Organisatie | Zutphen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over financieel beleid en beheer 2019 (Financiële verordening gemeente Zutphen 2019) |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Zutphen 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Fianciële verordening gemeente Zutphen 2017.
artikel 212 van de Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | Nieuwe regeling | 16-12-2019 | 149194 |
De raad van de gemeente Zutphen,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2019 met nummer 149194;
overwegende, dat het gewenst is regels te stellen over het financieel beleid en beheer;
gelet op artikel(en) 212 van de Gemeentewet;
Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over financieel beleid en beheer 2019 (Financiële verordening gemeente Zutphen 2019)
Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording
Incidentele budgetten kunnen overgeheveld worden naar het volgende begrotingsjaar als activiteiten behorend bij een budget niet of niet volledig tot uitvoering zijn gekomen in het begrotingsjaar en als de beleidsinhoudelijke noodzaak tot uitvoering nog steeds aanwezig is en als uitvoering van de activiteiten in het volgende begrotingsjaar reëel is.
De raad stelt op voorstel van het college voor 1 juli de kaders voor de begroting voor het komende jaar vast in de Voorjaarsnota.
Artikel 8 Nota financieel beleid
Het college biedt de raad periodiek een nota financieel beleid ter vaststelling aan. Deze nota bevat het beleid over de volgende onderwerpen:
Artikel 9 Kostprijsberekening en overhead
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de indirecte kosten betrokken die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen uit voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rioolheffing en afvalstoffenheffing, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Artikel 10 Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken waarbij de gemeente met de bijbehorende activiteiten in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering wordt gemotiveerd.
Artikel 11 Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke belastingen, rechten en heffingen.
Artikel 12 Financieringsfunctie
Het te voeren beleid op het gebied van de treasury is vastgelegd in een door de raad vastgesteld treasurystatuut. Het beleid dat volgt uit het treasurystatuut wordt jaarlijks op een transparante wijze gespecificeerd in de paragraaf financiering van de begroting en het jaarverslag.
Artikel 13 Begrotingswijzigingen
Bij een begrotingswijziging vanaf € 100.000 op budgetniveau of bij een begrotingswijziging als gevolg van het aanvragen van een investeringskrediet, wordt in het raadsvoorstel aangegeven welke maatregelen genomen worden om het risico op overschrijding van de lasten of het investeringskrediet te voorkomen.
Hoofdstuk 4 Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 16 Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
De raad en het college kunnen één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing, gelet op het belang van het financieel beleid, het financieel beheer of de inrichting van de financiële organisatie, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 19 Intrekking oude regeling
De Financiële verordening gemeente Zutphen 2017, zoals vastgesteld bij besluit van 4 december 2017, wordt ingetrokken.
Aldus besloten in de openbare vergadering van
de raad van de gemeente Zutphen,
gehouden op: 16 december 2019
De voorzitter, de griffier,
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt dat de Financiële verordening de uitgangspunten voor het financieel beleid en regels voor het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie moet bevatten.
Het eerste lid van artikel 212 Gemeentewet stelt aanvullende eisen aan de inhoud van de verordening. De verordening moet waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.
Het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet geeft aan welke regels in elk geval in de verordening moeten zijn opgenomen. De verordening moet in elk geval regels bevatten voor waardering en afschrijving van vaste activa, grondslagen voor de berekening van tarieven en prijzen en de algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten voor de financieringsfunctie. Deze regels zijn opgenomen in het hoofdstuk 3, het hoofdstuk over het financieel beleid.
Deze verordening is een zogenoemde kapstokverordening waarin op hoofdlijnen de kaders vastgelegd zijn. De kaders worden nader uitgewerkt in de Nota financieel beleid, het Treasurystatuut en in nota’s over grondbeleid, dit is het niveau onder de verordening. Op deze manier wordt voorkomen dat er een zeer lange en onoverzichtelijke financiële verordening ontstaat. Door de kapstokverordening en uitwerking van onderwerpen in een aparte beleidsnota ontstaat overzicht. Ook is het eenvoudiger om delen van de financiële regelgeving te actualiseren. Het college zal jaarlijks nagaan of het nodig is om het financiële beleid te actualiseren.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel zijn de omschrijvingen van de in deze verordening gehanteerde begrippen opgenomen.
Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording
Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting en vaststelling van de begroting.
De indeling van de programma’s wordt bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Overigens bepaalt dit artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en daarmee ook de jaarstukken moeten worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling de vorige raadsperiode goed is bevallen, kan deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.
Op voorstel van het college stelt de raad de niet-financiële indicatoren per programma vast. Dit is het zogenaamde SMART maken van de begroting. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: het BBV) stelt namelijk dat per programma wordt aangegeven wat de doelstelling – in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten – is en hoe er naar wordt gestreefd deze effecten te bereiken.
Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. De raad kan bij aanvang van een nieuwe raadsperiode aangeven welke paragrafen hij nog meer wenst.
