Organisatie | Hoeksche Waard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing (Verordening afvalstoffenheffing 2020) |
Citeertitel | Verordening afvalstoffenheffing 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening afvalstoffenheffing 2019.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.
artikel 15.33 van de Wet milieubeheer
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-12-2019 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 17-12-2019 |
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 4. Maatstaf van heffing
De belasting, als bedoeld in artikel 3 wordt geheven naar de volgende grondslagen, die naast elkaar verschuldigd zijn, te weten:
Er wordt geen afvalstoffenheffing geheven van een perceel waarbij, met toestemming van de zorginstelling, voor de inzameling van het huishoudelijk afval gebruik wordt gemaakt van de inzamelvoorziening van de zorginstelling, waarbij de afvalstoffen van de zorginstelling afgevoerd worden door de door de gemeente aangewezen inzameldienst.
Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht voor de belasting verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 4, onderdelen a en b, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht voor de belasting, bedoeld in artikel 4, onderdelen a en b in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,00.
Indien de grondslag van de belasting als bedoeld in artikel 4, onderdeel c en d in de loop van het belastingtijdvak wijzigt in die zin, dat minder belasting verschuldigd is, bestaat aanspraak op vermindering voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de vermindering minder bedraagt dan € 9,00
Artikel 10. Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.