Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westland houdende regels omtrent loonkostensubsidie Participatiewet (Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Westland) |
Citeertitel | Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Westland |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet 2015.
artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-12-2019 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 12-09-2017 | 17-0102085 |
Artikel 2. Vaststelling loonwaarde
Het college gebruikt een gevalideerde methode om de loonwaarde van een persoon vast te stellen. Daarbij bestaat er voor het college de mogelijkheid om aan een externe organisatie of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen advies vragen met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Westland.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 september 2017,
de griffier,
A.P.M.A.F. Bergmans
de voorzitter,
J. van der Tak
Bijlage 1: bij artikel 2 - wijze waarop loonwaarde wordt vastgesteld
Heeft het college vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet). Het college kan ook in overleg met de werkgever bepalen dat de vaststelling van de loonwaarde gedurende maximaal de eerste zes maanden van de dienstbetrekking achterwege kan blijven (artikel 10d, eerste lid, onderdeel b, en artikel 10d, vijfde lid, van de Participatiewet). Voordat de periode van zes maanden is verstreken, moet voor de komende conctractperiode de loonwaarde worden vastgesteld. Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.
Het college maakt gebruik van een regionaal ingekochte gevalideerde loonwaardemethodiek om de loonwaarde van een persoon te bepalen. Aan deze loonwaardemethodiek zijn in ieder geval de volgende eisen gesteld.
De loonwaarde van een werknemer wordt berekend op basis van:
Het instrument genereert een goed leesbare rapportage waarin ten minste de volgende gegevens zijn opgenomen:
De beschrijving van de methodiek geeft inzicht in de bestanddelen van de meting en de wijze waarop de meting tot stand komt.
De meting kan in eigen beheer, door of in opdracht van de gemeente worden uitgevoerd door een deskundige.
Voldaan moet worden aan de bepalingen van de Wet Bescherming Persoonsgegevens en alle daaruit voortvloeiende beperkingen en verplichtingen ten aanzien van de in de applicatie opgeslagen gegevens.
In drie stappen een vastgestelde loonwaarde
De gevalideerde methode brengt in drie stappen de loonwaarde van de medewerker in kaart door de geleverde werkprestatie in een specifieke functie af te zetten tegen de vereisten van die functie. De uitspraak van de loonwaarde-professional over de loonwaarde geeft een betrouwbaar beeld over tempo, kwaliteit en inzetbaarheid in vergelijking met een regulier, volledig inzetbare collega. Op deze wijze geeft de loonwaarde-professional een onafhankelijke, betrouwbare beoordeling over de hoogte van de loonkostensubsidie of loondispensatie.
In onderstaand schema wordt weergegeven hoe in drie stappen een betrouwbare vastgestelde loonwaarde kan worden vastgesteld.
Toelichting Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2017
Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet. Overeenkomstig deze bepaling moet de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels moeten in ieder geval bepalen:
Het college kan op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 10c van de Participatiewet). Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie. Ook personen als bedoeld in artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e van de Participatiewet).
Heeft het college vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet). Het college kan ook in overleg met de werkgever bepalen dat de vaststelling van de loonwaarde gedurende maximaal de eerste zes maanden van de dienstbetrekking achterwege kan blijven (artikel 10d, eerste lid, onderdeel b, en artikel 10d, vijfde lid, van de Participatiewet). Voordat de periode van zes maanden is verstreken, moet voor de komende conctractperiode de loonwaarde worden vastgesteld. Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.
De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het wettelijk minimumloon voor de door een persoon - die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie - verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onderdeel g. van de Participatiewet).
De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. Wanneer dit instrument voor een langere periode moet worden ingezet, moet er minimaal eenmaal per jaar een loonwaarde worden vastgesteld. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 60).
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening. Hiervan zijn in deze verordening daarom geen begripsomschrijvingen opgenomen.
Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities hieronder weergegeven.
doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, Participatiewet): personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben alsmede personen als bedoeld in artikel 10d, tweede lid;
loonwaarde (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, Participatiewet): vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort;
Alleen die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.
Artikel 1. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort
In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:
personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;
In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan het college is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 1, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd. De onderdelen a t/m c zien op het toekennen van loonkostensubsidie aan personen die nog geen dienstbetrekking hebben. Onderdeel d ziet op het toekennen van loonkostensubsidie aan personen met een reeds bestaande dienstbetrekking en die in de periode van zes maanden voorafgaande aan de dienstbetrekking hebben deelgenomen aan praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of de entreeopleiding.
Artikel 2. Vaststelling loonwaarde
In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt, met inachtneming van artikel 10d, vierde lid, van de Participatiewet. Hiervoor is geen aanvraag vereist. Het college kan tevens in overleg met de werkgever vaststellen dat de vaststelling van de loonwaarde gedurende maximaal zes maanden van de dienstbetrekking achterwege kan blijven (artikel 10d, eerste lid, onderdeel b en artikel 10d, vijfde lid, van de Participatiewet). Voordat de periode van zes maanden is verstreken, moet de loonwaarde worden vastgesteld. Een externe organisatie of het UWV kan het college adviseren met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon (artikel 2, eerste lid, van deze verordening). De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.
De loonwaarde kan pas gemeten worden als er sprake is van een werkplek. Om in het begin een goed beeld van de loonwaarde te krijgen is het mogelijk om werknemers een periode onbeloonde werkzaamheden te laten verrichten op een proefplaats. De proefplaatsing dient zo kort als mogelijk doch tot maximaal twee maanden te worden ingezet, met behoud van uitkering.
In de bijlage bij artikel 2 wordt de methode die het college gebruikt om de loonwaarde van die persoon te bepalen omschreven. De loonwaardebepaling wordt uitgevoerd door een daarvoor specifiek opgeleide deskundige.
Waar sprake is van een externe organisatie zal dat in de praktijk Patijnenburg zijn.
Voor de uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat (door het college) beleidsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 5. Inwerkingtreding en overgangsrecht
Ondanks dat de Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet 2015 wordt ingetrokken, worden lopende loonkostensubsidies voortgezet en afgerond conform de daarbij behorende besluitvorming.
Relevante artikelen uit de Participatiewet:
loonwaarde: vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.
De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdelen e en g. Deze regels bepalen in ieder geval:
ondersteunt bij arbeidsinschakeling:
personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend,
en indien het college daarbij het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering gericht op arbeidsinschakeling, noodzakelijk acht, bepaalt en biedt deze voorziening aan
Artikel 10. Aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling
Personen die algemene bijstand ontvangen, personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt personen met een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden hebben, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, onderdeel a, aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken, indien die persoon zonder die ondersteuning niet in staat zou zijn die taken te verrichten.