Organisatie | Heumen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Wet Kinderopvang gemeente Heumen 2005 |
Citeertitel | Verordening Wet Kinderopvang (VWk) gemeente Heumen 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-12-2010 | 29-05-2013 | Onbekend | 23-09-2004 De Verbinding, 21-12-2010 | Onbekend |
Onderwerp: Verordening Kinderopvang gemeente Heumen 2005
De raad van de gemeente Heumen in openbare vergadering bijeen;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 augustus 2004;
gelet op artikel 25 van de Wet Kinderopvang en artikel 149 van de Gemeentewet;
§ 2 VASTSTELLING NOODZAAK VAN KINDEROPVANG OP GROND VAN SOCIAAL-MEDISCHE INDICATIE
Artikel 4 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval:
§ 4. VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING
Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 van de wet.
Artikel 11 Omvang van de kinderopvang
In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a. of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.
In deze verordening zijn de hoofdlijnen neergelegd van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen kinderopvang. Dit vanuit de volgende uitgangspunten:
Tegemoetkomingen voor de duur van een kalenderjaar
Een tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor één kalenderjaar. We sluiten daarmee aan bij de wijze waarop de betalingen door de Belastingdienst worden verstrekt. Dit betekent dat een tegemoetkoming elk jaar opnieuw moet worden aangevraagd. Uitzondering wordt gemaakt voor de gevallen waarin bij de aanvraag reeds duidelijk is dat de aanspraak op de tegemoetkoming beperkt is tot een bepaalde periode. (Bijvoorbeeld de duur van een reïntegratietraject die in het trajectplan is vastgelegd of de datum waarop het kind naar de basisschool gaat of de basisschool verlaat.)
Verstrekking van de tegemoetkoming in twee stappen
De verstrekking van de tegemoetkoming volgt het proces van de Awb voor wat betreft subsidies en vindt plaats in twee stappen. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming. Dit geeft de ontvanger een voorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming. Voorwaardelijk, omdat het moment van de beschikking nog onzeker is dat de aanvrager daadwerkelijk gebruik gaat maken van kinderopvang én zich aan de opgelegde verplichtingen houdt. Het is wel rechtens afdwingbaar.
De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen. Vastgesteld wordt in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag is. Met de vaststelling wordt de tegemoetkoming definitief.
Daarvoor kan de gemeente onderzoek doen naar de rechtmatigheid door gegevens van de ouder/partner te controleren en inlichtingen bij de houders van het kindercentrum of gastouderbureau op te vragen.
De begripsbepaling in artikel 1 en 2 Wet kinderopvang zijn ook van toepassing. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn in de verordening aangevuld.
Artikel 2 Te verstrekken gegevens
Een aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie moet worden ingediend bij het college. Deze is in principe voorafgaand aan de aanvraag voor een tegemoetkoming, maar zal in de praktijk gelijktijdig daarmee verlopen. Ook het besluit deze indicatie te verlenen mag in dezelfde beschikking als het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming. Het besluit over de indicatie staat dan wel als eerste genoemd in de beschikking, ze is de grondslag van de verlening van de tegemoetkoming die daarna komt.
We hebben daarin rekening gehouden met de tijd die gemoeid is met het uitbrengen van advies door een onafhankelijke organisatie die beschikt over adequate deskundigheid ad artikel 23, derde lid, Wet Kinderopvang.
Artikel 4 Inhoud van de beschikking
Dit is een beschikking in de zin van titel 4.1 Awb. Hiertegen kan bezwaar en beroep worden ingesteld. Als de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld, wordt in de beschikking aangegeven hoeveel uren kinderopvang noodzakelijk wordt geacht.
Het besluit over de noodzakelijke omvang van de kinderopvang in de beschikking omtrent de toekenning van de sociaal-medische indicatie vormt de grondslag voor de aanvraag van een tegemoetkoming. Bovendien moet de geldigheidsduur van de indicatie worden vermeld. Het college neemt dit besluit op basis van het indicatieadvies. Dit advies is niet bindend. Bij afwijken zal het college dit wel in de beschikking moeten motiveren.
