Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Opmeer

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Opmeer houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening Jeugdhulp 2020 gemeente Opmeer)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOpmeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Opmeer houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening Jeugdhulp 2020 gemeente Opmeer)
CiteertitelVerordening Jeugdhulp 2020 gemeente Opmeer
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Jeugdhulp gemeente Opmeer 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  4. artikel 2.10 van de Jeugdwet
  5. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  6. artikel 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2020nieuwe regeling

12-12-2019

gmb-2019-308583

19.0013596

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Opmeer houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening Jeugdhulp 2020 gemeente Opmeer)

De gemeenteraad van de gemeente Opmeer;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Opmeer;

 

gelet op artikel 108, tweede lid en artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet;

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

 

besluit vast te stellen de:

 

Verordening Jeugdhulp gemeente Opmeer 2020

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende soorten voorzieningen:

    • a.

      algemene voorziening: voorziening op grond van de Jeugdwet die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

    • b.

      andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de Jeugdwet.

    • c.

      individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit.

    • d.

      overige voorziening: overige jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 2 Lokale algemene voorzieningen.

    • e.

      gebruikelijke hulp: de hulp en zorg waarvan naar algemeen aanvaardbare maatstaven gangbaar wordt geacht dat ouders die aan hun kind bieden.

  • 2.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verder verstaan onder:

    • a.

      arrangement: een combinatie van een ondersteuningsprofiel en intensiteit. Het arrangement is daarmee gekoppeld aan een bepaalde zwaarte van hulp/ondersteuning en aan een daarvoor realistisch tarief;

    • b.

      doel: een concrete actie hoe het resultaat behaald kan worden. Doelen worden opgesteld om toe te werken naar dat gewenste resultaat;

    • c.

      familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren

    • d.

      intensiteit: de mate van ondersteuningsbehoefte en benodigde inzet die nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. De intensiteiten zijn gekoppeld aan de ondersteuningsprofielen;

    • e.

      specialistische jeugdhulp: individuele voorziening zoals bedoeld in artikel 1 onder c zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een intensieve aanpak en/of hoge dan wel specifieke expertise vragen;

    • f.

      hoogspecialistische jeugdhulp: individuele voorzieningen zoals bedoeld in artikel 1 onder c zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een zeer intensieve aanpak en/of zeer hoge dan wel specifieke - vaak multidisciplinaire - expertise vragen;

    • g.

      lokale toegang: de voorziening die een gemeente heeft ingericht om hulp/ondersteuning te bieden aan jeugdige of gezin en tevens de lokale toegang tot (hoog)specialistische jeugdhulp.

    • h.

      ondersteuningsprofiel: de aard van de ondersteuningsbehoefte van de inwoner gecategoriseerd in verschillende profielen;

    • i.

      perspectiefplan: een plan waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige of het gezin is vastgelegd samen met de resultaten en hoe deze te bereiken. Hierin wordt op verschillende leefgebieden de situatie in kaart gebracht om een effectieve ondersteuning voor de jeugdige of het gezin mogelijk te maken;

    • j.

      persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten en andere maatregelen die behoren tot een individuele voorziening, en die een jeugdige en/of zijn ouder(s) van een derde heeft betrokken.

    • k.

      resultaat: de uitkomst van de ingezette hulp/ondersteuning welke staat omschreven in een perspectiefplan;

    • l.

      wet: Jeugdwet

  • 3.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Regeling jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 2. Lokale algemene voorzieningen/ overige voorzieningen

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.

  • 2.

    De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      ondersteuning vanuit het wijkteam

    • b.

      algemeen- en schoolmaatschappelijk werk

    • c.

      jongerenwerk

    • d.

      opvoed- en opgroei ondersteuning

    • e.

      voorlichting, vrij toegankelijke cursussen en trainingen

  • 3.

    Jeugdigen en ouders kunnen een beroep doen op onafhankelijk cliëntondersteuning.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Artikel 3. Lokale Soorten individuele voorzieningen

  • 1.

    In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van de volgende vormen van een individuele voorziening:

  • 2.

    Specialistische jeugdhulp: dit betreft alle ambulante jeugdhulp en jeugdhulp met (kortdurend) verblijf, niet zijnde dyslexiezorg, pleegzorg of hoog-specialistische jeugdhulp. Specialistische jeugdhulp wordt toegekend in de vorm van een arrangement of pgb.

