Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Uitgeest

Huisvestingsverordening 1994

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Uitgeest
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening 1994
CiteertitelHuisvestingsverordening 1994
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpsubsidie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit is de vijfde wijziging van de oorspronkelijke 'Huisvestingsverordening 1994', vastgesteld bij Raadsbesluit van 30-06-1994, nummer 94/61.

Datum publicatie is bij benadering ingevuld.

Zie bijlage voor paragraaf 2.11

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-01-200701-07-2015nieuwe regeling

30-11-2006

Dagblad Kennemerland, 07-12-2006

nummer 06/86

Tekst van de regeling

HUISVESTINGSVERORDENING 1994

Verordening vastgesteld bij Raadsbesluit van 30 juni 1994, nummer 94/61

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

Wijziging: bij Raadsbesluit van 30 maart 1995, nummer 95/18, in werking getreden op 01 mei 1995

Wijziging: bij Raadsbesluit van 26 februari 1998, nummer 98/11, in werking getreden op 01 maart 1998

Wijziging: bij Raadsbesluit van 20 december 2001, nummer 01/115, in werking getreden deels op 1 juli 2001 en deels op 1 januari 2002

Wijziging: bij Raadsbesluit van 28 mei 2003, nummer 03/37

Wijziging bij Raadsbesluit van 30 november 2006, nummer 06/86, in werking getreden met ingang van 12 ja-nuari 2007.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. besluit: het Huisvestingsbesluit;
b. doorstromer:de woningzoekende, die bij vertrek uit de huidige woonruimte een huurwoning in de regio leeg achterlaat die via artikel 2.6.1 wordt aangeboden;
c. economische binding:het daaromtrent in artikel 2 van het besluit bepaalde;
 De tekst van artikel 2 van het besluit ten aanzien van economische binding luidt: economische binding aan een gebied: de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit dat gebied;
d. eigenaar:het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de wet bepaalde;
 De tekst van artikel 1, lid 2, van de wet luidt: onder eigenaar van een woonruimte of gebouw wordt verstaan: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van die woonruimte of dat gebouw.
e. huishouden:een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;
f. huisvestings-vergunning:de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;
 De tekst van artikel 7 van de wet luidt: Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte, aan gewezen overeenkomstig artikel 5, in gebruik te nemen voor bewoning. Het is verboden een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, voor bewoning in gebruik te geven aan een persoon die niet beschikt over een huisvestingsvergunning. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid, wordt het in gebruik nemen of geven van een woonwagen, die op een standplaats staat, of van een woonschip dat op een ligplaats ligt, aangemerkt als het in gebruik nemen 0/geven van die standplaats onderscheidenlijke ligplaats.
g. huurprijs:het daaromtrent in artikel 1, sub 1.f, van de Wet bepaalde;
 De tekst van artikel 1, sub 11, van de wet luidt: huurprijs: de prijs die tij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand
h. huurprijsgrens:het daaromtrent in artikel 6, lid 3, van de wet bepaalde;
 De tekst van artikel 6, 2e en 3e lid, van de wet luidt: 2. Behoudens het bepaalde in het vierde lid, kan, indien de koopprijs onderscheiden/ijk de huurprijs daarvan de ter zake in het derde lid gestelde grens te boven gaat, een aanwijzing evenmin betreffen: a.) woonruimten die in gebruik zul/en worden genomen door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek, en die hetzij niet eerder bewoond zijn geweest, hetzij sedert de eerste ingebruikname, dan wel gedurende ten minste zes maanden waarin zij laatste/ijk bewoond zijn geweest, bewoond werden door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek, en b.) andere woonruimten dan bedoeld onder a. 3. De grenzen bedoeld in het tweede lid, bedragen: a.) voor de aanwijzing van woonruimten als bedoeld in dat lid, onder a: het in de betrokken gemeente geldende hoogste bedrag voor de koopsom van een woonruimte, voor het verkrijgen in eigendom waan van aan degene die zodanige woonruimte als eigenaar zal bewonen, afhankelijk van de hoogte van diens inkomen, krachtens wettelijk voorschrift van overheidswege steun kan worden verstrekt; b.) voor de aanwijzing van woonruimten als bedoeld in dat lid, onder b: een twaalfde deel van het bedrag, op het tijdstip van de aanwijzing genoemd in artikel 16 van de Wet individuele huursubsidie (Stb. 1990,394).
