Organisatie | Drechtsteden |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Krediethypotheek en Pandrecht Participatiewet Drechtsteden |
Citeertitel | Beleidsregels Krediethypotheek en Pandrecht Participatiewet Drechtsteden |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 05-12-2019 |
Artikel 2 Krediethypotheek en geldlening
De bijstand voor de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde hoofdwoning met bijbehorend erf, heeft de vorm van een geldlening of een geldlening in de vorm van een krediethypotheek dan wel pandrecht indien het in aanmerking te nemen vermogen in de hoofdwoning met bijbehorend erf het bedrag van het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in art. 34 lid 2 sub d Participatiewet overschrijdt.
De kosten verbonden aan een taxatie, de hypotheekakte en de inschrijving van de hypotheek, het opmaken van de akte van pandrecht, inschrijving van het pandrecht in de vereiste registers en alle overige bijkomende kosten, komen ten laste van de belanghebbende. Indien belanghebbende deze kosten niet kan betalen kan hier bijzondere bijstand om niet voor worden verleend.
Artikel 3 Hoogte van de geldlening
Indien belanghebbende bezwaar maakt tegen gebruik van de WOZ-waarde dan dient hij een recent taxatierapport, niet ouder dan 12 maanden, van een erkend taxateur te overleggen. Heeft belanghebbende geen recent taxatierapport dan dient hij zelf een erkend taxateur in te schakelen. De kosten zijn voor rekening van belanghebbende.
Indien de schuldenaar naar het oordeel van de schuldeiser de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, maar niet kan aflossen, wordt een betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.
Artikel 6 Opeisbaarheid van de lening
De geldlening vermeerderd met de eventueel verschuldigde rente en kosten, is terstond zonder ingebrekestelling opeisbaar indien:
Artikel 9 Herleving krediethypotheek / akte van pandrecht
Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandsverlening in de vorm van een geldlening of krediethypotheek wederom recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek of akte van pandrecht.
Aldus besloten in de vergadering van het Drechtstedenbestuur van 5 december 2019,
de secretaris, de voorzitter,
drs. C.H.W.M. Post, Mcm mr. A.W. Kolff
De Participatiewet kent bepalingen met betrekking tot het vermogen dat iemand maximaal mag hebben om in aanmerking te komen voor een uitkering. Iemand die vermogen heeft moet dat eerst opmaken voordat een uitkering wordt verleend. Hoe dat gebeurt heeft de gemeente bepaald in beleidsregels. Het is niet altijd mogelijk dat iemand eerst zijn vermogen opmaakt. Bijvoorbeeld als het vermogen bestaat uit een eigen woning, een woonschip of een woonwagen. In die gevallen wordt de uitkering als lening verstrekt indien sprake is van overwaarde die meer bedraagt dan de zgn. vrijlating zoals vermeld in art. 34 lid 2 onder d Participatiewet. Om de gemeente de zekerheid te geven dat de lening wordt terugbetaald kan het DSB besluiten een hypotheek- of pandrecht te vestigen. De kosten zijn voor rekening van belanghebbende. Deze kan hiervoor eventueel bijzondere bijstand aanvragen. Indien iemand met een eigen woning een uitkering aanvraagt op grond van de Participatiewet wordt gewerkt volgens het 'stroomschema vooronderzoek krediethypotheek'.
Zekerheid in de vorm van een krediethypotheek dan wel pandrecht wordt alleen gevestigd indien bijstand in de vorm van een geldlening wordt verstrekt op grond van art. 50 Participatiewet. De overwaarde van de woning met bijbehorend erf zal dan meer moeten bedragen dan de zgn. vrijlating zoals aangegeven in art. 34 lid 2 onder d Participatiewet.
Artikel 3. Hoogte van de geldlening
Op het moment dat een belanghebbende met een eigen woning een aanvraag doet voor een uitkering op grond van de Participatiewet, is de WOZ-waarde of taxatiewaarde van de woning op het moment van de aanvraag bepalend voor het al of niet vestigen van een krediethypotheek, pandrecht en/of lening. Dit overeenkomstig het stroomschema. Stijgingen van de WOZ-waarde of taxatiewaarde gedurende de uitkeringsperiode hebben geen consequenties voor de uitkering ongeacht de hoogte van de stijging. Dit wordt hetzelfde beschouwd als sparen tijdens de bijstand of een gestegen waarde van een aandelenpakket. Tussentijds zal een bijstandsuitkering om niet dus niet worden omgezet in een lening of krediethypotheek. De reden hiervoor is dat dit praktisch lastig uitvoerbaar is en hiermee worden tevens extra administratieve handelingen voorkomen. In geval van een daling van de WOZ-waarde onder de zgn. vrijlating wordt een eerder gevestigde lening, pandrecht of krediethypotheek ook niet omgezet in een uitkering om niet.
Artikel 4. Aflossing van de geldlening
De aflossingscapaciteit wordt na beëindiging van de uitkering vastgesteld op 5% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm vermeerderd met 50% van het meerdere boven de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm. Wettelijke enkelvoudige rente wordt berekend als niet tijdig aan de betalingsverplichtingen wordt voldaan en daardoor de aflossingsperiode langer wordt dan noodzakelijk. Enkelvoudige rente houdt in dat periodiek rente wordt berekend over het restant van de lening. Hierbij wordt eenzelfde interest op eenzelfde kapitaal toegepast.
Bij vaststelling van het maandelijks af te lossen bedrag wordt rekening gehouden met noodzakelijk, voor eigen rekening van belanghebbende komende, bijzondere bestaanskosten, zoals vermeld in art. 35 Participatiewet. Hierbij kan worden gedacht aan meerkosten als gevolg van een ziekte of handicap die niet worden gecompenseerd door bijzondere bijstand of een andere regeling.
