Organisatie | Kerkrade |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2004 |
Citeertitel | Toeslagenverordening Wwb |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
geen
Wet werk en bijstand, artikel 8 eerste lid onderdeel c
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2004 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 31-03-2004 Zuid-Limburger 07-04-2004 | 04Rb006 |
De Raad van de gemeente Kerkrade, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17.02.2004,
gelet op de Wet werk en bijstand (Wwb),
Overwegend dat op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 30 Wwb,
vast te stellen de hierna volgende ' Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2004’.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder
a. de wet: de Wet werk en bijstand;
b. alleenstaande: de ongehuwde die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;
c. alleenstaande ouder: de ongehuwde die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;
d. gehuwd: een persoon die gehuwd is;
e. kind: het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind;
f. ten laste komend kind: het kind, jonger dan 18 jaar, voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken;
g. belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;
h. woning: een woning, een woonwagen en een woonschip;
1. indien een huurwoning wordt bewoond, de op de aanvangsdatum van het lopende huursubsidietijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Huursubsidiewet
2. indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: het eigenaarsdeel van de rioolrechten, het eigenaaraandeel van de onroerende-zaak- belasting, de brandverzekering, de opstalverzekering, het eigenaaraandeel van de waterschapslasten en de kosten van groot onderhoud;
j. netto minimumloon: het minimumloon per maand, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, verhoogd met aanspraak op vakantiebijslag waarop een werknemer op grond van artikel 15 van die wet over dat minimumloon ten minste aanspraak kan maken, na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting, premies volksverzekering, premies werknemersverzekeringen en het werknemersaandeel ziekenfondspremie; de loonbelasting en premies volksverzekeringen worden berekend overeenkomstig de bepalingen in artikel 55, tweede lid, van de wet;
k. schaalvoordelen: dit begrip wordt gehanteerd in de situatie dat een alleenstaande (ouder) of gehuwde de algemeen noodzakelijke bestaanskosten met een ander deelt of kan delen; er is sprake van schaalvoordelen omdat in een dergelijke situatie financieel voordeel wordt of kan worden behaald;
l. cliëntenparticipatie: het door burgemeester en wethouders in te stellen overlegorgaan met vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties als bedoeld in artikel 47 Wwb juncto artikel 150 Gemeentewet.
m. inkomen: onder inkomen wordt verstaan het gestelde in paragraaf 3.4, artikel 31 tot en met artikel 33 van de wet.
Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of in de periode van twee jaar voorafgaande aan de aanvraag van bijstand voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt;
b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract, of
d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding bedoeld in het derde lid.
Artikel 2 Categorieaanduidingen
De volgende categorie-indeling wordt gehanteerd:
d. de alleenstaande met schaalvoordelen
e. de alleenstaande ouder met schaalvoordelen
f. de gehuwden en alleenstaanden met ten laste komende kinderen én/of inwonend(e) kind(eren), die:
- 18 jaar of ouder zijn met een inkomen lager of gelijk aan 60% van het wettelijk minimumloon van 23-jarigen;
- aanspraak maken op studiefinanciering op grond van de Wet op de Studiefinanciering 2000 of grond van de Wet tegemoetkoming studiekosten;
Hoofdstuk 3 Verhogen van de bijstandsnorm met een toeslag
De alleenstaanden met ten laste komende en/of inwonend(e) kind(eren), die:
- 18 jaar of ouder zijn met een inkomen lager of gelijk aan 60% van het wettelijk minimumloon van 23-jarigen;
- aanspraak maken op studiefinanciering op grond van de Wet op de Studiefinanciering of op grond van de Wet tegemoetkoming studiekosten;
- pleegkind zijn, ontvangen een toeslag van 20 % op de wettelijk vastgestelde bijstandsnorm van 50% van het wettelijk minimumloon.
Hoofdstuk 4 Verlagen van de bijstandsnorm of de toeslag
De in lid 2 genoemde verlaging is niet van toepassing, indien sprake is van uitsluitend ten late komende kinderen en/of inwonend(e) kind(eren), die:
- 18 jaar of ouder zijn met een inkomen lager of gelijk aan 60% van het wettelijk minimumloon van een 23-jarige,
- aanspraak maken op studiefinanciering op grond van de Wet op de Studiefinanciering of op grond van de Wet tegemoetkoming studiekosten:
De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm of de toeslag voorziet, als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.
De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde niet over een vaste woon – of verblijfplaats beschikt, maar een briefadres heeft.
De toepassing van de artikelen 3 tot en met 5a geschiedt zodanig, dat de toepasselijke bijstandsnorm voor belanghebbende tenminste bedraagt:
a. 50% van de gehuwdennorm voor een alleenstaande,