Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westland

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland houdende regels omtrent tegemoetkoming kosten kinderopvang (Beleids- en Nadere regels Tegemoetkoming kosten kinderopvang Westland)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWestland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland houdende regels omtrent tegemoetkoming kosten kinderopvang (Beleids- en Nadere regels Tegemoetkoming kosten kinderopvang Westland)
CiteertitelBeleids- en Nadere regels Tegemoetkoming kosten kinderopvang Westland
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Nadere regels Wet kinderopvang 2013.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
  2. artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet
  3. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Westland/CVDR623660/CVDR623660_1.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-12-201901-01-2019nieuwe regeling

03-06-2019

gmb-2019-311122

18-0115613

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland houdende regels omtrent tegemoetkoming kosten kinderopvang (Beleids- en Nadere regels Tegemoetkoming kosten kinderopvang Westland)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland;

 

gelet op;

  • -

    Artikel 1.13 van de Wet kinderopvang;

  • -

    Artikel 35, eerste lid van de Participatiewet;

  • -

    Artikel 3, lid 2, artikel 6, artikel 8, artikel 9 en artikel 11 van de Verordening Tegemoetkoming kinderopvang SMI;

 

besluit:

 

vast te stellen de Beleids- en nadere regels tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Waarbij de beleidsregels betrekking hebben op het onderdeel KOA-kopje en de nadere regels op de sociaal-medische indicatie.

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: de Participatiewet;

    • b.

      SMI: sociaal-medische indicatie;

    • c.

      Kinderopvang: gastouderbureaus, gastouderopvang, kinderdagopvang en buitenschoolse opvang;

    • d.

      Verordening: Verordening Tegemoetkoming Kinderopvang SMI;

    • e.

      College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland;

    • f.

      Tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie;

    • g.

      Belanghebbende: de ouder die inwoner is van de gemeente en een tegemoetkoming aanvraagt in de kosten van kinderopvang voor zijn/haar kind(eren), op grond van een sociaal-medische indicatie;

    • h.

      Gezinsinkomen: hierbij wordt aangesloten bij artikel 31 tot en met 33 van de Participatiewet;

    • i.

      Sociaal-medische indicatie: de indicatie waaruit blijkt dat kinderopvang nodig is om medische en/of sociale redenen;

    • j.

      Wkkp: Wet kinderopvang;

    • k.

      KOA-kopje: een extra vergoeding van de kosten voor kinderopvang die de gemeente, op grond van artikel 1.13 van de Wet kinderopvang, kan verstrekken aanvullend op de kinderopvangtoeslag van het Rijk;

    • l.

      Adviesorgaan: een door het college aangewezen arts of medisch deskundige die kan beoordelen of sprake is van sociaal-medische gronden die kinderopvang noodzakelijk maken;

  • 2.

    Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze regeling gebruikt in dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang, de Participatiewet, de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

Hoofdstuk 2 TEGEMOETKOMING KOA-KOPJE

Artikel 2 Grond verstrekking tegemoetkoming

De tegemoetkoming wordt verstrekt op grond van artikel 35, eerste lid van de Participatiewet.

Artikel 3 Doelgroep

  • 1.

    Tot de doelgroep van de tegemoetkoming KOA-kopje behoort de ouder die in dat jaar:

    • a.

      Algemene bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Algemene nabestaandenwet en gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a van de Participatiewet, artikel 34, eerste lid onder a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 34, eerste lid onder a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, die de noodzaak tot kinderopvang met zich mee brengt.

    • b.

      De leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, scholing of een opleiding volgt en met toepassing van artikel 16 of artikel 18, eerste en vierde lid, van de Participatiewet algemene bijstand ontvangt of kan ontvangen.

    • c.

      Inburgeringsplichtig is (als bedoeld in artikel 1, onderdeel b van de Wet inburgering) en bij een cursusinstelling een cursus volgt die opleidt tot het examen (bedoeld in artikel 7, eerste lid onderdeel a van die wet) of een diploma, certificaat of ander document (bedoeld in artikel 5, eerste lid onderdeel c van die wet) en voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 16, eerste lid van die wet gegeven regels omtrent het volgen van die cursus bij een cursusinstelling.

    • d.

      Is ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000.

  • 2.

