Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Belastingsamenwerking SaBeWa Zeeland

Klachtenregeling ongewenst gedrag

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBelastingsamenwerking SaBeWa Zeeland
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingKlachtenregeling ongewenst gedrag
Citeertitel
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-06-2017Nieuwe regeling

22-06-2017

Website

Tekst van de regeling

Intitulé

Klachtenregeling ongewenst gedrag

Inleiding

Sabewa Zeeland vindt het belangrijk dat medewerkers op een veilige, respectvolle en collegiale manier met elkaar kunnen samenwerken. Ongewenst gedrag past niet in deze sfeer en is onaanvaardbaar.

 

Ongewenst gedrag kan leiden tot spanningen op de werkvloer. Dit kan mensen belemmeren in hun functioneren, wat mogelijk weer tot nieuwe spanningen leidt. Slachtoffers van ongewenst gedrag kunnen vaak al na enkele dagen spanningsklachten krijgen, zoals hoofdpijn, maag- en darmklachten, slaapproblemen, hartkloppingen, trillen en transpireren, enz. Als ongewenst gedrag langere tijd aanhoudt kan een slachtoffer angstig en wantrouwend overkomen, ze worden cynisch, geïrriteerd en kunnen vervreemden van hun omgeving. Op de lange duur kan men zelfs chronisch ziek en arbeidsongeschikt worden.

Ook collega’s die zelf geen slachtoffer zijn, maar ongewenst gedrag op de afdeling zien gebeuren, hebben daar vaak last van.

 

Ongewenst gedrag heeft invloed op de werksfeer en kan de arbeidsproductiviteit en kwaliteit van het werk verminderen. Ook kan het leiden tot verloop van personeel. Daarom is het belangrijk om snel in te grijpen. Daarom wil de Sabewa Zeeland een actief beleid voeren om ongewenst gedrag tegen te gaan.

 

Waar ongewenst gedrag toch voorkomt moeten medewerkers de mogelijkheid krijgen om hierover klacht in te dienen. Medewerkers die zich schuldig maken aan ongewenst gedrag kunnen een sanctie opgelegd krijgen variërend van een mondelinge of schriftelijke berisping tot overplaatsing of ontslag.

 

Besluit van het Algemeen Bestuur van Sabewa Zeeland, houdende de Klachtenregeling

ongewenst gedrag van de Sabewa Zeeland. Het Algemeen Bestuur van Sabewa Zeeland,

Gelet op

  • 1.

    Gelet op artikel 3.2 van de Arbeidsomstandighedenwet inzake psychosociale arbeidsbelasting

  • 2.

    Gezien de instemming van de Ondernemingsraad d.d. 28 maart 2017 Besluit

vast te stellen:

Klachtenregeling ongewenst gedrag van Sabewa Zeeland

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

  • 1.

    bevoegdgezag: het Dagelijks Bestuur van de Sabewa Zeeland.Indien het een klacht betreftover de directeur, de controller of een politiekambtsdrager is het Algemeen Bestuurbevoegd gezag;

  • 2.

    commissie: de Landelijke Klachtencommissie Ongewenst Gedrag voor de decentrale overheid;

  • 3.

     decentrale overheid: de gemeente, de provincie, het waterschap of een door deze overheden ingestelde instelling die zich heeft aangesloten bij de commissieen deze regelingvan toepassing heeft verklaard op de behandeling van klachten op het gebied van ongewenst gedrag. Voor de toepassing van deze regeling wordt onder decentrale overheid Sabewa Zeeland bedoeld.