i. ingezetene:degene die in het bevolkingsregister van één der gemeenten in het gewest IJmond is opgenomen, en feitelijk in het gewest IJmond hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning bestemde woonruimte;
j. inkomen:onder “inkomen” wordt verstaan: het rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 3 van de Huursubsidiewet.
k. koopprijs:het daaromtrent in artikel 1, sub g, van de wet bepaalde;
 De tekst van artikel 1, sub g, van de wet luidt koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald.
l. koopprijsgrens:het daaromtrent in artikel 6, lid 3, van de wet bepaalde
m. ligplaats:een ligplaats is op grond van de Wet op de woonschepen als zodanig aangewezen;
n. maatschappelijke binding:het daaromtrent in artikel 2 van het besluit bepaalde;
 De tekst van artikel 2 van het besluit ten aanzien van maatschappelijke binding luidt: maatschappelijke binding aan een gebied: de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat maatschappelijke binding in elk geval wordt aan genomen ten aanzien van personen die ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied;
o. Onttrekkings-vergunning:de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;
 De tekst van artikel 30 van de wet luidt: 1. Het is verboden een woonruimte die behoort tot een door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening daartoe met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad aangewezen categorie, zonder vergunning van burgemeester en wethouders: a.) aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is; b.) met andere woonruimte samen te voegen; c.) van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten. 2. Onder zelfstandige woonruimte als bedoeld in het eerste lid, ouder c, wordt verstaan een woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte. 3. Woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, wordt tevens aangewezen overeenkomstig het eerste lid, tenzij een zodanige aanwijzing naar het oordeel van de gemeenteraad met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimte voorraad niet noodzakelijk is.
p. regio:het grondgebied van de gemeenten Beverwijk, Castricum, Heemskerk, Uitgeest en Velsen; deze gemeenten nemen deel in de gemeenschappelijke regeling Gewest IJmond;
q. regionale volkshuisvestings-commissie:de commissie van portefeuillehouders volkshuisvesting en woonruimteverdeling in de regio.
r. standplaats:een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet (Stbl. 1968, 98), of een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet (Stbl. 1991, 439);
s. starter:de woningzoekende, die geen doorstromer is;
t. toetsings-commissie:de commissie, die aan burgemeester en wethouders een bindend advies uitbrengt over het al dan niet verstrekken van een urgentieverklaring, die door een woningzoekende is aangevraagd;
u. wet:de Huisvestingswet;
v. woningzoekende:het huishouden dat in het register als bedoeld in artikel 2.2.3 is ingeschreven;
w. woonruimte:het daaromtrent in artikel 1, sub 1 .b, van de wet bepaalde;
 De tekst van artikel 1, sub b. 1, van de wet luidt: woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet te zamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden. én het daaromtrent in artikel 1, sub 3, van de wet bepaalde; De tekst van artikel 1, sub 3, van de wet luidt: in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder woonruimte mede begrepen: a.) een standplaats voor een woon wagen; b.) een ligplaats voor een woonschip

HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE

Paragraaf 2.1 Werkingsgebied

Artikel 2.1.1 Huurprijs- en koopprijsgrens

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:

  • a.

    woonruimten met een huur$rijs beneden de huurprijsgrens, en b. woonruimten met een koopprijs beneden de koopprijsgrens.

Artikel 2.1.2 Nadere beperking

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.1 is het bepaalde in dit hoofd¬stuk niet van toepassing op:

  • a

    woonruimten, als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de wet (inwoning, woonwagens, woonschepen en bejaardenoorden);

Paragraaf 2.2 Inschrijving

Artikel 2.2.1 Leeftijd

Tenminste één van de leden van het huishouden moet meerderjarig zijn.