    Tot de doelgroep van de tegemoetkoming KOA-kopje behoort eveneens de ouder die tegenwoordige arbeid verricht waaruit inkomen uit werk en woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten, die:

    • a.

      een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de Ioaw of de Ioaz;

    • b.

      korter dan twee jaar is uitgestroomd uit de Participatiewet, de Ioaw of de Ioaz wegens het verrichten van arbeid waarbij het inkomen nog onder de inkomensgrens blijft zoals genoemd in artikel 5 van deze nadere regels.

  • 3.

    De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt aan de belanghebbende die woonplaats heeft in de gemeente Westland.

  • 4.

    De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt indien de opvang plaatsvindt bij een geregistreerd kindercentrum of geregistreerde voorziening voor gastouderopvang zoals bedoeld in artikel 1.5 van de Wko.

Artikel 4 Omvang van de kinderopvang in relatie tot de tegemoetkoming

  • 1.

    Een tegemoetkoming wordt slechts verleend voor de kinderopvang die naar het oordeel van het college als noodzakelijk kan worden aangemerkt in verband met de combinatie van de zorg voor het kind en:

    • a.

      deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • b.

      deelname aan onderwijs bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000;

    • c.

      deelname aan inburgering die uiteindelijk is gericht op arbeidsinschakeling;

    • d.

      het verrichten van betaalde werkzaamheden en het daarnaast ontvangen van een aanvullende uitkering op grond van de Participatiewet, Ioaw of Ioaz;

    • e.

      het verrichten van betaalde werkzaamheden in de eerste twee jaar na beëindiging van een uitkering op grond van de Participatiewet, de Ioaw of Ioaz wegens het verrichten van arbeid waarbij het gezinsinkomen nog onder de inkomensgrens blijft zoals genoemd in artikel 5 van deze nadere regels.

  • 2.

    Voor het bepalen van het noodzakelijke aantal uren kinderopvang zijn de regels op grond van het Besluit kinderopvangtoeslag van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Hoogte inkomen en vermogen van de rechthebbende

Een tegemoetkoming wordt slechts verleend wanneer het gezinsinkomen minder bedraagt dan 120% van de normen zoals genoemd in paragraaf 3.2 van de Participatiewet en het vermogen minder bedraagt dan het grensbedrag zoals genoemd in artikel 34, derde lid van de Participatiewet.

Artikel 6 Periode verstrekking tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de noodzaak tot het gebruik van kinderopvang is ontstaan.

  • 2.

    Het eerste lid geldt alleen indien de aanvraag voor de tegemoetkoming op grond van het KOA-kopje binnen 8 weken na ontvangst van de beschikking van de Belastingdienst is ingediend. Bij een latere aanvraag kan de vergoeding niet eerder ingaan dan de datum van ontvangst van de aanvraag door de gemeente.

  • 3.

    De tegemoetkoming kan, met inachtneming van het eerste lid en tweede lid, niet eerder worden verleend dan de ingangsdatum waarop de overeenkomst tot het gebruiken van kinderopvang ten behoeve van het betreffende kind is ingegaan.

  • 4.

    De tegemoetkoming kan voorts, met inachtneming van het eerste tot en met het derde lid, niet eerder worden verleend dan de ingangsdatum genoemd in artikel 1.3, lid 2 onder b van de Wko.

  • 5.

    De periode loopt af wanneer de rechthebbende niet langer voldoet aan de artikelen 4 en 5 van deze nadere regels of tot drie maanden nadat de arbeid is beëindigd conform artikel 1.6, lid 5 van de Wko.

Artikel 7 Hoogte tegemoetkoming KOA-kopje

  • 1.

    De rechthebbende, zoals genoemd in artikel 3 van deze nadere regels, ontvangt een gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang van 6% van de prijs per uur voor het 1e kind. Voor elk volgend kind geldt een vergoeding van 5% van de prijs per uur.

  • 2.

    Voor een rechthebbende die wegens het verrichten van arbeid niet langer valt onder de doelgroep zoals genoemd in artikel 3 geldt een stimulerende afbouwregeling ten aanzien van de tegemoetkoming zoals genoemd in lid 1 van dit artikel. Met deze afbouwregeling ontvangt een rechthebbende uit de doelgroep zoals genoemd in artikel 3 die wegens de verrichting van arbeid maximaal 120% van de in artikel 5 genoemde inkomensgrens verdient:

    • a.

      gedurende de eerste 12 maanden een tegemoetkoming van 4% van de prijs per uur;

    • b.

      gedurende de tweede 12 maanden een tegemoetkoming van 2% van de prijs per uur.