  • 4.

    aangesloten organisatie: de decentrale overheid die is aangesloten bij de regeling van de commissie, dan wel een andere organisatie die deze regelingvan toepassing heeft verklaard;

  • 5.

    ongewenst gedrag: gedrag dat valt binnende begrippen discriminatie, (seksuele) intimidatie zoals verwoord in artikel 1,1a en 2 van de Algemene wet gelijke behandeling en agressie gewelden

pesten zoals bedoeld in de Arbowet artikel 3 lid 2 jo. artikel 1 lid 3 sub e en f;

  • 6.

    klacht: een door de klager ondertekend en van naam- en adresgegevens voorzien geschrift waarin het jegenshem ongewenste gedragwaarop de klacht betrekking heeftis omschreven, behoudens een klacht op grond van artikel 11;

  • 7.

    klager:een persoon, niet zijnde een politieke ambtsdrager van een aangesloten organisatie, die werkzaam is of werkzaam is geweestin deze organisatie en een klachtover ongewenst gedrag indient;

  • 8.

    aangeklaagde: een persoon, niet zijnde een politieke ambtsdrager van een aangesloten organisatie, die werkzaam is of werkzaam is geweest in deze organisatie en over wiensgedrag geklaagd wordt;

9. informant: degene die namens het bevoegd gezag informatie verstrekt aan de commissie;

  • 10.

    getuigen: andere dan onderh genoemde personendie door de commissie worden verzocht informatie te verstrekken;

  • 11.

    college:het College voor Arbeidszaken van de Vereniging Nederlandse Gemeenten dat deze klachtencommissie heeft ingesteld;

12. vertrouwenspersoon ongewenst gedrag (VPOG): degene tot wie de medewerker, die zich slachtoffer voelt van ongewenst gedrag zich kan wenden voor advies en ondersteuning;

13. medewerker: alle personen werkzaam onder gezag van Sabewa Zeeland. Hiertoe behoren medewerkers in vaste en/of tijdelijke dienst, oproepkrachten, uitzendkrachten, gedetacheerde werknemers en stagiaires.

 

Artikel 2 Klachten over politieke ambtsdragers

Het Algemeen Bestuur kan in afwijking van artikel 1 onder h. de commissie ad hoc belasten met onderzoek naar en advies over een klacht, die betrekking heeft op ongewenst gedrag van een politiek ambtsdrager van een aangesloten organisatie jegens klager.

 

Artikel 3 Benoeming vertrouwenspersoon ongewenst gedrag

  • 1.

    Het bevoegd gezagwijst na hieroveradvies van de Ondernemingsraad te hebben ingewonnen een of meer vertrouwensperso(o)n (en) ongewenst gedrag aan.

  • 2.

    De vertrouwenspersoon ongewenst gedrag zal in ieder geval het vertrouwen moetengenieten van de medewerkers. Hij of zij moet gemakkelijk aanspreekbaar zijn, vertrouwelijk met informatie om kunnen gaan en bij voorkeur kennis en ervaring hebben op het terrein van individuele hulpverlening.

 

 

Artikel 4 Taken van de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag

De vertrouwenspersoon ongewenst gedrag heeft tot taak:

  • 1.

    het bieden van eerste opvang aan de medewerker;

  • 2.

    het adviseren over de mogelijkheden om het probleemaan te pakken, en het zo nodig doorverwijzen naar een hulpverlenende instantie;

  • 3.

    het adviseren over en behulpzaam zijn bij eventuele verder te nemen stappen;

  • 4.

    het ondersteunen en begeleiden van de medewerker die geconfronteerd is met ongewenste omgangsvormen bij het indienen van een klacht bij de commissieen bij het horen door deze commissie;

  • 5.

    het verlenen van nazorg na de oplossingof na de behandeling van een klachtdoor de commissie met als doel na te gaan

    • 1.

      of het indienen van een klacht niet leidt tot gevolgen voor de klager;

    • 2.

      of de ongewenste omgangsvormen zijn opgehouden;

    • 3.

      of de door het bevoegd gezag gestelde maatregel wordt uitgevoerd.

  • 6.

    het signaleren van algemene knelpunten in de organisatie;

  • 7.

    het met toestemming van de medewerker signaleren van concrete knelpunten bij functionarissen, die beroepshalve een verantwoordelijkheid hebben bij het aanpakken van seksuele intimidatie, pesten, discriminatie, agressie of geweld;

  • 8.

    het opstellen van een jaarverslag aan het bevoegdgezag waarin de meldingen geanonimiseerd zijn opgenomen.

