Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tilburg

Verordening op de heffing en invordering van scheepvaartrechten 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTilburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van scheepvaartrechten 2020
CiteertitelVerordening scheepvaartrechten 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de verordening scheepvaartrechten 2019

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-12-201901-01-2021nieuwe regeling

14-11-2019

gmb-2019-312846

Raadsbesluit 2019_908

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van scheepvaartrechten 2020

De raad van de gemeente Tilburg;

 

- gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

- gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

Besluit

vast te stellen de 'Verordening op de heffing en invordering van scheepvaartrechten 2020'.

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

 

 

Artikel 1. Rechten

 

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    havengeld;

  • b.

    staangeld.

 

Artikel 2. Definities

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vaartuig: een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen of vervoeren van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen;

  • b.

    bedrijf: een aan een langshaven, de insteekhaven of een openbare loswal gevestigde onderneming die gebruik maakt van schepen voor de aan- dan wel afvoer van goederen;

  • c.

    havencoördinator: de ambtenaar van de gemeente Tilburg belast met het toezicht op naleving van het bepaalde in deze verordening of diens plaatsvervanger.

 

Hoofdstuk II Havengeld

 

 

Artikel 3 Aard der belasting

 

Onder de naam 'havengeld' wordt een recht geheven voor het meren, hetzij middellijk of onmiddellijk, van vaartuigen aan de kaden van de haven of van de gemeentelijke aanlegplaatsen aan het Wilhelminakanaal, met de bedoeling om goederen te laden dan wel te lossen.

 

Artikel 4. Grondslag

 

  • 1.

    Het havengeld wordt berekend naar het tonnage van de in Tilburg geladen dan wel geloste goederen.

  • 2.

    Inzake het havengeld geldt een aangifteplicht. De aangifte dient maandelijks, uiterlijk zeven dagen na afloop van een kalendermaand, plaats te vinden middels het van gemeentewege verstrekte aangifteformulier.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in de tweede volzin van het voorgaande lid, mag aangifte plaatsvinden op een andere wijze, mits tenminste de gegevens worden vermeld zoals die op het van gemeentewege verstrekte aangifteformulier zijn opgenomen.

 

Artikel 5. Tarief

Het havengeld bedraagt € 0,12 per ton, of gedeelte daarvan, in Tilburg geladen dan wel geloste goederen.

 

Artikel 6. Vrijstellingen

Het havengeld wordt niet geheven voor:

  • a.

    vaartuigen, eigendom van, in gebruik bij of ten behoeve van het Rijk en bestemd uitsluitend voor de openbare dienst;

  • b.

    vervallen;

  • c.

    sleepboten, welke de haven alleen aandoen om vaartuigen te brengen of te halen en onmiddellijk na aankomst weer vertrekken;

  • d.

    vaartuigen, die uitsluitend voor het innemen van gasolie en/of drinkwater voor eigen gebruik aan de kaden aanleggen;

  • e.

    vaartuigen, waarvan de schippers aantonen, dat zij wegens familieomstandigheden of dringende noodzakelijkheid van de kade gebruik moeten maken, mits niet wordt geladen of gelost.

 

Artikel 7. Belastingplicht

 

Belastingplichtig is de schipper, de reder, de eigenaar van het vaartuig, degene die het schip heeft gecharterd of degene die als vertegenwoordiger van één van dezen optreedt.

 

Hoofdstuk III Staangeld

 

 

Artikel 8. Aard en grondslag der belasting

 

  • 1.

    Onder de naam 'staangeld' wordt een recht geheven voor het gebruik van gedeelten van de kaden van de haven of van de gemeentelijke aanlegplaatsen aan het Wilhelminakanaal met toestellen, werken of inrichtingen, welke onmiddellijk dan wel middellijk met het lossen en laden van vaartuigen verband houden, zoals los- en laadbruggen, hijskranen, elevatoren of andere soortgelijke toestellen, werken of inrichtingen.

  • 2.

    Bij dit gebruik is het onverschillig, of de in het eerste lid bedoelde toestellen, werken of inrichtingen zich in, op of boven de daar aangeduide kaden bevinden.

  • 3.

    Het staangeld wordt mede geheven voor vaartuigen, waarop inrichtingen ten behoeve van het laden en lossen van andere vaartuigen zijn aangebracht.

 

Artikel 9. Tarieven

 

  • 1.