  • 3.

    Voor het bepalen van de maximale prijs per uur wordt aangesloten bij artikel 4, lid 1 van het Besluit kinderopvangtoeslag.

  • 4.

    De tegemoetkoming wordt berekend over het deel van de kosten voor de kinderopvang waarover de Belastingdienst de kinderopvangtoeslag berekent op grond van artikel 1.7 van de Wko.

  • 5.

    In bijzondere situaties waarbij kinderen speciale zorg nodig hebben, kan een hogere prijs per uur worden gehanteerd.

Hoofdstuk 3 TEGEMOETKOMING KOSTEN KINDEROPVANG SOCIAAL-MEDISCHE INDICATIE

Artikel 8 Doelgroep SMI

De tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie is van toepassing op de rechthebbende zoals vastgelegd in artikel 3 van de Verordening Kinderopvang op Sociaal Medische Indicatie Westland.

 

Artikel 9 Te verstrekken gegevens

  • 1.

    Een aanvraag voor een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang op sociaal-medische gronden bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam en adres van de belanghebbende;

    • b.

      indien van toepassing de naam van de partner en diens adres;

    • c.

      naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d.

      een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen met daarin vermeld het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur, de aanvangsdatum van de opvang en het registratienummer van de opvangorganisatie;

    • e.

      gegevens waaruit blijkt dat de belanghebbende behoort tot de doelgroep zoals opgenomen in artikel 8 van deze nadere regels;

    • f.

      overige gegevens die nodig zijn om te kunnen besluiten over de aanvraag voor een tegemoetkoming de kosten van kinderopvang op sociaal-medische gronden.

  • 2.

    Indien de belanghebbende een partner heeft, wordt de aanvraag ook ondertekend door deze partner.

Artikel 10 Vaststellen sociaal-medische indicatie

Voor het vaststellen van de noodzaak tot kinderopvang op medische en sociale gronden kan advies worden ingewonnen bij een arts of medisch deskundige over:

  • a.

    de doelgroep zoals opgenomen in artikel 8 van deze nadere regels waartoe de belanghebbende behoort;

  • b.

    de periode en het aantal uren per maand waarvoor kinderopvang op medische en sociale gronden noodzakelijk is.

Artikel 11 Beslistermijn

  • 1.

    Het college besluit over de aanvraag voor een tegemoetkoming de kosten van kinderopvang op medische en sociale gronden binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2.

    Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de belanghebbende hiervan schriftelijk in kennis.

  • 3.

    In spoedeisende situaties besluit het college binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag of zoveel eerder als mogelijk is.

Artikel 12 Weigeringsgronden

Het college weigert de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op medische en sociale gronden indien:

  • a.

    er sprake is van een voorliggende voorziening zoals bedoeld in artikel 4 van de Verordening Tegemoetkoming kinderopvang SMI;

  • b.

    de belanghebbende niet behoort tot de doelgroep zoals genoemd in artikel 8 van deze nadere regels;

  • c.

    de belanghebbende geen gebruik maakt van een bij het Landelijk Register Kinderopvang geregistreerde voorziening voor kinderopvang.

Artikel 13 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming op medische en sociale gronden wordt verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang op sociaal-medische gronden is begonnen.

  • 2.

    Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvind, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang plaatsvindt.

Artikel 14 Periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1.

    De tegemoetkoming op medische en sociale gronden wordt verleend zolang belanghebbende behoort tot de doelgroep genoemd in artikel 8 van deze nadere regels en voor de periode van maximaal 24 maanden.

  • 2.

    In uitzonderlijke situaties kan het college in afwijking van het eerste lid de tegemoetkoming verlenen voor een andere periode.

  • 3.

    Indien een gastouderbureau uit het register kinderopvang wordt verwijderd, geldt de voorwaarde voor de tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau voor gastouderopvang niet gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen uitlooptermijn waarbinnen de voorziening voor gastouderopvang in het register kinderopvang ingeschreven blijft.