 

Artikel 5 Werkwijze van de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag

De vertrouwenspersoon ongewenst gedrag is verplicht tot geheimhouding van alle hem/haar vertrouwelijk ter kennis gekomen informatie. De vertrouwenspersoon ongewenst gedrag wint niet zonder toestemming van de medewerker informatie in bij derden. De geheimhoudingsplicht blijft ook na beëindiging van de benoeming tot vertrouwenspersoon ongewenst gedrag van kracht.

 

Artikel 6 Beëindiging van de functie vertrouwenspersoon ongewenst gedrag

Het bevoegdgezag verleent de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag gevraagd of ongevraagd ontslag als vertrouwenspersoon ongewenst gedrag.

 

Artikel 7 Faciliteiten voor de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag

  • 1.

    Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat de vertrouwenspersonen ongewenst gedrag, ook na beëindiging van de functie,geen nadelen ondervinden als gevolg van de uitoefening van de functie van vertrouwenspersoon ongewenst gedrag.

  • 2.

    Het bevoegd gezag stelt de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag te allen tijde in de gelegenheid zijn/haar functie naar behoren uit te voeren.

  • 3.

    De vertrouwenspersoon ongewenst gedrag moet kunnenbeschikken over een ruimte die geschikt is voor het voeren van vertrouwelijke gesprekken. Indien nodig worden afspraken gemaakt en gesprekken gevoerd buiten het kantoor.

 

Artikel 8 Taakstelling en samenstelling van de commissie

  • 1.

    De commissie heeft tot taak een klacht te onderzoeken en daarover adviesuit te brengen aan het bevoegd gezag.

  • 2.

    Uit de commissie worden door de voorzitter van de commissie drie leden aangewezen om een klacht te onderzoeken, waaronder een (plaatsvervangend)voorzitter.

  • 3.

    Deze leden beslissen bij gewone meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 4.

    Een lid wordt vervangen als deze direct of indirect betrokken is geweest bij enige vorm van ongewenst gedrag waarover de klacht is ingediend dan wel een persoonlijk belang heeft bij de afhandeling van de klacht.

  • 5.

    Benoeming, schorsing en ontslagvan de voorzitter, overige ledenen hun plaatsvervangers geschiedt door de voorzitter van het college.

  • 6.

    De voorzitter, overigeleden en hun plaatsvervangers wordenbenoemd voor een periode van zes jaar.

  • 7.

    De commissie kan een nadere werkwijze bepalen.

 

Artikel 9 Secretaris en administratie

  • 1.

    De voorzitter van het college wijst na overleg met de voorzitter van de commissieeen secretaris en een of meer plaatsvervangend secretarissen aan.

  • 2.

    De administratie ten behoeve van de commissie wordt gevoerd door het secretariaat van het

college. 

 

Artikel 10 Indienen van de klacht

  • 1.

    De klager kan de klacht zowel rechtstreeks bij de commissie indienen als bij het bevoegd gezag.

  • 2.

    De klager vermeldt in de klacht zo mogelijk de datum, tijd, plaats van het ongewenst gedrag, de omstandigheden, de namen van aangeklaagde en eventuele getuigen, alsmede de stappendie hij reeds heeft ondernomen.

  • 3.

    Indien de klager de klacht indient bij het bevoegd gezag, bevestigt het bevoegd gezag de ontvangst van de klachtaan de klager en vermeldtdaarbij dat de klacht zal worden doorgezonden naar de commissie die het bevoegd gezag over de afhandeling van de klacht zal adviseren. Het bevoegd gezag zendt de klacht, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk door aan de commissie.

  • 4.

    De commissie bevestigt de ontvangst van de klacht aan de klager en stelt hem op de hoogte van de termijnen en de wijze van afdoening van de klacht. Tevens informeert de commissie het bevoegd gezag binnen twee weken, dat een klacht is ontvangen. Indien de klacht rechtstreeks bij de commissie is ingediend bevat de meldingaan het bevoegdgezag geen persoonsgegevens van klager, beklaagde of getuigen.

     

Artikel 11 In behandeling nemen van de klacht

  • 1.

