Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent de heffing en invordering van binnenhavengeld (Verordening binnenhavengeld 2020) |
Citeertitel | Verordening binnenhavengeld 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-12-2020 | 01-01-2020 | 01-01-2021 | bijlage 1 | 15-12-2020 | RV20.0131 |
14-12-2019 | 23-12-2020 | nieuwe regeling | 03-12-2019 | Z15E4B4779E |
De raad van de gemeente Leiden:
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (Raadsvoorstel 19.0133 van 2019), mede gezien het advies van de commissie,
Gelet op de artikel 216 en 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;
Verordening op de heffing en invordering van binnenhavengeld 2020
In deze verordening wordt verstaan onder:
bedrijfsvaartuig: een vaartuig dat in hoofdzaak in gebruik is of in hoofdzaak bestemd is voor bedrijfsmatig gebruik; hieronder wordt ook verstaan een vaartuig dat feitelijk niet geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water (bijvoorbeeld dekschuit), met uitzondering van een dekschuit of vergelijkbaar vaartuig dat wordt gebruikt als terrasboot indien en voor zover voor die terrasboot een vergunning zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening is verleend en de locatie de aanduiding “Terrasboot” heeft in het vigerende Bestemmingsplan;
Onder de naam binnenhavengeld worden rechten geheven ter zake van het gebruik van het havengebied en ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten in verband met dat gebruik.
Belastingplichtig is de houder van een ligplaatsvergunning en bij gebreke van een ligplaatsvergunning de eigenaar van het vaartuig, de reder, de schipper, de kapitein, degene aan wie het schip in gebruik is gegeven, of degene die als vertegenwoordiger voor één van dezen optreedt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
Het binnenhavengeld wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Het binnenhavengeld wordt geheven naar de tarieven, die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van daarin gegeven aanwijzingen en bijzondere bepalingen en van het bepaalde in artikel 6.
Artikel 6 Tariefberekening en toepassing
Voor de toepassing van de tarieven voor de bedrijfsvaartuigen geldt dat:
in die gevallen dat er bij het begin van het belastingjaar bij de gemeente bekende vaartuigen van een vergunninghouder en na het rangschikken per box van vaartuigen per tariefgroep een situatie ontstaat dat er een box overblijft die vaartuigen uit meerdere tariefgroepen bevat, dan wordt voor dat belastingjaar het tarief gehanteerd van het vaartuig dat de meeste oppervlakte binnen de box inneemt.
Binnenhavengeld wordt niet geheven ter zake van:
vaartuigen, welke het havengebied binnenkomen en doorvaren naar een binnen het havengebied aan het water gelegen scheepsmakerij, machinefabriek of motorherstelplaats, teneinde aldaar een herstelling te ondergaan, mits het betreffende bedrijf precariobelasting betaalt voor het gebruik of genot van gemeentegrond.
Het binnenhavengeld wordt geheven bij wege van aanslag, indien een vaste ligplaatsvergunning is afgegeven. In alle overige gevallen bij wege van voldoening op aangifte.
Artikel 11 Aangifte; aanslag; betaling
Het binnenhavengeld moet overeenkomstig de aangifte aan de teammanager van het Team Vergunningen Openbare Ruimte behorende bij het Cluster Publiekszaken, Handhaving en Veiligheid, of diens rechtsopvolger, worden betaald op de eerste werkdag volgende op de dag van aankomst van het vaartuig in het havengebied, doch vóór het tijdstip waarop het vaartuig uit het havengebied vertrekt.
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan het binnenhavengeld worden betaald binnen 14 dagen na de dag van aankomst van het vaartuig in het havengebied, mits ten genoegen van de teammanager van het Team Vergunningen Openbare Ruimte behorende bij het Cluster Publiekszaken, Handhaving en Veiligheid, of diens rechtsopvolger, zekerheid tot betaling van het binnenhavengeld is gesteld.
Indien het vaartuig in de loop van een termijn, die in de tarieventabel is aangeduid als een termijn per reis, uit het havengebied vertrekt en daar in de loop van die termijn terugkeert, begint bij de terugkeer een nieuwe termijn en neemt met betrekking tot de laatstbedoelde termijn het gebruik van het havengebied opnieuw een aanvang.