    Het recht bedoeld in artikel 8 bedraagt per jaar:

 

a.

voor los- en laadbruggen

€ 

 16,55

 

per strekkende meter kademuur, met als minimum

81,25

b.

voor elke hijskraan met bijbehorende werken

424,55

c.

voor vergaarputten op bakken per stuk

20,70

 

en voor daarbij behorende buisleidingen

 8,30

 

per strekkende meter, met een minimum voor de

 

 

 

putten of bakken en buisleidingen tezamen van

81,25

d.

voor andere toestellen, werken of inrichtingen:

 

 

 

indien de kaden of de gemeentelijke aanlegplaatsen

 

 

 

tot geen grotere diepte dan 9 meter in gebruik

 

 

 

worden genomen

16,55

 

per vierkante meter met een minimum van

81,25

 

en

 143,85

 

per strekkende meter kademuur met een minimum van

 736,40

 

bij ingebruikname van een grotere diepte dan 9 meter;

 

 

e.

voor vaartuigen, waarop inrichtingen ten behoeve

 

 

 

van het laden en lossen van andere vaartuigen zijn

 

 

 

zijn aangebracht per vaartuig

249,60

  • 2.

    Voor verplaatsbare toestellen is het in dit artikel bepaalde recht voor elk toestel slechts eenmaal per jaar verschuldigd.

  • 3.

    Bij de berekening van het verschuldigde bedrag worden gedeelten van een m², respectievelijk van een strekkende meter voor een hele m² respectievelijk hele strekkende meter gehouden.

 

Artikel 10. Belastingplicht

 

Het staangeld wordt geheven van degene aan wie de gedeelten van de kaden in gebruik zijn gegeven.

Hoofdstuk IV Algemene bepalingen

 

 

Artikel 11. Belastingjaar

 

Ter zake van de in artikel 8 opgenomen rechten wordt het belastingjaar gelijkgesteld aan een kalenderjaar.

 

Artikel 12. Tijdstip ontstaan/eindigen belastingplicht in de loop van het belastingjaar

 

Indien de belastingplicht van de in artikel 8 opgenomen rechten in de loop van het belastingjaar aanvangen dan wel eindigen, worden de rechten geheven over zoveel twaalfde gedeelten als er na de aanvang/einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden in het belastingjaar overblijven.

 

Artikel 13. Wijze van heffing

 

De rechten worden geheven:

  • 1.

    Bij wijze van maandelijkse factuur voor wat betreft de rechten genoemd in artikel 3 als voldoening op aangifte.

  • 2.

    Bij wijze van aanslag voor wat betreft de rechten genoemd in artikel 8.

 

Artikel 14. Kwijtschelding

 

Bij de invordering van deze rechten wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 15. Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

 

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 3.

    De 'Verordening Scheepvaartrechten 2019' van 8 november 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening scheepvaartrechten 2020'.

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 november 2019

de griffier,

de voorzitter,

Memorie van toelichting behorende bij de 'Verordening scheepvaartrechten 2020'

 

Algemeen

Het artikel 1, onderdeel b van Hoofdstuk I en de artikelen 8 t/m 12 van Hoofdstuk III komen te vervallen omdat de bedrijfsbijdrage ontwikkeling Wilhelminakanaal is geschrapt.

Ook het artikel over het stellen van nadere regels door het college (voorheen artikel 20) is geschrapt. De aanduiding 'nadere regels' heeft een andere kwalificatie (delegatie) dan wij met de bepaling beoogden.

 

Door bovenstaande vinden de volgende omnummeringen plaats:

Artikel 1, onderdeel c (staangeld) wordt artikel 1, onderdeel b;

Hoofdstuk IV, Staangeld (artikelen 13, 14 en 15) wordt Hoofdstuk III (artikelen 8, 9 en 10);

Hoofdstuk V, Algemene bepalingen (artikelen 16, 17, 18 en 19) wordt Hoofdstuk IV (artikelen 11, 12, 13 en 14);

Hoofdstuk V, Algemene bepalingen (artikel 20) komt te vervallen en

Hoofdstuk V, Algemene bepalingen (artikel 21) wordt Hoofdstuk IV (artikel 15).

 

Artikel 6 b de vrijstelling voor hospitaalschepen vervalt. Deze komen niet meer voor.

 

Tarieven

Voor 2020 zijn de tarieven verhoogd met de nominale index van 1,4%. Voor de liggelden en de scheepvaartrechten zijn de kosten € 240.000,-- en de opbrengsten € 116.000,--.

 

Kosten en opbrengsten (x € 1.000)

 

bedragen * € 1.000,-

Jaarrekening

Begroting

Begroting

 

2018

2019

2020

Kosten taakveld(en) incl omslagrente

124

181

188

Inkomsten taakveld(en) incl. omslagrente

0

0

0

Netto kosten taakveld

124

181

188

 

 

 

 

Toe te rekenen kosten:

 

 

 

Overhead incl. omslagrente

19

16

16

BTW

25,24

36,49

36,95

Totale kosten

169

233

240

 

 

 

 

Opbrengst heffingen

107

116

116

 Saldo

61

117

125