Artikel 2.2.2 Verblijfsstatus

De leden van het huishouden moeten óf de Nederlandse nationaliteit bezitten óf over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken.

Artikel 2.2.3 Regionaal register van woningzoekenden
1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden.
2. In dit register worden op hun verzoek als woningzoekenden ingeschreven:
 de huishoudens die een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.5.1 bezitten; de huishoudens die in aanmerking komen om op een voordracht als bedoeld in artikel 2.9.2 te worden geplaatst; de huishoudens waarvan tenminste één der volwassen leden een economische of maatschappelijke binding met de regio heeft, danwel gedurende een termijn van tenminste één jaar ingezetene van de regio is, danwel in de positie verkeert als aangegeven in artikel 5, lid 1, van het besluit.
 De tekst van artikel 5, lid 1, van het besluit luidt: Behoudens het bepaalde in het tweede lid, wordt geen onderscheid naar economische of maatschappelijke binding gemaakt ten aanzien van woningzoekenden: waarvan redelijkerwijs niet of niet meer verwacht kan worden dat zij door het duurzaam verrichten van arbeid in hun bestaan voorzien, zoals gepensioneerden, ernstig invaliden en langdurig werklozen; die als remigranten wensen terug te keren naar Neder¬land of zijn teruggekeerd, doch nog niet over passende huisvesting beschikken; die ingevolge de Vreemdelingen wet als vluchteling zijn toegelaten, danwel om klemmende redenen van humanitaire aard, of om redenen, verband houdend met omstandigheden in hun land van nationaliteit, in het bezit zijn gesteld van een vergunning tot verblijf als bedoeld in die wet, indien zij die in verband met die omstandigheid woonruimte behoeven; die na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven; die een procedure tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed aanhangig hebben gemaakt en een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 825b en 825c van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering hebben verkregen, indien zij in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven.
3. In afwijking van het gestelde in lid 2, sub c, geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet, indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het besluit.
 De tekst van artikel 6 van het besluit luidt: Een onderscheid naar economische of maatschappelijke binding wordt niet gemaakt ten aanzien van woningzoekenden: die een huisvestingsvergunning aanvragen met het oog op een voorgenomen woningruil, indien tenminste één der bij de ruil betrokken partijen behoort tot een categorie, genoemd in artikel 5, eerste l lid, of aan de ruil een aanvaarding van een werkkring te grondslag ligt; die als personeel in dienst zijn van het Europees laboratorium voor ruimtetechnologie van de European Space Research Organisation en hun functie in Nederland uitoefenen.

Artikel 2.2.4 Verzoek om inschrijving
  • 1.

    Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven in het in het vorige artikel bedoelde register wordt gericht aan burgemeester en wethouders en is alleen mogelijk met behulp van het door de gezamenlijke gemeenten vastgestelde inschrijfformulier woningzoekenden Gewest IJmond".

  • 2.

    Het verzoek tot inschrijving 'dient vergezeld te gaan van de op het formulier aangegeven bewijsstukken.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen een verzoek tot inschrijving afwijzen indien de aanvrager tenminste twee maal na rechterlijk vonnis een woning heeft moeten ontruimen.

Artikel 2.2.5 Bewijs van inschrijving
1.Burgemeester en wethouders verstrekken, na betaling van het verschuldigde inschrijfgeld, aan de in het register ingeschreven woningzoekende een bewijs van inschrijving,
2.Het bewijs van inschrijving blijft: behoudens het in het vierde lid gestelde, één jaar geldig.
3.De inschrijving in het register wordt steeds met een jaar verlengd, indien de woningzoekende minstens één maand voor het eindigen van de in het vorige lid bedoelde termijn daarom door indiening van het "inschrijfformulier" heeft verzocht.
4.Burgemeester en wethouders halen een inschrijving door, indien:
 de woningzoekende daarom verzoekt; de woningzoekende een woning in de regio heet: aanvaard; de woningzoekende niet meer voldoet aan de eisen genoemd in artikel 2.2.3 van de verordening; gebleken is dat de woningzoekende onjuiste inlichtingen heet: verstrekt danwel inlichtingen heeft verzwegen welke van belang kunnen zijn voor het toewijzen van passende woonruimte.
5.Burgemeester en wethouders bevestigen de doorhaling van een inschrijving schriftelijk aan de belanghebbende

Artikel 2.2.6 Regionale registratie
  • 1.

