Organisatie | West Maas en Waal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening marktgelden 2020 |
Citeertitel | Verordening marktgelden 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Verordening marktgelden 2020 |
Geen
artikel 229 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 12-12-2019 | Z 32716 |
Vastgesteld bij raadsbesluit van 12 december 2019, zaak kenmerk Z.032716
De raad van de gemeente West Maas en Waal;
Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 november 2019, zaak kenmerk Z.032716
Gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet;
Besluit vast te stellen de volgende verordening:
“Verordening op de heffing en invordering van MARKTGELDEN 2020”
Onder de naam van marktgeld wordt een recht geheven voor het gebruik van enig gedeelte van openbare gebouwen, terreinen, pleinen of straten, welke door het college van burgemeester en wethouders voor het houden van markten is aangewezen.
Belastingplichtig is degene aan wie de in artikel 1 bedoelde standplaats is toegewezen, dan wel degene die de in artikel 1 bedoelde standplaats inneemt.
Aan een abonnementhouder, als bedoeld in artikel 3, lid 1, sub b, die door overmacht geen gebruik heeft kunnen maken van de hem toegewezen standplaats, wordt naar evenredigheid restitutie van het betaalde abonnementsgeld verleend, over het aantal volle kalendermaanden, waarin van de standplaats geen gebruik is gemaakt.
Het marktgeld wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving, waarop het gevorderde bedrag is vermeld.
Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van marktgelden.
De "Verordening marktgelden 2019" van 13 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 10, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.