Organisatie | Arnhem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels kwijtschelding gemeente Arnhem Cluster Werk & Inkomen 2020 |
Citeertitel | beleidsregels kwijtschelding gemeente Arnhem cluster Werk & Inkomen 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Beleidsregels kwijtschelding gemeente Arnhem Cluster Werk & Inkomen 2020 |
Wijziging van de Beleidsregels kwijtschelding gemeente Arnhem Cluster Werk & Inkomen 2020.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2024 | Wijziging van de Beleidsregels kwijtschelding gemeente Arnhem Cluster Werk & Inkomen 2020. | 18-06-2024 | 4225903 | ||
01-01-2020 | 01-07-2024 | nieuwe beleidsregels | 10-12-2019 | 425967 |
Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem heeft, gelet op de hem toebedeelde bevoegdheid in:
- artikel 18a, dertiende en veertiende lid, en artikel 58, zevende lid, van de Participatiewet;
- artikel 20a, twaalfde en dertiende lid, en artikel 25, zesde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
- artikel 20a, twaalfde en dertiende lid, en artikel 25, zesde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
in zijn vergadering gehouden op 10 december 2019 besloten om de volgende beleidsregels te hanteren met betrekking tot terug- en invordering op grond van bovengenoemde wetten.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op vorderingen van te veel of ten onrechte verstrekte uitkeringen en/of verstrekte leenbijstanden in het kader van de Participatiewet, alsmede de IOAW, IOAZ, BBZ 2004 met betrekking tot levensonderhoud, met uitzondering van vorderingen van (loonkosten)subsidies.
Een vordering leenbijstand of een onverschuldigde betaling als bedoeld in artikel 58, tweede lid, sub a tot en met e Participatiewet kan 36 maanden na de datum van het terugvorderingsbesluit kwijtgescholden worden, wanneer op deze vordering gedurende 36 maanden onafgebroken overeenkomstig de afgesproken betalingsregeling of via verrekening is afgelost.
De in het eerste en tweede lid genoemde kwijtscheldingstermijn kan worden opgeschort, indien er sprake is van een gehonoreerd verzoek om uitstel van betaling, een detentieperiode of een periode waarin de aflossing tijdelijk wordt opgeschort. De termijn van kwijtschelding wordt in die gevallen opgeschort met de duur van respectievelijk het uitstel van betaling, de detentieperiode of de opschorting.
Een vordering die is ontstaan vóór 1 juli 2024 en waarvoor geen bestuurlijke boete in de zin van artikel 18a Participatiewet is opgelegd of waarvoor geen aangifte van fraude is gedaan bij het Openbaar Ministerie, kan oninbaar worden verklaard als 120 maanden na de datum van het terugvorderingsbesluit de vordering nog niet (geheel) is afgelost.
Het eerste lid is niet van toepassing op krediethypotheken als bedoeld in artikel 50 Participatiewet, kredieten in het kader van de BBZ 2004 en de bijbehorende contractuele rente en vorderingen in het kader van verhaal van bijstand waarvoor een vonnis door de Rechtbank is afgegeven als bedoeld in artikel 62b Participatiewet.
Een vordering die is ontstaan vóór 1 juli 2024 en waarbij tevens een bestuurlijke boete in de zin van artikel 18a Participatiewet is opgelegd of waarvoor aangifte van fraude is gedaan bij het Openbaar Ministerie, kan oninbaar worden verklaard als 240 maanden na de datum van het terugvorderingsbesluit de vordering nog niet (geheel) is afgelost.
Een vordering die is ontstaan ná 1 juli 2024 en die voortvloeit uit onverschuldigde betaling of leenbijstand (en waarvoor geen recht op kwijtschelding bestaat) of een schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de Participatiewet, artikel 13, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 13, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, kan oninbaar worden verklaard als 120 maanden na de datum van het terugvorderingsbesluit de vordering nog niet (geheel) is afgelost.
Het vijfde en zesde lid zijn niet van toepassing op krediethypotheken als bedoeld in artikel 50 Participatiewet, kredieten in het kader van de BBZ 2004 en de bijbehorende contractuele rente en vorderingen in het kader van verhaal van bijstand waarvoor een vonnis door de Rechtbank is afgegeven als bedoeld in artikel 62b Participatiewet.