De maximale periode van aflossing is tien jaar. Na die periode wordt over het restant wettelijke enkelvoudige rente berekend. DSB kan besluiten het restant van de vordering niet terug te vorderen indien verwacht wordt dat belanghebbende in de toekomst weinig aflossingscapaciteit zal hebben.
Artikel 6. Opeisbaarheid van de lening
Wanneer een van situaties zoals omschreven in art. 6 lid a t/m d zich voordoet, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening onmiddellijk opeisbaar. In een dergelijke situatie kan met belanghebbende een regeling worden getroffen. Indien belanghebbende weigert mee te werken aan het treffen van een regeling staan in het uiterste geval middelen als inkomensbeslag en executoriale verkoop ter beschikking. Wanneer de maandelijkse aflossing achterwege blijft, is belanghebbende vanaf dat moment in verzuim. Op grond van het Burgerlijk Wetboek is wettelijke rente verschuldigd over de periode dat verzuimd is om aan de verplichting te voldoen.
Artikel 7. Verkoop van de woning
Verkoop van de woning met bijbehorend erf hoeft niet direct gepaard te gaan met een financiële afwikkeling van de krediethypotheek. Dit zal doorgaans gebeuren bij de overdracht van de woning. Vanaf het moment waarop belanghebbende over de verkoopopbrengst kan beschikken zal de resterende geldlening in één keer moeten worden terugbetaald. Aan gehuwden worden samenlevingsverbanden gelijkgesteld, zoals vastgelegd in art. 3 lid 1 en 2 Participatiewet. Dit houdt in dat samenwonenden, met uitzondering van ouder/kind relaties, worden aangemerkt als gehuwden.
Bijstandsverlening onder verband van een krediethypotheek is alleen aan de orde als de woning eigendom is van én bewoond wordt door belanghebbende. Een complicerende factor doet zich voor als belanghebbende, samen met de echtgenoot, eigenaar is van de woning en in een echtscheiding raakt. De echtelijke boedel zal verdeeld moeten worden, maar wie de woning krijgt toebedeeld en wie in de woning gaat / blijft wonen is meestal niet direct duidelijk. Enkele fasen zijn te onderscheiden:
De vermogenspositie van belanghebbende is bij aanvang vaak nog niet duidelijk. Zowel de waarde van de echtelijke woning als de omvang van het overige vermogen is nog niet bekend. Mocht de situatie wel duidelijk zijn en er is verder geen vermogen, dan kan verder onderzoek achterwege blijven.
In alle andere gevallen is het aan te raden de bijstand voor levensonderhoud als lening toe te kennen. Wanneer dit niet gebeurt en achteraf blijkt dat er sprake is van overwaarde / oververmogen, dan moet de bijstand alsnog worden teruggevorderd en / of als lening worden verstrekt. Het met terugwerkende kracht benadelen van belanghebbende is in strijd met de rechtszekerheid. Het invorderen van een als lening verstrekte uitkering is eenvoudiger dan het terugvorderen van bijstand die om niet is verleend, omdat naderhand alsnog over middelen kan worden beschikt (art. 58 Participatiewet). In het geval dat belanghebbende in de woning blijft wonen, is de als lening verstrekte bijstand gebaseerd op de artikelen 48 en 50 Participatiewet.
De krediethoogte wordt nader vastgesteld. Belanghebbende dient zowel een boedelscheidingsverklaring als een verklaring tot medewerking van onderzoek naar en vestiging van een krediethypotheek te ondertekenen. Indien belanghebbende de echtelijke woning heeft verlaten is er, totdat hij eventueel terugkeert in de woning, geen sprake van een mogelijke vestiging van een krediethypotheek. In dat geval moet belanghebbende alleen een boedelscheidingsverklaring ondertekenen.
Op dit moment is sprake van een ontbonden huwelijksgemeenschap, maar heeft de boedelscheiding nog niet plaats gevonden. Indien nodig dient belanghebbende de verplichting opgelegd te krijgen om binnen een redelijke termijn tot boedelscheiding te komen.
In deze fase is pas duidelijk wie eigenaar is van de woning en of de boedelscheiding volgens wettelijke maatstaven heeft plaatsgevonden. Nu kan ook pas definitief beoordeeld worden of er sprake is van overwaarde / oververmogen en of b.v.:
- de tot nu toe verleende bijstand moet worden ingevorderd;
- een krediethypotheek moet worden gevestigd;
- de als lening verstrekte bijstand moet worden omgezet in bijstand om niet.
Artikel 9. Herleving krediethypotheek / akte van pandrecht
Het herlevingsartikel dient ter bescherming van belanghebbende. Het is niet wenselijk dat een eigenaar van een eigen huis, woonschip of woonwagen bij iedere mislukte poging om uit de bijstand te blijven opnieuw geconfronteerd wordt met een nieuwe vestiging van hypotheek of akte van pandrecht. Pas na een periode van twee jaar vrij van bijstand onder vestiging van een krediethypotheek dan wel akte van pandrecht, kan gesproken worden van een nieuwe situatie.
Indien bijstand werd verleend in de vorm van een krediethypotheek en binnen twee jaar wordt opnieuw bijstand aangevraagd, dan wordt deze nieuwe aanvraag verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek of akte pandrecht.
Door het verstrekken van de jaarlijkse saldo-informatie blijft de belanghebbende op de hoogte van zijn financiële situatie en kan hij tijdig reageren op de juistheid van bij- en afschrijvingen.