De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Er is voor gekozen de budgetten per programma te autoriseren.
Voor de autorisatie van investeringskredieten is gekozen deze mee te nemen bij de begrotingsbehandeling. Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.
Met lid 10 wordt geregeld dat de raad kan besluiten dat de begroting op een andere manier vorm gegeven moet worden, bijvoorbeeld door zero-based-budgetting toe te passen.
Artikel 3 Uitvoering begroting
In dit artikel worden in lid 1 en 2 algemene regels gesteld waaraan het college zich moet houden bij de uitvoering van de begroting.
Gedurende een begrotingsjaar kunnen raadsfracties moties indienen die een begrotingswijziging tot gevolg kunnen hebben. In lid 3 is geregeld dat de indiener van de motie moet zorgen voor een dekkingsvoorstel.
Dit artikel bevat bepalingen over de inhoud van de jaarstukken. De jaarstukken bestaan uit het jaarverslag en de jaarrekening.
Voorafgaand aan de begroting ontvangt de raad een voorstel waarin de kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. Met het vaststellen van de Voorjaarsnota bepaalt de raad de financiële kaders en belangrijkste beleidskeuzen voor de komende jaren. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming.
Artikel 6 Tussentijdse rapportage
Een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de raad zijn de tussenrapportages. Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. Er is gekozen voor twee tussenrapportages aansluitend bij de kwartalen, zodat de rapportages samenvallen met de kwartaalrapportages Informatie Voor Derden (IV3) aan het Rijk.
Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze een aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden, dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt door vertaald. Maar het kan ook zijn dat de overschrijding niet erg is.
Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun investeringsplan en daarmee hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.
In het artikel is in het eerste lid opgenomen dat het college de raad informeert bij een overschrijding van het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college op grond van het tweede lid een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 8 Nota financieel beleid
Op grond van dit artikel moet het college de gemeenteraad een nota financieel beleid ter vaststelling aanbieden. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor het financieel beleid. Onderwerpen die hierin voorkomen zijn reserves en voorzieningen, rentebeleid, activa en afschrijven, weerstandstandsvermogen en risicomanagement en de beleidsuitgangspunten.
Artikel 9 Kostprijsberekening en overhead
Artikel 212, tweede lid, onder b. Gemeentewet bepaalt dat de financiële verordening in ieder geval de grondslagen voor de berekening van de in rekening te brengen prijzen bevat en tarieven voor rechten en heffingen. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de opbouw van de kostprijs van de leveringen en diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht.
Artikel 10 Prijzen economische activiteiten
Als een gemeente werken, diensten of leveringen levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor werken, diensten en leveringen en het verstrekken van leningen en garanties in rekening moet worden gebracht.
Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadsbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Artikel 11 Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en heffingen is een bevoegdheid van de raad. Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt.
Artikel 12 Financieringsfunctie
Artikel 212 Gemeentewet bevat de bepaling dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 12 geeft hieraan invulling door te verwijzen naar het treasurystatuut waarin dit wordt geregeld.
Artikel 13 Begrotingswijzigingen
De begroting kan tussentijds gewijzigd worden. Met lid 2 wordt geregeld dat slechts bij wijze van uitzondering de begroting tussentijds gewijzigd kan worden voor nieuw beleid dat gepaard gaat met extra lasten of minder inkomsten. Die uitzondering wordt gevormd voor nieuw beleid dat voldoen aan de 3O’s. Een raadsbesluit moet dan gaan over een ‘onvermijdelijke’, ‘onuitstelbare’ en een ‘onvoorziene’ situatie.
Met dit artikel wordt geregeld dat de raad de kaders stelt voor het grondbeleid en er wordt geregeld op welke wijze het college de raad informeert over de uitvoering van het grondbeleid.
Hoofdstuk 4 Financiële organisatie en financieel beheer
In dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.
Artikel 16 Financiële organisatie
Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Artikel 16 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen.
De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen en getrouwheid van de jaarrekening.
De accountant toetst jaarlijks of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Dit artikel draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Het tweede lid bepaalt dat jaarlijks wordt gecontroleerd of de administratie van waardepapieren e.d. overeenkomen met hetgeen de gemeente daadwerkelijk bezit. Het lid gebiedt daarbij dat ten minste eenmaal in de vier jaar wordt gecontroleerd of de administratie van registergoederen en bedrijfsmiddelen overeenkomt met het daadwerkelijke bezit.
Op grond van dit artikel kunnen de raad en het college één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van het financieel beleid, het financieel beheer of de inrichting van de financiële organisatie, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. In beginsel kan dat alleen bij gevallen die ten tijde van het vaststellen van de verordening niet waren te voorzien. Wordt van de hardheidsclausule gebruik gemaakt, dan moet de verordening op dat punt dan ook worden aangepast.
Artikel 19 Intrekking oude regeling
Dit artikel vraagt geen nader toelichting.
Dit artikel vraagt geen nadere toelichting.
Dit artikel vraagt geen nadere toelichting.