    • a.

      Ambulante jeugdhulp betreft jeugdhulp die op vaste of onregelmatige tijden plaats vindt bij de jeugdige thuis, op locatie van de aanbieder of elders (school, kinderdagverblijf e.d.).

    • b.

      Bij Jeugdhulp met (kortdurend) verblijf verblijft een jeugdige in een (open) instelling.

  • 3.

    De volgende drie vormen van specialistische jeugdhulp vallen niet binnen bovengenoemde arrangementen en kunnen apart toegekend worden.

  • 4.

    Dyslexiezorg: ondersteuning voor jeugdigen met (een vermoeden van) ernstig enkelvoudige dyslexie (EED), in de vorm van dyslexieonderzoek en/of behandeling.

  • 5.

    Pleegzorg: ondersteuning waarbij pleegouders de jeugdige verblijf, verzorging en opvoeding bieden in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de biologische ouders door een pleegzorgaanbieder.

  • 6.

    Hoogspecialistische jeugdhulp: dit betreft zeer complexe, intensieve specialistische jeugdhulp, waarbij een klinische achtervang noodzakelijk en 24/7 beschikbaar is. Er is sprake van meervoudige ernstige problematiek, die vraagt om een multidisciplinaire aanpak uit meerdere vormen van jeugdhulp.

  • 7.

    De ondersteuningsprofielen en intensiteiten worden nader toegelicht in de door het college vast te stellen nadere regels.

Hoofdstuk 4 Toegang individuele voorzieningen

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

Het college stelt bij nadere regeling regels vast met betrekking tot de toegang tot de jeugdhulp, waarbij het genoemde in artikel 5, 6 en 7 in acht wordt genomen.

Artikel 5. Toegang jeugdhulp via een wettige verwijzer

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder.

  • 2.

    De jeugdhulpaanbieder stelt, in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders een perspectiefplan op. De jeugdhulpaanbieder kan daarin inbreng vanuit de informatie vanuit de verwijzer of vanuit eigen onderzoek en/of instrumenten toevoegen. Het perspectiefplan wordt beoordeeld door de lokale toegang.

  • 3.

    Als de jeugdige en/of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10.

Artikel 6. Toegang ernstige enkelvoudige dyslexie (EED) via het onderwijs

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED) na een verwijzing door de school. Deze zorg wordt alleen verstrekt als en voor zover de betreffende jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat het gaat om EED volgens landelijk protocol voor de kwaliteitseisen van het Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie. Het college kan in nadere regels voorwaarden stellen voor de inzet van EED

  • 2.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10.

Artikel 7. Toegang jeugdhulp via rechter of gecertificeerde instelling

  • 1.

    Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.

  • 2.

    De gecertificeerde instelling stelt in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouder(s), een perspectiefplan op. De gecertificeerde instelling kan daarin inbreng vanuit informatie van eigen onderzoek en/of instrumenten toevoegen. Het perspectiefplan wordt beoordeeld door de lokale toegang.

  • 3.

    Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10.

Artikel 8. Toegang tot Hoogspecialistische Jeugdhulp

Toegang tot Hoogspecialistische jeugdhulp kan alleen na een positief advies van het regionaal adviesteam HS.

Artikel 9. Criteria voor een individuele voorziening

  • 1.

    Het college neemt het perspectiefplan en/of indien aanwezig het familiegroepsplan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag voor een individuele voorziening,

  • 2.

    Een jeugdige en/of zijn ouder(s) komen in aanmerking voor een individuele voorziening, indien:

    • a.

      een individuele voorziening nodig is gezien de aard en ernst van de hulpvraag;

    • b.

      de jeugdige zelf, op eigen kracht, waaronder gebruikelijke hulp, of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen afdoende oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • c.

      er geen oplossing gevonden kan worden voor de hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemene voorziening of

    • d.

      er geen oplossing gevonden kan worden voor de hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 3.

    Het college kent eveneens een individuele voorziening toe wanneer er sprake is van een verwijzing zoals bedoeld in artikel 5,6 en 7 van deze verordening.

  • 4.

    Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de meest passende voorziening.

  • 5.

    Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet of een inwoner in aanmerking komt voor een individuele voorziening.

