Organisatie | Putten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2020 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Verordening rioolheffing 2020 |
Geen
artikel 228a van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 04-12-2019 | 1088350 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
een geheel van twee of meer gebouwde of ongebouwde eigendommen, of gedeelten daarvan, of samenstellen van twee of meer gebouwde of ongebouwde eigendommen of gedeelten daarvan, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd, als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken;
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven om de kosten te bestrijden die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een roerende zaak blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater of oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
Voor een perceel als bedoeld in lid 1b is de waarde in het economische verkeer de volgens hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde, zoals deze voor het in artikel 7 bedoelde kalenderjaar geldt. Indien voor het perceel geen WOZ-waarde is vastgesteld wordt de heffingsmaatstaf bepaald volgens de artikelen 17, 18 en 20 tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing en andere heffingen € 100,00 of meer is en zolang het totaalbedrag van dat aanslagbiljet door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen, of zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste twee en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt in de laatste week van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking in zoverre van het eerste en het tweede lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing en andere heffingen minder is dan € 100,00 en zolang het totaalbedrag van dat aanslagbiljet door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt in de laatste week van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende een maand later.