    Eigenaren van woonruimte die zelf een registratie van woningzoekenden bijhouden zijn verplicht de informatie waarover zij in dat verpand beschikken aan burgemeester en wethouders te verstrekken ten einde deze met de informatie uit het in artikel 2.2.3 bedoelde register van woningzoekenden samen te voegen tot een voor het gehele gewest geldend regionaal register van woningzoekenden.

Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning

Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste
  • 1.

    Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte als bedoeld in paragraaf 2.1, in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2.

    Het is verboden een woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
1. De aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders door inlevering van het ingevulde 'aanvraagformulier huisvestingsvergunning" met de daarop vermelde gegevens en bewijsstukken.
2. Burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet verder te behandelen, indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning voor de in de aanvraag aangegeven woonruimte krijgt, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen, een en ander echter met uitzondering van de gevallen, genoemd in artikel 23, lid 3, van de wet (medehuurderschap).
 De tekst van artikel 23, lid 3, van de wet luidt: Een bepaling als bedoeld in het tweede lid, blijft buiten toepassing, indien de aanvraag is gedaan met het oog op het bepaalde in artikel 1 623h, zesde lid, 1623i. derde lid, of 1623l. eerste lid, van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek,
3. Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:
 de mededeling dat binnen twee maanden na de datum waarop de vergunning wordt afgegeven, of wel waarop de woonruimte voor bewoning beschikbaar is, van de huisvestingsvergunning gebruik moet worden gemaakt; de namen van de personen die als vergunninghouder worden aangemerkt; het aantal personen dat de woonruimte in gebruik neemt.

Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening
1.  Burgemeester en wethouders verlenen, met inachtneming van de volgorde als bepaald in paragraaf 2.7, de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
 a.het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge paragraaf 2.2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen.
 b.de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in para¬graaf 2.4 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt;
 c.Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien het inkomen van het huishouden in redelijke verhouding tot de huurprijs van de woning staat. Bij het verlenen van de huisvestingsvergunning voor het in gebruik nemen van woningen met een rekenhuur als bedoeld in artikel 5 van de Huursubsidiewet (HSW), die gelijk is of lager is dan de aftoppingsgrens, bedoeld in artikel 20, tweede lid van de HSW, wordt zoveel mogelijk voorrang verleend aan woningzoekenden die een zodanig rekeninkomen als bedoeld in artikel 3 van de HSW genieten, dat zij een beroep kunnen doen op de huursubsidie in de zin van artikel 1, onderdeel e van de HSW. Bij de bepaling van dit rekeninkomen kan de gemeente gebruik maken van het meest recente inkomen van de woningzoekende.
2.  Het in paragraaf 2.7 bepaalde geldt niet:
   als de woonruimte door de eigenaar wordt betrokken; als er sprake is van medehuurderschap of voorgenomen woningruil, als bedoeld in artikel 9 van het besluit.
   De tekst van artikel 9 van het besluit luidt: Voor zover de verordening bepaalt dat bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden als bedoeld in artikel 11, eerste lid, of artikel 12, eerste lid, van de wet, voorziet de verordening erin dat de desbetreffende bepalingen buiten toepassing blijven, indien een huisvestingsvergunning wordt aangevraagd: door degene die ingevolge artikel1623g, eerste lid, of 1623h, eerste lid, van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek medehuurder van de betrokken woonruimte was, indien deze de huurovereenkomst voortzet krachtens artikel 1623g, derde lid, 1623h, zesde lid, of 1623i eerste lid, van Boek 7A van dat wetboek; met het oog op een voorgenomen ruil van woonruimte; door personeel als bedoeld in artikel 6, onder b.
3.  De huisvestingsvergunning kan eveneens verleend worden, indien de woonruimte met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.4 passender geacht wordt voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt dan de woonruimte welke het huishouden verlaat.