Bij voortgezet verblijf in het havengebied, na afloop van de termijn waarvoor binnenhavengeld is betaald, begint een nieuwe termijn en neemt met betrekking tot de laatstbedoelde termijn het gebruik van het havengebied opnieuw een aanvang. Alsdan moet opnieuw aangifte en betaling overeenkomstig het 2e lid plaatsvinden.
Artikel 12 Teruggaaf en overschrijving
Van het binnenhavengeld dat wordt betaald naar een termijn van een jaar wordt, indien het gebruik van het havengebied is geëindigd voor het verstrijken van de termijn, op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige, restitutie verleend voor zoveel twaalfden van het betaalde bedrag als er in dat jaar na de beëindiging van het gebruik van het havengebied volle maanden overblijven, met dien verstande dat bedragen beneden € 11,48 niet worden teruggegeven.
Indien een vaartuig wordt vervangen door een ander vaartuig wordt deze wijziging ingevoerd met ingang van het nieuwe kalenderjaar. De voor het lopende belastingjaar opgelegde aanslag blijft in stand. De situatie op 1 januari, dan wel bij aanvang belastingplicht gedurende het belastingjaar, vormt de grondslag voor het vaststellen van de aanslag.
Artikel 13 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders
Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de binnenhavengelden.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel
De "Verordening binnenhavengeld 2019" van 18 december 2018 met de daarbij behorende tarieventabel wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Bijlage 1: Tarieventabel behorende bij de verordening binnenhavengeld 2020
Toelichting op de wijzigingen in de verordening op de heffing en invordering van binnenhavengeld 2020.
Uit dit artikel is een aantal definities geschrapt. Door de nieuwe verordening Bedrijfs- en pleziervaartuigen 2017 wordt een groot aantal vaartuigen volgens het ‘boxen-systeem’ belast. Het type vaartuig is dan niet meer relevant.
Toegevoegd is de zinsnede “Belastingplichtig is de houder van een ligplaatsvergunning en bij gebreke van een ligplaatsvergunning”. Reden hiervoor is dat niet altijd de eigenaar te achterhalen is.
Artikel 6 Tariefberekening en toepassing
De leden 1 en 2 zijn ten opzichte van de verordening 2019 omgewisseld om het leesbaarder te maken. Een inhoudelijke wijziging is niet beoogd.
Artikel 1.c is nieuw ingevoegd. Nu het mogelijk is om in een box verschillende vaartuigen neer te leggen, wordt voor de bepaling van de hoogte van het tarief gekeken welk vaartuig de meeste oppervlakte in beslag neemt.
Uit de tarieventabel is een aantal posten verwijderd. Nu het ‘boxen-systeem’ wordt gehanteerd, is het niet meer van belang welk soort vaartuig het is.
voor historische vaartuigen die niet in categorie n of o vallen, waarvoor door het college van burgemeester en wethouders een vaste ligplaats is toegestaan, die aantoonbaar ingeschreven zijn bij het Register Varend Erfgoed Nederland of in het Nationaal Register Mobiel Erfgoed, per kalenderjaar of gedeelte daarvan per box
In de tarieventabel zijn nieuwe posten opgenomen. Ook dit heeft te maken met het ‘boxen-systeem. Niet meer van belang is het soort vaartuig, maar de aandrijving. Elektrisch aangedreven vaartuigen worden minder belast dan vaartuigen met een fossiele brandstofmotor. Deze tabelposten zijn onder d. en e. opgenomen.
Eveneens nieuw is tabelpost h.
Sinds de inwerkingtreding van de Bedrijfs- en Pleziervaartuigenverordening 2017 en het Ligplaatsenplan kunnen bedrijven die gesitueerd zijn aan het water (aan een als particulier aangemerkte wal) en daar watergebonden activiteiten uitvoeren een ligplaatsvergunning bij het college aanvragen. Dit kunnen onder meer scheepsreparatiebedrijven zijn. Het tarieventabel behorende bij de Verordening Binnenhavengeld 2019 voorziet echter niet in een goede categorie om binnenhavengeld in rekening te brengen bij scheepsreparatiebedrijven. Met de toevoeging onder ‘h’ wordt hier in voorzien.