Onder a wordt ingegaan op het feit dat de gemeentelijke tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen wanneer ouders niet op grond van een andere bepaling in de Wet aanspraak kunnen laten gelden op een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang, kunnen zij aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten wegens een sociaal-medische noodzaak.
Artikel 6 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag
De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend bij het college van de gemeente waar de ouder woont.
Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een tegemoetkomingsjaar wordt verstrekt moet deze elk jaar worden aangevraagd. De gemeente zal het aanvraagformulier voor de vervolgaanvraag aan de ouders toesturen, waarbij op het formulier de gegevens die bij de gemeente bekend zijn reeds ingevuld zijn. Ouders hoeven slechts mutaties aan te geven.
Een tussentijdse verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, zal door de ouder/partner ook tussentijds moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de behoefte aan tegemoetkoming hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college (artikel 28, derde lid Wet kinderopvang en artikel 16, eerste lid).
De aanvraag kan pas worden gedaan als de ouder over een offerte of contract van de opvanginstelling beschikt. Dit moet zijn aangevraagd bij een kindercentrum of gastouderbureau dat in een gemeentelijk register is ingeschreven (artikel 5, eerste lid, Wet kinderopvang).
Onderdeel e van het eerste lid:
De ouder moet gegevens toevoegen waaruit blijkt dat hij of zij behoort tot de gemeentelijke doelgroep. In een aantal gevallen kan de ouder volstaan met een verwijzing naar die gegevens omdat de gemeente er zelf over beschikt:
In andere gevallen moeten extra gegevens door de ouder aan de aanvraag worden toegevoegd:
In het derde lid wordt bepaald dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de aanvraag mede ondertekent. Deze verplichting staat reeds opgenomen in artikel 26, derde lid, Wet kinderopvang, maar is volledigheidshalve in de verordening opgenomen.
Artikel 7 Het besluit tot verlenen van een tegemoetkoming
De termijn van vier weken is een maximale termijn. We streven er naar ze zo kort mogelijk te houden. In de interne procesvoering is afgesproken te streven naar een kortere periode waar het gaat om personen in een reïntegratietraject waar kinderopvang eerste voorwaarde is voor de voortgang van het traject.
De termijn geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op voortzetting van een tegemoetkoming of verhoging van de tegemoetkoming in verband met uitbreiding van de omvang van kinderopvang. Gekozen is conform het model van de VNG voor vier weken.
De termijn is van invloed op de aanvraag. Willen ouders dat de tegemoetkoming na 1 januari kan worden voortgezet, moeten zij de aanvraag minimaal vier weken voor 1 januari bij de gemeente indienen.
Naast de genoemde in dit artikel kent de Awb ook nog gronden om subsidieverlening te weigeren. Artikel 4:35 is van toepassing: Subsidie kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
En volgens hetzelfde artikel, tweede lid, kan vervolgens worden geweigerd indien:
Artikel 9 Ingangsdatum van de tegemoetkoming
Dit artikel bepaalt de ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming. Er zijn twee ingangsdata mogelijk:
Er wordt geen tegemoetkoming met terugwerkende kracht verstrekt. Dus voor kosten voor kinderopvang die plaatsvindt voordat de aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente is ingediend.
Een aanvraag wordt pas in ontvangst genomen als zij compleet is (artikel 4.1 en 4.2 Awb):
De uitbetaling vindt pas plaats op het moment dat het besluit is genomen. De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot de ingangsdatum van de tegemoetkoming. De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment waarop de aanspraak op een tegemoetkoming ontstaat.
De ingangsdatum van de verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang. De verhoogde tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf het moment dat de aanvraag daarvoor door het college in ontvangst is genomen.
Artikel 10 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
De tegemoetkoming wordt in principe voor een heel kalenderjaar verleend.
Voor aanvragen dus die in de loop van het jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van dat betreffende jaar. Een ouder moet elk jaar (minimaal vier weken voor 1 januari van het komende jaar) opnieuw een aanvraag indienen.
Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming, bijvoorbeeld bij het volgen van een reïntegratietraject voor een bepaalde periode. Een kortere periode vaststellen voorkomt dat de ouder actie moet ondernemen om de verstrekking stop te zetten en de gemeente hoeft geen eventueel ten onrechte bedragen terug te vorderen.
Artikel 11 Omvang van de kinderopvang
De wet regelt uitsluitend de aanspraak op tegemoetkoming, niet de omvang van die aanspraak. De ouder bepaalt zelf hoeveel kinderopvang noodzakelijk is. Zij betalen daarvoor ook de inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor. De hoogte van de eigen bijdrage weegt mee in de omvang van de vraag naar kinderopvang.
Dit geldt niet voor bepaalde gemeentelijke doelgroepen die de eigen bijdrage niet hoeven te betalen, maar deze door de gemeente krijgen gecompenseerd, artikel 24, eerste lid onderdeel a en tweede lid onderdeel a Wet Kinderopvang. Bij deze personen heeft het college de bevoegdheid om per geval te beoordelen hoeveel kinderopvang een ouder redelijkerwijs nodig heeft om arbeid te kunnen combineren met zorgtaken. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met een handicap of chronische ziekte van de ouder(s) of een beperking die de huiselijke situatie meebrengt voor de goede en gezonde ontwikkeling van het kind. (Dit lijkt op een sociaal-medische indicatie, maar hiervoor hoeft door het college geen advies te worden gevraagd.)
Artikel 12 Inhoud van de beschikking
Onderdeel e bepaalt dat in de beschikking wordt aangegeven hoe het bedrag van de tegemoetkoming wordt vastgesteld. De wijze van uitbetaling van de tegemoetkoming moet worden vermeld (zie artikel 13: maandelijkse voorschotten). Onderdeel g schrijft voor dat in de beschikking de verplichtingen van de ouder worden opgenomen.
Verplichtingen voor de ouder kunnen zijn:
Artikel 13 De bevoorschotting van de tegemoetkoming
Bij een aanvraag voor een geheel tegemoetkomingsjaar wordt het bedrag van de tegemoetkoming in twaalf gelijke delen verdeeld.
De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan de ouder. De ouder kan de gemeente machtigen om betalingen rechtstreeks te doen aan het kindercentrum of gastouderbureau. Er blijft juridisch gezien sprake van een tegemoetkoming aan de ouder.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming. Het college kan (in gevallen) bepalen dat er alleen een voorschot wordt betaald op basis van een factuur van het kindercentrum/gastouderbureau.
Artikel 14 Het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming
Op grond van artikel 4:47 Awb kan het college een subsidie ambtshalve vaststellen. Dit wil zeggen zonder dat de ouders daarvoor een aanvraag hebben ingediend. De ouders zijn dan wel verplicht binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming (subsidie) is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang in deze periode te verstrekken. Als een tegemoetkoming voor een kalenderjaar is verleend, dienthet overzicht van de kosten uiterlijk vier weken na 31 december bij het college te worden ingediend.
Dat overzicht kan zijn: jaaroverzicht van het kindercentrum/gastouderbureau of verzameling van maandoverzichten door de ouder zelf samengesteld. Het college heeft dan acht weken de tijd deze tegemoetkoming ook vast te stellen.
In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat het bedrag is waar de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht op heeft.
De berekeningswijze die is opgenomen in de beschikking tot verlening is uitgangspunt voor het vaststellen van de tegemoetkoming. Het aantal uren dat in de beschikking tot verlening staat is het maximum aantal uren. In de beschikking tot vaststelling kan wel worden uitgegaan van een lager aantal uren, maar niet van een hoger aantal.
Als de aanvrager de gegevens niet verstrekt, kan het college de tegemoetkoming op een lager bedrag vaststellen. Lager kan ook betekenen op nul vaststellen. Deze bevoegdheid heeft het college op grond van artikel 4:46, tweede en derde lid Awb. Op grond van het tweede lid kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:
Het derde lid van artikel 4:46 Awb luidt: ‘Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die redelijkerwijs niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen’.