    Het bevoegd gezag verstrekt op verzoek alle op de klacht betrekking hebbende gegevens, waaronder de klachtenregeling van de aangesloten organisatie, de contact- en functiegegevensvan klager en aangeklaagde en een overzichtvan de reeds geproduceerde stukken met betrekking tot de klacht,

  • 2.

    De commissie neemt een klachtniet in behandeling indien verplichte stappen uit de klachtenprocedure van de betreffende aangesloten organisatie niet zijn doorlopen.

  • 3.

    De commissie verklaart de klacht niet ontvankelijk indien deze niet valt binnende begripsbepalingen van artikel 1 onder c,e,f,g en h van deze regeling,

  • 4.

    Ingevallid 2 van toepassing is brengt de commissie klager-en in geval lid 3 van toepassing is klager en het bevoegd gezag binnen twee weken na ontvangst van de klacht schriftelijk op de hoogte van het niet in behandeling nemen (lid 2) of de niet ontvankelijkheid (lid 3) van de klacht.

  • 5.

    De commissie kan de klacht voorts niet in behandeling nemen indien:

    • 1.

      de klacht niet binnen een redelijke termijnnadat het ongewenste gedrag heeft plaatsgevonden aan de commissie is voorgelegd;

    • 2.

      er sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 9:8 lid 1 en 2 Algemene wet bestuursrecht;

    • 3.

      wanneer niet in voldoende mate voldaan is aan het bepaalde in artikel 10 lid 2.

 

Artikel 12. Onderzoek naar de klacht

  • 1.

    Indiende commissie dit voor de uitoefening van haar taak noodzakelijk acht stelt zij een onderzoek in.

  • 2.

    Ten behoeve van het onderzoek is de commissiebevoegd bij het bevoegd gezagalle inlichtingen in te winnen die zij voor de vormingvan haar advies nodig acht. Het bevoegdgezag verschaft de commissie de gevraagde inlichtingen en stelt de commissie desgevraagd in de gelegenheid de werkomgeving te aanschouwen.

  • 3.

    Het bevoegd gezag stelt personenwerkzaam binnen de aangesloten organisatie in de gelegenheid te worden gehoord.

  • 4.

    Personenals bedoeld in lid 3 die door de commissie worden opgeroepen, zijn verplicht te verschijnen.

  • 5.

    De commissie kan het bevoegdgezag adviseren tussentijdse maatregelen te nemen indienen voor zover dit in het belang is van het onderzoek of van de positie van de in het onderzoek betrokken personen.

    De commissie kan op verzoek van klager en op door klager temotiveren gronden de behandeling van de klacht voor een periode van ten hoogste twee maanden opschorten. 

     

    Artikel 13 Horen

  • 1.

    Alvorenseen advies uit te brengenstelt de commissie de klager, de aangeklaagde en zo nodigde informant en getuigen in de gelegenheid om te worden gehoord. De commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter of een ander lid van de commissie of aan beiden.

  • 2.

    Van het horen kan worden afgezien indien de klacht kennelijk ongegrond is.

  • 3.

    De zittingen van de commissie zijn niet openbaar.

  • 4.

    Van het horen wordt door de secretaris een verslag gemaaktten behoeve van de klager, aangeklaagde en het bevoegd gezag.

  • 5.

    De zittingen vindenzoveel mogelijk plaatsop een voor partijen goed bereikbare locatiedie voldoende rust en discretie biedt aan alle betrokkenen.

  • 6.

    De commissie zendt tijdig voorafgaand aan de hoorzitting aan de aangeklaagde - en voor zover nodig aan klageren informant - een afschrift van de klachten van andere stukken die op de klacht betrekking hebben.

  • 7.

    De commissie hoort de klager, de aangeklaagde en de getuigen in beginsel buiten elkaars aanwezigheid. De commissie stelt klager en aangeklaagde in de gelegenheid van elkaars zienswijzen, alsmede van de inhoudvan de hoorgesprekken met de informant en/of de getuigen kennis te nemen en daarop te reageren.

8 . De klager en aangeklaagde kunnen zich op eigen kosten ter zitting Iaten bijstaan door een (raads)persoon.

