 3.
De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de
overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet
meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.
Artikel 40 Schriftelijke vragen
- 1.
Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De
vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen
wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording
wordt verlangd.
- 2.
De vragen worden bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze
draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis
van de overige leden van de raad en het college worden
gebracht.
- 3.
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in
ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn
binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de
eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen
deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid
van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis,
waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording
zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een
antwoord.
- 4.
De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van het
college aan de leden van de raad medegedeeld.
- 5.
De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als
bedoeld in artikel 19 aan de leden van de raad toegezonden.
- 6.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de
eerstvolgende
- 7.
raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde
raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda
voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het
door de burgemeester of door het college gegeven antwoord,
tenzij de raad anders beslist.
Artikel 42 Inlichtingen
- 1.
Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als
bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van
de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk
ingediend bij het college of de burgemeester.
- 2.
Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener toegezonden
aan de raad.
- 3.
De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de
eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.
- 4.
De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de
vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikel 43 Procedure begroting
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding,
het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting
volgens een procedure die de raad vaststelt.
Artikel 44 Procedure jaarrekening
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding
en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de
vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel
indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Artikel 46 Algemeen
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van
overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn
met het besloten karakter van de vergadering.
Artikel 47 Notulen
- 1.
De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld,
maar worden uitsluitend verzonden aan de leden.
- 2.
Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten
vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze
vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet
openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden
door de voorzitter en de griffier ondertekend.
Artikel 48 Geheimhouding
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad
overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de
inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De
raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 49 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55,
tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de
Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien
daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd,
in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg
gevoerd.
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 50 Toehoorders en pers
- 1.
De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen
uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare
vergaderingen bijwonen.
- 2.
Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere
wijze verstoren van de orde is verboden.
Artikel 51 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan
wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de
voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 52 Verbod gebruik mobiele telefoons
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de
vergadering het gebruik, alsmede het voor gebruik gereed houden van
mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen
maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de
voorzitter niet toegestaan.
Hoofdstuk 9 Slotbepalingen
Artikel 53 Uitleg reglement
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent
de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de
voorzitter.
Artikel 54 In werking treden
- 1.
Dit reglement treedt in werking op 1 december 2007.
- 2.
Op dat tijdstip is niet langer van toepassing het reglement van
orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Lochem,
vastgesteld bij raadsbesluit van 31 januari 2005.