Organisatie | Woudrichem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Woudrichem 2009 |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag Woudrichem |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
vastgesteld via tijdelijke regels aanscherping wwb
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2012 | Toevoeging Hoofdstuk 3, echter op cliënten die per 31 december 2011 een uitkering ontvangen, blijven tot 1 juli 2012 de bestaande verordeningen van toepassing. | 20-12-2012 Altena Nieuws 29-12-2011 | raadsvergadering 20 december 2012, nr. 2011-065, agendapunt 14 | |
10-12-2009 | 01-01-2009 | Nieuwe verordening | 24-11-2009 Altena Nieuws 10-12-2009 | raadsvergadering 24 november 2009, nr. 2009-073, agendapunt 11 |
Tevens wordt als laag inkomen aangemerkt het inkomen dat gedurende de referteperiode gemiddeld hoger is dan 115% van het wettelijk sociaal minimum, maar waarvan dat meerdere is aangewend ter aflossing van een schuldenlast in het kader van een minnelijke schuldregeling of een opgelegde schuldregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
Hoofdstuk 3 REGELINGEN IN VERBAND MET WIJZIGINGEN IN DE WWB EN INTREKKING VAN DE WIJ PER 1 JANUARI 2012
Artikel 5b Laag inkomen vanaf 1 januari 2012
Vanaf 1 januari 2012 wordt in deze verordening onder ‘laag inkomen’ als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet, verstaan: een inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Indien één van de gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid van de wet, waardoor slechts één van de gezinsleden recht op langdurigheidstoeslag heeft, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Woudrichem in zijn openbare vergadering van 24 november 2009.de voorzitter, de griffier,dr. F.A. Petter, M. Groenenberg - Bouman
Deze verordening is tot stand gekomen als gevolg van een wetswijziging waarin van de langdurigheidstoeslag een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand is gemaakt. Hiermee staat de regeling open voor eigen beleidsregels van de gemeente. Deze benadering sluit aan bij het uitgangspunt om daar waar het kan, de gemeente de vrijheid en verantwoordlijkheid te geven zelf invulling te geven aan een regeling en op die manier optimaal maatwerk te kunnen leveren.
Een aantal punten vult de wetgever zelf in, onder meer de wijziging van de minimale leeftijd van 23 naar 21 jaar. De doelstelling van de Langdurigheidstoeslag blijft onveranderd, te weten het bieden van financiële ondersteuning wanneer men langdurig op een laag inkomen is aangewezen en geen perspectief heeft op verbetering van dit inkomen.
De gemeente kan zelf de hoogte van de Langdurigheidstoeslag vaststellen en de doelgroep bepalen. Om de doelgroep af te bakenen dient de gemeente een aantal criteria nader in te vullen, zoals het begrip ‘laag inkomen’ en welke termijn aan het begrip ‘langdurig’ verbonden wordt.
In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.
Gekozen is, de referteperiode vast te stellen op drie jaar, ofwel 36 maanden voorafgaand aan de eerste dag van het jaar waarin de aanvraag is ingediend. Hiermee is meteen invulling gegeven aan het begrip ‘langdurig’. Dus over de duur van de referteperiode wordt bepaald of iemand langdurig een laag inkomen heeft.
De doelgroep is in feite iedereen die aan de criteria voldoet welke in deze verordening nader zijn ingevuld.
Bepaalde groepen zijn uitgesloten van het recht op de Langdurigheidstoeslag. Het gaat hier om personen die in principe wel aan de voorwaarden zouden voldoen, maar van wie gesteld kan worden dat een recht op de Langdurigheidstoeslag niet overeen zou komen met de aard en doelstelling ervan.
a. Van studenten wordt per definitie gesteld dat zij perspectief op verbetering van hun inkomen hebben. Om te voorkomen dat degene met een baan met een minimuminkomen, die zijn positie door middel van avondstudie probeert te verbeteren, niet in aanmerking zou komen, is bepalend of de studerende in de referteperiode studiefinanciering heeft genoten. Studiefinanciering is immers alleen mogelijk bij een dagstudie en bij studenten beneden een bepaalde leeftijd. Als het gaat om gehuwden, of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn, waarvan één van beiden een uitkering op grond van de Wet op de Studiefinanciering heeft genoten in een periode waarin beiden niet als gehuwd zijn aan te merken, komt het recht de ander toe, voor zover aan de overige voorwaarden is voldaan.
b. Het doel van de Langdurigheidstoeslag is een inkomensondersteuning voor grote uitgaven, zoals bijvoorbeeld vervangingsuitgaven. Daklozen hebben in de periode dat zij dakloos zijn niet te maken met (onverwachte) hoge kosten van dien aard. Voor deze groep bestaan bovendien andere regelingen. Enerzijds in de vorm van een inkomensondersteuning voor kleinere uitgaven, anderzijds in de vorm van bijzondere bijstand voor een woninginrichting zodra zij een vaste woon- of verblijfplaats hebben.
c. We hebben het hier niet per definitie over een AWBZ-instelling. De term AWBZ-instelling kan namelijk verwarring veroorzaken. Dit omdat bijvoorbeeld zowel verpleeghuizen en verzorgingshuizen als instellingen voor begeleid kamerbewonen zogenoemde AWBZ-instellingen zijn. De bedoeling van de regeling is echter alleen die bewoners tot de doelgroep te rekenen, die redelijkerwijs ook de kosten maken waarvoor de Langdurigheidstoeslag is bedoeld. De bewoners van een verpleeghuis komen niet voor hoge kosten zoals vervangingsuitgaven te staan. Bewoners van verzorgingshuizen en instellingen van begeleid kamerbewonen hebben die kosten nadrukkelijk wel. Daarom worden zij niet van het recht op Langdurigheidstoeslag uitgesloten.
Mensen met een inkomen boven de hier gestelde inkomensgrens, die middels een minnelijk of wettelijk traject aflossen op schulden, houden van hun inkomen niet meer over dan maximaal 95% van de bijstandsnorm. Omdat hun feitelijk inkomen hoger kan zijn dan het te toetsen inkomen, bestaat de kans dat deze groep buiten de armoedevoorzieningen valt. Omdat ze ook al huur- en zorgtoeslag mislopen, wordt dat onredelijk geacht. Voor deze groep wordt het besteedbaar inkomen dat overblijft na schuldsanering getoetst.
Het inkomen over de referteperiodes wordt zoveel mogelijk getoetst met behulp van jaaropgaven. Getoetst wordt met het hoogste bedrag dat op een jaaropgave is vermeld. Dit bedrag wordt omschreven als belastbaar loon en bestaat uit netto inkomen, loonheffing en werkgeversdeel premie Zorgverzekeringswet.
Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag
Voor de hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt aansluiting gezocht bij de bedragen die van toepassing waren in 2008.