9. De commissie is bevoegd om getuigen, andere betrokkenen en deskundigen schriftelijk of mondeling te raadplegen.

 

Artikel 14 Omgang met persoonsgegevens

  • 1.

    De commissie verzamelten verwerkt uitsluitend persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor het uitbrengen van een advies. Bij de verwerking van persoonsgegevens zorgt de commissie voor beveiliging van de gegevens tegen verlies en onrechtmatige verwerking.

  • 2.

    Voor de commissie alsmede de secretaris geldt de plicht tot geheimhouding van persoonsgegevens voor zover overdracht van informatie niet noodzakelijk is voor de uitoefening van de taak van de commissie. Wanneer de inhoud van bepaalde informatie uitsluitend ter kennisneming door de commissie dient te blijven wordt dit aan de commissie meegedeeld.

  • 3.

    De commissie wijst personen die worden gehoordof geraadpleegd op de vertrouwelijkheid van hetgeen ter zitting aan de orde komt.

 

Artikel 15 Advies over de klacht

  • 1.

    De commissie brengtbinnen acht wekenna ontvangst van de klachtdoor de commissie advies uit aan het bevoegd gezag over de gegrondheid van de klacht vergezeld van een rapport van bevindingen. Het rapport bevat een verslag van het horen. Een afschrift van het advies wordt aan klager en aangeklaagde toegezonden.

  • 2.

    De commissie kan het bevoegd gezag verzoekende in eerste lid genoemdetermijn met 4 weken te verdagen.

  • 3.

    Met schriftelijke instemmingvan de klager kan de commissie het bevoegd gezag op basisvan artikel 9:11 lid 3 Algemene wet bestuursrecht verzoeken om verder uitstel.

  • 4.

    In het advies kunnen aanbevelingen worden gedaan over door het bevoegd gezag te nemen

maatregelen. 

 

Artikel 16 Afdoening van de klacht

  • 1.

    Het bevoegd gezag handelt de klacht binnen tien weken na ontvangst van het klaagschrift af.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan op verzoek van de commissie de afdoening voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan klager en aangeklaagde.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 15 lid 2 en 3, stelt het bevoegd gezag binnen twee weken na ontvangst van het advies van de commissie bedoeld in artikel 15 lid 1, klager en aangeklaagde schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn besluit alsmede de conclusies die het daaraan verbindt.

  • 4.

    Het bevoegd gezag zendt een afschrift van het ter afdoening van de klacht genomen besluit naar de commissie.

 

Artikel 17 Klachten betreffende het functioneren van de commissie

  • 1.

    Ingevaleen klager of het bevoegdgezag een klachtheeft over enig handelen of nalaten van de commissie betreffende de uitvoering van haar taak, wordt deze klacht behandeld door tenminste twee leden uit de commissie die niet aan het betreffende onderzoek hebben deelgenomen.

  • 2.

    Voornoemde leden doen binnen vier weken na ontvangst van de klacht, bedoeldin lid 1 uitspraak over de (on)gegrondheid daarvan.

 

Artikel 18 Jaarverslag

  • 1.

    Jaarlijks wordt een verslag opgesteld door de commissie.

  • 2.

    In dat verslagworden in geanonimiseerde zin en met in achtneming van de ter zake geldende wettelijke bepalingen vermeld:

    • 1.

      het aantal klachten dat de commissie heeft ontvangen;

    • 2.

      het aantal niet-ontvankelijk,(gedeeltelijk) gegrond en ongegrond geachte klachten;

    • 3.

      de aard van de klachten;

    • 4.

      statistische gegevens over klagers en aangeklaagden;

    • 5.

      de doorlooptijd van de adviezen;

    • 6.

      aanbevelingen en tendensen.

  • 3.

    Het verslag wordt gepubliceerd op de website van de VNG.

 

Artikel 19. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag van publicatie.

 

Het algemeen bestuur van het Openbaar Lichaam Belastingsamenwerking SaBeWa Zeeland

Aldus vastgesteld op 22 juni 2017