Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westland houdende regels omtrent de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing (Verordening Afvalstoffenheffing Westland 2020) |
Citeertitel | Verordening afvalstoffenheffing Westland 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening afvalstoffenheffing Westland 2019.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.
artikel 15.33 van de Wet milieubeheer
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-12-2019 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 10-12-2019 |
De raad van de gemeente Westland;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2019;
gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
gehoord de beraadslagingen in de vergadering van de raadscommissie Economie Financieel beleid en Organisatie (EFO) van 27 november 2019;
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING WESTLAND 2020.
In deze verordening wordt verstaan onder 'gebruik maken': gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
Het aantal personen, dat gebruik maakt van een perceel, wordt beoordeeld naar de situatie op het tijdstip van ontstaan van de belastingplicht. Voor de vaststelling van de gebruikssituatie is beslissend wat ter zake in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is geregistreerd, tenzij blijkt dat de gebruikssituatie anders is.
De belasting, bedoeld in artikel 4, zesde en zevende lid, wordt geheven door middel van voldoening op aangifte of op andere wijze. Het gevorderde bedrag wordt mondeling of langs elektronische weg, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in artikel 4, eerste lid, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting bedoeld in artikel 4, eerste lid, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8 Termijnen en wijze van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn één maand later.
€ 100,00 of meer bedraagt, maar minder of gelijk is aan € 5.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, met inachtneming van hetgeen is opgenomen in het vierde lid van dit artikel, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste werkdag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. Elk van de volgende termijnen vervalt telkens één maand later op de laatste werkdag van die maand.
Bij de invordering van de belasting voor het op verzoek (direct) verwijderen van grove huishoudelijke afvalstoffen wordt geen kwijtschelding verleend.