Artikel 2.3.4 Vruchteloze aanbieding
1.  In afwijking van het in artikel 2.3.3 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 2 en 3 weergegeven procedure gedurende drie maanden vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.3.3 voor die woonruimte in aanmerking komen.
2.  De eigenaar moet de woonruimte in geval van een koopwoning in de in het vorige lid genoemde termijn tenminste 2 maal door middel van een advertentie, geplaatst in dag- en weekbladen die in de regio verschijnen, te koop hebben aangeboden.
   Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:
 a.het adres van de woonruimte;
 b.de overeenkomstig artikel 26, lid 2, van de wet bepaalde koopprijs van de woonruimte;
   De tekst van artikel 26, lid 2, van de wet luidt: Het eerste lid is slechts van toepassing: ingeval de woonruimte te huur wordt aangeboden en de Huurprijzenwet woonruimte op die woonruimte van toepassing is: indien de gevraagde huurprijs niet hoger is dan de voor de betrokken woonruimte ingevolge dis wet geldende maximaal redelijke huurprijs; ingeval de woonruimte te huur wordt aangeboden en de Huurprijzenwet woonruimte niet op die woonruimte van toepassing is: indien de gevraagde huurprijs niet hoger is dan redelijk is, gelet op de huurprijs die in het economisch verkeer voor vergelijkbare woonruimte wordt overeengekomen. ingeval de woonruimte te koop wordt aangeboden: indien de koopprijs niet hoger is dan redelijk is gelet op de waarde van de woonruimte in het economisch verkeer.
 c.de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 2.3.3, lid 1, de voorkeur genieten.
     
   De in het vorige lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.

Artikel 2.3.5 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrek¬ken, indien:

  • a

    de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

  • b

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoe¬den dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf 2.4 Passendheid

Artikel 2.4.1 Verhouding inkomen - huurprijs
1.Het inkomen van het huishouden moet in een redelijke verhouding tot de huurprijs van de woonruimte staan.
2.Bij de toepassing van het gestelde in lid 1 hanteren burgemeester en wethouders de huurprijs- en inkomensgrenzen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Besluit beheer sociale huursector, respectievelijk artikel 8, tweede lid, van het Huisvestingsbesluit, de volgende tabel voor de bepaling van de verhouding tussen de huurprijs en het daarbij ten hoogste toegestane inkomen.

Per 1 juli 1994 gelden de volgende bedragen:

HUURPRIJSINKOMEN      
 alleenst < 65 jralleenst ≥ 65 jrmphh < 65 jrmphh ≥ 65 jr
         
huurprijs < f 600,- per maand≤ f 35.000≤ f 29.000≤ f 46.000≤ f 39.000
huurprijs f 600,- tot huurprijsgrens> f 35.000> f 29.000> 46.0000> f 39.000

