Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Molenlanden

Verordening afvalstoffenheffing gemeente Molenlanden 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMolenlanden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening afvalstoffenheffing gemeente Molenlanden 2020
CiteertitelVerordening afvalstoffenheffing Molenlanden 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 15.33 van de Wet milieubeheer

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-202031-12-2020nieuwe regeling

17-12-2019

gmb-2019-313524

1040921

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening afvalstoffenheffing gemeente Molenlanden 2020

 

De raad van de gemeente Molenlanden

 

gelezen het voorstel van het college van Molenlanden van 26 november 2019 met nummer 1036053;

 

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

besluit vast te stellen

 

de Verordening afvalstoffenheffing Molenlanden 2020

 

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

Artikel 2. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4. Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    Basistarief

    De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 236,53

  • 2.

    Gedifferentieerd tarief

  • a.

    Het basistarief van artikel 4 lid 1 wordt verhoogd indien een perceel wordt bewoond door twee of meer personen met een bedrag van € 59,14.

  • b.

    Het basistarief van artikel 4 lid 1 is van toepassing voor een recreatieverblijf of een tweede woning.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 2 wordt het in deze leden vermelde bedrag verhoogd met een bedrag voor het in bruikleen hebben van een éxtra (= boven hetgeen volgens de gemeentelijke afvalstoffenverordening aan het perceel is verstrekt):

  • container van 140 liter bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen, € 100,00

  • container van 240 liter, bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen, € 165,00

  • 4.

    In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt het tarief indien de afstand tot de toegewezen aanbiedplaats voor minicontainers groter is dan 300 meter vanaf de dichtstbijzijnde perceelsgrens van het perceel waar de huishoudelijke afvalstoffen ontstaan:

    • a.

      Per perceel per belastingjaar € 153,75

    • b.

      De belasting per perceel wordt verhoogd indien een perceel wordt bewoond door twee of meer personen met een bedrag van € 38,44.

Artikel 5. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 7,50.

  • 4.

    Bij toepassing van het tweede en derde lid wordt voor de bepaling van de belastingplicht uitgegaan van het gegeven dat:

    • a.

      bij ontstaan of wijziging van de belastingplicht vóór of op de 10e van de maand de belasting over de lopende maand ten volle is verschuldigd;

    • b.

      bij ontstaan of wijziging van de belastingplicht ná de 10e van de maand over de lopende maand geen belasting wordt geheven;

    • c.

      bij beëindiging of wijziging van de belastingplicht vóór of op de 10e van de maand over de lopende maand geen belasting wordt geheven;

    • d.

      bij beëindiging of wijziging van de belastingplicht ná de 10e van de maand de belasting over de lopende maand ten volle wordt geheven.

  • 5.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 6.

    Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

Artikel 8. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen of zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden min één in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 9. Kwijtschelding

Bij de invordering van afvalstoffenheffing wordt geen kwijtschelding verleend voor de extra containers.

Artikel 10. Overgangsrecht

De “Verordening afvalstoffenheffing Molenlanden 2019”, laatstelijk gewijzigd 12 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 11, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 11. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking, doch niet eerder dan 1 januari 2020.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening afvalstoffenheffing Molenlanden 2020’.

 

 

Vastgesteld tijdens de openbare raadsvergadering gemeente Molenlanden,

gehouden op 17-12-2019.

de griffier,

drs. M.A.J. Teunissen

de voorzitter,

D.R. van der Borg