Organisatie | Oisterwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van Parkeerbelastingen 2020 |
Citeertitel | Verordening parkeerbelastingen 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financien |
Geen
https://wetten.overheid.nl/BWBR0005416/2019-01-01
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 12-12-2019 |
gelezen het voorstel van het college d.d. 12 november 2019,
afdeling Bedrijfsvoering, KAI,
gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 1998;
de verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2020 vast te stellen.
Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.
1. indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit onomwonden blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;
2. indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven ter zake van het parkeren door houders van gehandicaptenparkeerkaart op de ter plaatse als gehandicaptenparkeerplaats aangeduide plaatsen, indien een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht.
Artikel 7 Wijze van heffing en termijn van betaling
De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren, door middel van contante betaling of gebruik van pinbetaling. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting, indien het in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het aanmelden (via telefoon, sms of internet) bij de centrale computer, betaald worden binnen één maand na de dag waarop het belastbare feit heeft plaatsgevonden.
Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
Artikel 9 Kosten van de naheffingsaanslag
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 61,00.
De "Verordening parkeerbelastingen 2019", laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 8 november 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oisterwijk op
12 december 2019,
griffier, de voorzitter,
Danielle Robijns, Hans Janssen
Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2020
1. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:
a. In de Zone Centrum, beslaande de (aangewezen delen van de) straten De Lind, Dorpsstraat, Hoogstraat, Kerkstraat, Stationsstraat en Burgemeester Verwielstraat, aangegeven met een paarse markering op de kaart behorende bij het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren Oisterwijk 2020;
1. voor het eerste kwartier € 0,20;
2. voor het tweede en het derde kwartier, € 0,50;
3. voor het vierde kwartier, per kwartier € 0,75;
4. voor het tweede uur en verder, per uur € 2,25.
b. In de Zone Overig, beslaande de straten en parkeerterreinen aangegeven met een gele markering op de kaart behorende bij het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren Oisterwijk 2020, per uur, € 1,45.
c. In afwijking in zoverre van hetgeen is bepaald in onderdeel b. bedraagt het tarief voor een Dagkaart € 5,80.
2. Het tarief voor een vergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt per afgifte:
o eerste vergunning zonder parkeren op eigen terrein € 33,50
o eerste vergunning met parkeren op eigen terrein € 100,00
o tweede vergunning zonder parkeren op eigen terrein € 100,00
o tweede vergunning met parkeren op eigen terrein € 201,00
o eerste vergunning zonder parkeren op eigen terrein € 134,00
o eerste vergunning met parkeren op eigen terrein € 268,00
o tweede vergunning zonder parkeren op eigen terrein € 268,00
o tweede vergunning met parkeren op eigen terrein € 535,00
Behoort bij raadsbesluit van 12 december 2019 tot het vaststellen van de verordening parkeerbelastingen 2020.