3.Indien voor een woonruimte met een huurprijs van minder dan de in lid 2 aangegeven grens geen gegadigde met een inkomen overeenkomstig de in het vorige lid weergegeven tabel bij burgemeester en wethouders bekend is, wordt de woonruimte ook passend geacht voor een gegadigde met een hoger inkomen;
4.Voor de bepaling van het inkomen dat in de in lid 2 weergegeven tabel wordt toegepast hanteren burgemeester en wethouders de volgende nadere uitvoeringsregels: als inkomen wordt het laatst bekende belastbare jaarinkomen gehanteerd; als bewijsstuk hierbij geldt de daarop betrekking hebbende aanslag in de inkomstenbelasting; indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is opgelegd, geldt als bewijsstuk de laatste jaaropgave van de werkgever(s) of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto-inkomen; indien de aanvrager kan aantonen dat het inkomen sinds de vaststelling van het laatst bekende inkomen overeenkomstig a en b is verminderd of spoedig zal verminderen (bijvoorbeeld in verband met pensionering of VUT), geldt in afwijking van het in sub a gestelde dat lagere inkomen; burgemeester en wethouders kunnen de woningzoekende vragen een zgn. IB-60 formulier met betrekking tot het meest recente kalenderjaar te overleggen ter verificatie van het opgegeven huishoudeninkomen; indien alleen bewijsstukken van het meest recente bruto-inkomen worden gehanteerd, maken burgemeester en wethouders een omrekening van bruto-inkomen naar belastbaar inkomen.
5.Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met de woningbeheerder nadere afspraken te maken over verruiming of verenging van deze normen indien de woningmarkt dit vereist, met dien verstande dat de goedkope woningen altijd bij voorrang aan de lagere inkomensgroepen, zoals gedefinieerd in artikel 8, lid 2, van het Huisvestingsbesluit en in artikel 13, lid 1, van het Besluit Beheer Sociale Huurwoningen, worden toegewezen.
Artikel 2.4.2 Bezettingsnorm
1.De omvang van het huishouden moet passen bij de grootte van de woonruimte.
2.Bij de toepassing van lid 1 hanteren burgemeester en wethouders de volgende tabel voor de bepaling van de verhouding tussen het aantal leden van het huishouden en het daarbij ten hoogste toegestane aantal kamers van de woonruimte:

Omvang huishoudenMaximum kamertal
1 persoon3
2 personen4
3 personen4
4 personen5
5 personen6
6 personen6 of meer

3.Voor de toepassing van de in het vorige lid weergegeven tabel hanteren burgemeester en wethouders de volgende uitvoeringsregel: bij éénouderhuishoudens telt het hoofd van het huishouden voor twee personen.
4.Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met de woningbeheerder nadere afspraken te maken over verruiming of vereniging van deze normen indien de woningmarkt dit vereist.
5.Burgemeester en wethouders leggen de doelgroep per woningtype, eventueel op complexniveau, in een convenant met de woningbeheerders vast.

Paragraaf 2.5 Urgentie

Artikel 2.5.1 Urgentieverklaring
  • 1.

    Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere> woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring te verstrekken.

  • 2.

    De urgentieverklaring houdt het volgende in:

    • a.

      de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende dringend noodzakelijk is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge overeenkomstig artikel 2.8 bemiddeling zullen verlenen bij het verkrijgen van een (andere) woonruimte;

    • b.

      de mededeling dat de bemiddeling/urgentieverklaring beperkt is tot een bepaald soort woonruimte in een bepaald deel van de woningmarkt en een geldigheidsduur heeft van 3 maanden.

  • 3.

    Een urgentieverklaring wordt aangevraagd bij burgemeester en wethouders door indiening van een formulier "urgentieverklaring huisvesting" met de daarbij behorende gegevens en bewijsstukken.

Artikel 2.5.2 Toetsingscommissie 3

Vervallen

Artikel 2.5.3 Criteria voor verlening van een urgentieverklaring

Burgemeester en wethouders verlenen slechts dan een urgentieverklaring aan een woningzoekende als de woonsituatie een zeer ernstige bedreiging vormt voor de lichamelijke en/of sociaal/psychische gezondheid van betrokkene of de woningzoekende behoort tot de voorrangsgroepen.

Artikel 2.5.4 Wijziging, intrekking en verlenging van een urgentieverklaring
  • 1.

    Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van de afgegeven urgentieverklaring te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de woningzoekende gebracht door middel van de verstrekking van een gewijzigde urgentieverklaring, waarbij tevens wordt meegedeeld dat de voordien verstrekte urgentieverklaring is vervallen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een urgentieverklaring intrekken, indien:

    • a.

      aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring niet meer aan de eisen wordt voldaan;

    • b.

      de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders zullen de geldigheidsduur van een urgentieverklaring verlengen indien aan de vereisten voor het verkrijgen van deze verklaring nog wordt voldaan en de woningzoekenden in voldoende mate heeft gedongen naar het woningaanbod van passende woonruimte.

Paragraaf 2.6 Woningaanbod

Artikel 2.6.1 Bekendmaking

Het college van burgemeester en wethouders zorgt ervoor dat het aanbod van woonruimte als bedoeld in artikel 2.1 .1, onder a, op heldere en toegankelijke wijze aan de woningzoekenden kenbaar gemaakt wordt.