Artikel 10. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking op een aanvraag wordt vastgelegd:

    • a.

      tot welk besluit het college is gekomen en welke resultaten worden beoogd

    • b.

      de motivering van het besluit en

    • c.

      op welke wijze bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Indien de beschikking een besluit tot het geheel of gedeeltelijk verstrekken van de aangevraagde voorziening(en) betreft wordt in ieder geval benoemd of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 3.

    Het perspectiefplan maakt onderdeel uit van de beschikking.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken individuele voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de individuele voorziening is, tenzij het om een hersteltraject gaat;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt en, indien van toepassing,

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 5.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb is bedoeld;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de ingekochte jeugdhulp vanuit het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de geldigheidsduur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Artikel 11. Maatwerkvoorziening Vervoer

  • 1.

    Het college verstrekt een Maatwerkvoorziening Vervoer in overeenstemming met artikel 2.3. van de wet.

  • 2.

    Een Maatwerkvoorziening Vervoer kan in natura of in de vorm van een financiële bijdrage door het college worden verstrekt.

  • 3.

    Het college kan nadere regels opstellen m.b.t. de Regeling maatwerkvoorziening vervoer Jeugdwet/Wmo 2018.

Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget

Artikel 12. Regels voor pgb

  • 1.

    Het college kan een individuele voorziening verstrekken in de vorm van een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet. Een pgb kan worden verstrekt indien:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, aantoonbaar in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele voorziening die door een gecontracteerde aanbieder wordt geleverd, niet passend achten;

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een professionele aanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk van goede kwaliteit is.

    • d.

      is gewaarborgd dat de ondersteuning die met het persoonsgebonden budget betaald moeten worden veilig, doeltreffend en cliëntgericht is.

  • 2.

    Het college verstrekt geen pgb voor:

    • a.

      Hoogspecialistische Jeugdzorg;

    • b.

      Jeugdbescherming- en reclassering;

    • c.

      Pleegzorg;

    • d.

      Dyslexiezorg.

  • 3.

    Onverminderd artikel 8.1.1 van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de jeugdige en zijn ouders voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 4.

    Het college kent geen pgb met terugwerkende kracht toe, langer dan het moment van de aanvraag.

  • 5.

    Het college kent geen pgb toe als:

    • a.

      in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 8.1.4, lid 1, onderdeel a en lid 3 van de wet;

    • b.

      er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie;

    • c.

      voor zover het persoonsgebonden budget is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;

    • d.

      voor zover dit is bedoeld voor de betaling van tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • e.

      voor zover dit is bedoeld voor ondersteunings- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget.

    • f.

      als de cliënt (en diens eventuele vertegenwoordiger) niet voldoende pgb vaardig is,

    • g.

      de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is geborgd;

    • h.

      de zorg die aangevraagd wordt, valt onder gebruikelijke hulp;

    • i.

      behandeling geboden wordt door een ouder of personen waarbij sprake is van een persoonlijke band die de belangen mogelijk in de weg staat.

  • 6.

    Het college stelt nadere regels op met kwaliteitseisen voor het gebruik van een pgb.

Artikel 13. Wijze van berekenen van een pgb

  • 1.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de inwoner opgesteld en door de gemeente goedgekeurd budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede ondersteuning van derden te betrekken, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de desbetreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare individuele voorziening in natura.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels voor de hoogte van tarieven voor pgb’s vast. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van ondersteuning en voor zover van toepassing, de te bieden deskundigheid en/of de in de branche geldende kwaliteitseisen.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de hoogte van het pgb wordt onderscheid gemaakt in de onderstaande categorieën:

    • Het tarief voor geboden zorg vanuit het sociaal netwerk bedraagt maximaal € 20,- per uur (inclusief vakantietoeslag) of € 45,- per etmaal indien er sprake is van logeren.

    • Het tarief voor geboden zorg door een ZZP’er en freelancer bedraagt maximaal 100% van het reguliere regionaal vastgestelde tarief zorg in natura;

    • Het tarief voor geboden zorg vanuit een zorgverlener in dienst van een instelling is maximaal 100% van het reguliere regionaal vastgestelde tarief zorg in natura.

  • 4.