Artikel 15 Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1.

    De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang op grond van medische en sociale gronden bedraagt maximaal de volledige prijs per uur vermenigvuldigd met het benodigde aantal uren opvang.

  • 2.

    Voor het bepalen van de maximale prijs per uur wordt aangesloten bij artikel 4, lid 1 van het Besluit kinderopvangtoeslag.

  • 3.

    Is de hoogte van de prijs per uur lager dan het jaarlijks vastgestelde maximum dan wordt voor de berekening de lagere prijs per uur gehanteerd.

  • 4.

    Voor het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming wordt aangesloten bij Bijlage I, behorende bij artikel 6 van het Besluit kinderopvangtoeslag.

Artikel 16 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op medische en sociale gronden bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling tot welke van de in artikel 8 van deze nadere regels genoemde doelgroep de belanghebbende behoort;

  • b.

    de geldigheidsduur van de indicatie zoals bedoeld in artikel 10 onder b van deze nadere regels;

  • c.

    de omvang van het aantal uren kinderopvang dat noodzakelijk wordt geacht;

  • d.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • e.

    de naam, het adres en het registratienummer LRK van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • f.

    de periode en de omvang van de kinderopvang per maand waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • g.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • h.

    de verplichtingen van de belanghebbende.

Artikel 17 De betaling van de tegemoetkoming

  • 1.

    De uitbetaling van de toegekende tegemoetkoming op medische en sociale gronden geschiedt per maand aan de hand van een door belanghebbende ingediende declaratie;

  • 2.

    Voor de declaratie verstrekt de belanghebbende de factuur van het kindercentrum of het gastouderbureau.

  • 3.

    Als de belanghebbende hiervoor een machtiging heeft afgegeven, wordt de tegemoetkoming na ontvangst van de factuur rechtstreeks overgemaakt aan het kindercentrum of gastouderbureau.

  • 4.

    Bij het ontbreken van een machtiging voor rechtstreekse betaling aan het kindercentrum of het gastouderbureau wordt de tegemoetkoming binnen twee weken na ontvangst van de factuur overgemaakt op het bij de gemeente bekende bankrekeningnummer van de belanghebbende.

  • 5.

    De rechthebbende die geen of slechts voor een gedeelte van de verleningsperiode een machtiging heeft afgegeven voor rechtstreekse betaling aan het kindercentrum of het gastouderbureau, verstrekt uiterlijk op het in de beschikking vermelde tijdstip over deze periode bewijzen van betalingen voor de kinderopvang.

Hoofdstuk 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 18 Inlichtingenplicht

1. De belanghebbende of diens partner doet het college, onverwijld na het bekend worden daarvan, uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming, beëindiging of intrekking van de tegemoetkoming.

2. De belanghebbende verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en een eventuele partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

Artikel 19 Vaststellen rechtmatigheid

  • 1.

    Het college is bevoegd een onderzoek in te stellen naar de rechtmatigheid van de verstrekking.

  • 2.

    De belanghebbende is verplicht om de gevraagde gegevens aan te leveren voor het vaststellen van de rechtmatigheid van de verstrekking.

Artikel 20 Intrekking en terugvordering

  • 1.

    Het college kan een besluit tot toekenning van een tegemoetkoming herzien dan wel intrekken indien:

    • a.

      het niet of niet behoorlijk nakomen van verplichtingen heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de tegemoetkoming;

    • b.

      anderszins de tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

  • 2.

    Het college kan een ten onrechte of een te hoog bedrag aan verleende tegemoetkoming terugvorderen indien de belanghebbende redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitbetaald.

Artikel 21 Hardheidsclausule

Het college kan ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze regeling, voor zover de toepassing hiervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 22 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleids- en nadere regels treden in werking op 1 juli 2019 en werken terug tot 1 januari 2019.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze beleids- en nadere regels worden de Nadere regels Wet kinderopvang 2013 ingetrokken.

  • 3.

    Deze beleids- nadere regels worden aangehaald als: Beleids- en Nadere regels Tegemoetkoming kosten kinderopvang Westland.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 3 juni 2019

Burgemeester en wethouders van Gemeente Westland,

de secretaris,

A.C. Spindler

de burgemeester,

B.R. Arends