Artikel 15 Verrekening met de voorschotten
Dit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming.
Als de gemeente een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop de ouder recht heeft, kan dat teveel betaalde bedrag worden teruggevorderd; artikel 38 Wet Kinderopvang (en de toelichting bij artikel 16).
In artikel 28 van de Wet kinderopvang wordt geregeld dat een houder van een kindercentrum of gastouderbureau een inlichtingenplicht aan het college heeft: ‘De houder verstrekt desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak van een ouder op de tegemoetkoming van belang zijn’.
Er zijn twee vormen van schending van de inlichtingenplicht:
Wanneer een ouder als gevolg hiervan een te hoog of onterecht een tegemoetkoming heeft ontvangen, kan het college de beschikking tot verlening of tot het vaststellen intrekken of wijzigen en het teveel betaald terugvorderen. Ook is mogelijk om in aanvulling hierop een bestuurlijke boete aan de ouder op te leggen.
Intrekking beschikking en terugvorderen tegemoetkoming
Verschil moet worden gemaakt tussen intrekking of wijzigen van de beschikking tot verlenen van de tegemoetkoming (artikel 4:48 Awb) en van de beschikking tot vaststelling (4:49 Awb).
ad a de tegemoetkoming is nog niet vastgesteld
Zolang de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld kan het college de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming intrekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming wijzigen. Dit is mogelijk als:
Intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip van verlening, tenzij bij de intrekking/wijziging anders is bepaald.
Verder is het overigens mogelijk de bevoorschotting op te schorten (4:56 Awb).
Opschorting kan met ingang van de dag dat het college aan de ouder schriftelijke kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat tot intrekking of wijziging van de beschikking tot verlening. Opschorting duurt tot en met de dag waarop de beschikking omtrent intrekking/wijziging bekend is gemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstig vermoeden dertien weken zijn verstreken.
ad b de tegemoetkoming is al wel vastgesteld
Ook al is de tegemoetkoming vastgesteld, is het college in bepaalde gevallen bevoegd de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming in te trekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming te wijzigen.
Intrekken/wijzigen van beschikking tot vaststelling kan als:
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.
Artikel 38 Wet kinderopvang. Na intrekking of wijziging op grond van artikel 4:48 of 4:49 kan de gemeente het reeds betaalde bedrag van de ouder terugvorderen. De bepalingen in de WWB over terugvorderen van bijstand zijn overeenkomstig van toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat het bedrag dat wordt teruggevorderd kan worden verrekend met de tegemoetkoming die aan de ouder wordt verstrekt. In het besluit tot terugvordering moet de wijze waarop zal worden teruggevorderd worden vermeld.
Hoofdstuk 5 Wet Kinderopvang. Een bestuurlijke boete is een bestuurlijke sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom, die gericht is op bestraffing van de overtreder.
Een bestuurlijke boete kan worden opgelegd als de ouder verplichtingen schendt zoals daar zijn:
De bestuurlijke boete is maximaal € 2269,00. De hoogte wordt afgestemd op de ernst van het feit, de verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin de persoon verkeert.
In de Wet Kinderopvang is ook geregeld wanneer deze boete niet mag worden opgelegd, bijvoorbeeld wanneer de overtreder is overleden. (Artikelen 77 tot en met 84 Wet Kinderopvang.)
Van een bestuurlijke boete wordt afgezien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Door vertraging in het wetgevingstraject is de oorspronkelijke planning van het implementatietraject door gemeenten onder groeiende tijdsdruk komen te staan.
Onder toepassing van artikel 25 van de Tijdelijke Referendumwet laten wij de inwerkingtreding van de verordening niet vooraf gaan door de door die wet vereiste termijn van 6 weken. De inwerkingtreding van deze verordening kan dit uitstel niet leiden, omdat de uitvoering van deze wet als start per 1 september 2004 en mensen derhalve zo snel mogelijk de verordening als rechtsgrond dienen te kunnen inzien en ontvangen. Burgers kunnen tijdig aanvragen indienen op deze wijze.