Artikel 2.6.2 Verantwoording

Het college van burgemeester en wethouders zorgt ervoor dat na vergunningverlening van woonruimte als bedoeld in artikel 2.1.1, onder a, de kenmerken van het huishouden welke de huisvestingsvergunning heeft verkregen op heldere en toegankelijke wijze aan de woningzoekenden kenbaar gemaakt wordt.

Paragraaf 2.7 Volgorde

Artikel 2.7.1 Starters en doorstromers

Wanneer meerdere woningzoekenden zich naar aanleiding van een aanbod als vermeld in artikel 2.6.1 als gegadigden melden en zij, gelet op de toelatings- en passendheidscriteria in aanmerking komen, dan wordt -indien een woning is bestemd voor starters - de volgorde bepaald door de leeftijd en - indien een woning is bestemd voor doorstromers - door de duur van het verblijf in de te verlaten woonruimte.

Artikel 2.7.2 Voorrang bij urgentieverklaring

Als de specificatie van het woningtype in de urgentieverklaring van een woningzoekende overeenkomt met de aangeboden woning waarnaar deze woningzoekende dingt, dan heeft deze voorrang boven andere woningzoekenden.

Artikel 2.7.3 Volgorde urgentieverklaringen

Indien meerdere woningzoekenden met een passende urgentieverklaring reageren op een aangeboden woning dan worden zij in de volgorde van de afgiftedatum van de urgentieverklaring kandidaat voor de aangeboden

woonruimte.

Artikel 2.7.4 Voorrang urgente inwoners Castricum en Uitgeest

Wanneer in de gemeente Castricum en in de gemeente Uitgeest meerdere woningzoekenden met een passende urgentieverklaring op een aangebo¬den woning dingen, dan hebben de ingezetenen van de gemeente waarin de aangeboden woonruimte ligt voorrang op de andere woningzoekenden met een urgentieverklaring.

Paragraaf 2.8 Bemiddeling

Artikel 2.8.1 Bemiddeling
  • 1.

    Voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring en die zelfstandig niet in staat zijn te reageren op het vrijkomende woningaanbod, bemiddelen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woonruimte, opdat aan hen een overeenkomstig paragraaf 2.4 passende en overeenkomstig artikel 2.5.1, lid 2, sub b, nader omschreven woonruimte wordt aangeboden.

  • 2.

    Voor woningzoekenden die zelfstandig niet in staat zijn te reageren op het vrijkomende woningaanbod bemiddelen burgemeester en wethouders bij eigenaren van die woonruimte, opdat aan hen een overeenkomstig paragraaf 2.4 passende woonruimte wordt aangeboden.

  • 3.

    De bemiddeling vervalt nadat de woningzoekende tweemaal een aanbieding van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte heeft geweigerd.

Paragraaf 2.9 Leegmelding en voordracht

Artikel 2.9.1 Melding van ter beschikking komen

1. De eigenaar van een woonruimte, als bedoeld in artikel 2.1.1, onder a, is verplicht het ter beschikking komen van die woonruimte onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden. Het daaromtrent in artikel 18 van de wet bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
 De tekst van artikel 18 van de wet luidt: De eigenaar van een woonruimte die is aangewezen overeenkomstig artikel 12, eerste lid, is verplicht het ter beschikking komen van de woonruimte onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden. Gelijktijdig met de melding, bedoeld in het eerste lid, kan de eigenaar aan burgemeester en wethouders een woningzoekende voordragen. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de woonruimte zal worden bewoond door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek, en de woonruimte gedurende tenminste de zes maanden waarin deze laatstelijk bewoond is geweest, bewoond werd door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek.
2. Een woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, wanneer:
 degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eigenaar het gebruik daarvan heeft opgezegd; de woonruimte is ontruimd; de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts korte tijd het geval is; op enigerlei andere wijze is gebleken dat de woonruimte te huur of vrij van huur te koop is.
3. Het aantal kamers dat de woonruimte telt op het moment van in verhuur brengen is bepalend voor de toepassing van artikel 2.4.2 (bezettingsnorm).
4. De eigenaar dient de burgemeester of door de burgemeester aan te wijzen gemeenteambtenaren in de gelegenheid te stellen de woonruimte te inspecteren ter vaststelling van de in de vorige leden genoemde gegevens.