    Een jeugdige of zijn ouder aan wie een pgb wordt verstrekt, kan individuele voorzieningen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk indien:

    • a.

      deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan € 20,00 per uur (inclusief vakantietoeslag) of € 45,- per etmaal indien er sprake is van verblijf;

    • b.

      tussenpersonen, belangenbehartigers of anderszins niet uit het pgb worden betaald;

    • c.

      het specialistische jeugdhulp met de lage intensiteiten (A t/m C) binnen de ondersteuningsprofielen betreft;

  • 5.

    Eerste en tweedegraads familieleden kunnen in het kader van een pgb niet worden ingezet als professionele zorgaanbieder en ontvangen het tarief voor de geboden zorg vanuit het sociaal netwerk van maximaal € 20,- per uur.

  • 6.

    In nadere regels kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld.

Hoofdstuk 6 Prijs-kwaliteitverhouding

Artikel 14. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering (gecertificeerde instellingen)

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • c.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • d.

      kosten voor bijscholing van het personeel;

    • e.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.

  • 2.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorzieningen, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd.

Hoofdstuk 7 Toezicht en Handhaving

Artikel 15. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1.

    Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige of zijn ouders aan het college of lokale toegang op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.

  • 3.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige langer dan zes weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning of uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 16. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Het college kan personen aanwijzen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit van dienstverlening en de recht- en doelmatigheid daarvan.

  • 3.

    Het in het vorige lid benoemde onderzoek kan ook worden uitgevoerd door personen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zoals genoemd in het eerste lid.

  • 4.

    Aanbieders verlenen alle medewerking aan de regionale toezichthouder, die hij redelijkerwijs kan vragen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 5.

    Aanbieders worden geacht binnen een redelijke termijn (uiterlijk binnen 6 weken) een gesprek in te plannen met de regionale toezichthouder indien hij/zij daarom verzoekt.

  • 6.

    Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de door het college gecontracteerde aanbieders en aanbieders die via een pgb worden betaald.

Hoofdstuk 8 Participatie

Artikel 17. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college kan ingezetenen van de gemeente betrekken bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18. Overgangsbepalingen

  • 1.

    De Verordening Jeugdhulp 2020 gemeente Opmeer is van toepassing op alle aanvragen die vanaf deze datum worden ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag die is ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening wordt afgehandeld met inachtneming van de Verordening Jeugdhulp Opmeer 2018.

  • 3.

    Beschikkingen van jeugdigen en/ of hun ouders die aflopen na 1 januari 2020, eindigen op de datum die in de beschikking gemeld staat, doch uiterlijk 31 december 2020.

  • 4.

    Beschikkingen van jeugdigen en/of hun ouders die doorlopen tot na 1 januari 2021, worden voor individueel her beoordeeld conform deze verordening, het Besluit en Beleidsregels van de gemeente Opmeer. Op grondslag van deze herbeoordeling geeft het college een beschikking af.

  • 5.

    In aanvulling op lid 3 geldt, indien de beschikking na herbeoordeling conform deze verordening, het Besluit en de Beleidsregels van de gemeente Opmeer inbreuk maakt op de beschikking die door afgegeven is, een overgangstermijn van maximaal zes maanden binnen welke termijn de door de voormalige gemeenten Opmeer afgegeven beschikkingen doorlopen.

  • 6.

    In aanvulling op lid 2, 3 en 4 ontvangen jeugdigen en hun ouders aan wie een pgb is toegekend, voor de periode dat de afgegeven beschikking in 2020 nog doorloopt of tot aan de nieuwe beschikking na een herbeoordeling, een budget conform de door de voormalige gemeente afgegeven beschikking.

Artikel 19. Indexering

  • 1.

    Het college kan ieder jaar besluiten om bedragen te indexeren op basis van het prijsindexcijfer zoals bekend gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit wordt via een besluit kenbaar gemaakt.

  • 2.

    Toegekende maatwerkvoorzieningen voor een PGB worden gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening niet geïndexeerd.

Artikel 20. Bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen voor de jeugdige en/of zijn ouders

Het college kan indien er zeer dringende redenen zijn, ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.

Artikel 21. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Onderdeel van deze evaluatie is een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 22. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening Jeugdhulp 2020 treedt in werking op 1 januari 2020, onder gelijktijdige intrekking van de verordening Jeugdhulp gemeente Opmeer 2018.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp 2020 gemeente Opmeer.

     

Aldus besloten in de raadsvergadering van 12 december 2019

De griffier,

M. Versteeg

De voorzitter,

G.J.A.M. Nijpels