Organisatie | Delfzijl |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van een liggeld voor woonschepen 2020 |
Citeertitel | Liggeld woonschepen 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | nieuwe regeling | 28-11-2019 |
De raad van de gemeente Delfzijl;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 november 2019;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet, alsmede op artikel 5:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Delfzijl;
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van een liggeld voor woonschepen 2020
Onder de naam “liggeld” wordt een recht geheven voor het innemen van een ligplaats met een woonschip op plaatsen zoals genoemd in artikel 5:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Delfzijl.
Belastingplichtig is de hoofdgebruiker of gebruiker van het woonschip. Wie hoofdgebruiker of gebruiker is wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
De grondslag waarnaar het liggeld wordt geheven is de lengte van het woonschip.
Het liggeld bedraagt per woonschip voor het verblijf op de in artikel 2 omschreven plaats:
Artikel 8 Termijnen van betaling
De belastingschuldige kan machtiging tot automatische incasso verlenen indien het totale bedrag van het gecombineerde aanslagbiljet gemeentelijke belastingen minder dan € 4.000,-- bedraagt. Het minimum termijnbedrag bedraagt € 10,--. Ingeval een machtiging tot automatische incasso is verleend, wordt het aantal termijnen bepaald door het totale bedrag van het gecombineerde aanslagbiljet gemeentelijke belastingen te delen door het minimum termijnbedrag, met dien verstande dat het aantal termijnen niet meer dan tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De in het tweede lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.