Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelastingen (Verordening parkeerbelastingen 2020) |
Citeertitel | Verordening parkeerbelastingen 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2019.
De ingangsdatum van heffing is 1 januari 2020.
artikel 225 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-12-2019 | 01-02-2021 | nieuwe regeling | 03-12-2019 | Z158F39A89A |
Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden:
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een voertuig dat is ingeschreven in het - krachtens de Wegenverkeerswet 1994 - aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig of brommobiel opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op grond van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
De belastingen genoemd in artikel 2, onderdeel a, zijn niet verschuldigd indien het voertuig is voorzien van een geldige gehandicaptenparkeerkaart, mits het voertuig geparkeerd is op een algemene gehandicaptenparkeerplaats en mits de gehandicaptenparkeerkaart zodanig in of aan het motorvoertuig is geplaatst, dat deze met het oog op toezicht en controle van buitenaf goed zicht- en leesbaar is.
Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel
De "Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2019", van 18 december 2018, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 4 april 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Bijlage 1: TARIEVEN- EN KOSTENTABEL, BEHORENDE BIJ DE VERORDENING PARKEERBELASTINGEN 2020
Onderdeel I. In deze tabel wordt verstaan onder:
Onderdeel II. Tarief van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de verordening.
Onderdeel III. Tarief van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de verordening.
Het tarief voor een parkeervergunning, voor het parkeren op bepaalde wegen of gedeelten van wegen en/of bepaalde tijden, bedraagt per aangegeven tijdseenheid bij een:
Onderdeel IV. Kosten van de naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de verordening.
De kosten van de naheffingsaanslag wordt, met inachtneming van het “Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen” vastgesteld op € 64,50.
Kaart behorende bij Aanwijzing terreinen, weggedeelten en tijdstippen voor betaald parkeren als bedoeld in de geldende parkeerverordening en de geldende verordening parkeerbelastingen (parkeerrestrictiegebied) K.31.1
Artikelsgewijze toelichting op de wijzigingen in de verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2020
Oud artikel 10 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders
Dit artikel is uit de modelverordening geschrapt. De VNG heeft dit als volgt toegelicht:
De aanduiding 'nadere regels' heeft een andere kwalificatie (delegatie) dan wij met de bepaling beoogden. Bij invoering van de Derde tranche Algemene wet bestuursrecht is een aantal regelgevende bevoegdheden van de raad overgegaan op het college. Wij hebben toen de bepaling over het geven van nadere regels door het college in de modelverordeningen gemeentelijke belastingen opgenomen. Dit is gebeurd om duidelijk te maken dat er naast de belastingverordening nog andere regels over de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen (kunnen) gelden. Het ging ons niet om de gedelegeerde bevoegdheid om nadere regels te stellen, maar om bevoegdheden die het college ook zonder deze bepaling heeft. Gelet op de kwalificatie van 'nadere regels' en het gegeven dat er ook nog uitvoerings- en beleidsregels over de heffing en de invordering bestaan, hebben wij de bepaling over het geven van nadere regels door het college geschrapt.