Artikel 2.9.2 Voordracht
1.  Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de wet kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte, als bedoeld in paragraaf 2.1, met uitzondering van het in artikel 2.1.1, onder b, bepaalde, een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan een door burgemeester en wethouders aangegeven woningzoekende doen.
   De tekst van artikel 19 van de wet luidt:
 1.Tot uiterlijk 14 dagen nadat het ter beschikking komen van een woonruimte ingevolge artikel 18, eerste lid, is gemeld, kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar een of meer woningzoekenden voordragen die behoren tot de ingevolge artikel 12, tweede lid, aangewezen categorieën.
 2.Bij het opstellen van de voordracht slaan burgemeester en wethouders acht op de rangorde naar urgentie, zoals die ingevolge artikel 12, tweede lid, is vastgesteld.
   De tekst van artikel 20 van de wet luidt:
   In afwijking van artikel 19, eerste lid, doen burgemeester en wethouders geen voordracht, indien aan de door de eigenaar voorgedragen woningzoekende op grond van de ingevolge de artikelen 9, 10 en 11 geldende eisen een huisvestingsvergunning kan worden verleend en er voor het doen van een voordracht geen in aanmerking komende woningzoekenden zijn ingeschreven wier behoefte aan woonruimte urgenter is dan die van de door de eigenaar voorgedragen woningzoekende.
   De tekst van artikel 21 van de wet luidt:
 1.Burgemeester en wethouders kunnen de voordracht intrekken, indien de voordracht niet leidt tot een totstandkoming van een overeenkomst tussen de eigenaar en een der voorgedragen woningzoekenden, uit kracht waarvan die woningzoekende gerechtigd is de betrokken woonruimte voor bewoning in gebruik te nemen.
 2.Gelijktijdig met de intrekking van een voordracht overeenkom¬stig het eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar opnieuw een of meer woningzoekenden voordragen die behoren tot de ingevolge artikel 12, tweede lid, aangewezen categorieën. Artikel 19, tweede lid, artikel 20 en het eerste lid van dit artikel zijn van toepassing.
 3.In afwijking van het tweede lid kan geen nieuwe voordracht meer worden gedaan, zodra 10 weken zijn verstreken nadat het ter beschikking komen van de woonruimte ingevolge artikel 18, eerste lid, is gemeld.
2.  Voor plaatsing op de in het vorige lid bedoelde voordracht komen in aanmerking de woningzoekenden die zich naar aanleiding van een aanbod als vermeld in artikel 2.6.1 als gegadigde hebben aangemeld voor de woonruimte.
3.a.Binnen 2 weken nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte ter beschikking is gekomen zenden burgemeester en wethouders een voordracht van ten hoogste 3 woningzoekenden, of berichten zij 'aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan. Van de voordracht worden de desbetreffende woningzoekenden door burgemeester en wethouders schriftelijk in kennis gesteld.
 b.Binnen 2 weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende(n) te benaderen en burgemeester en wethouders schriftelijk te berichten of met (een van) de voorgedragen woningzoekende(n) een huurovereenkomst afgesloten zal worden. Indien de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) weigert, dient hij de reden daarvan aan burgemeester en wethouders te berichten. Burgemeester en wethouders stellen de voorgedragen woningzoekende(n) hiervan in kennis en geven daarbij aan wat het vervolg van de procedure zal zijn. Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), dient (dienen) hij (zij) de reden daarvan schriftelijk aan burgemeester en wethouders te berichten.
4.  Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), of de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) om naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde redenen weigert, kan een tweede voordracht worden gedaan binnen 2 weken nadat burgemeester en wethouders van de weigering in kennis zijn gesteld.
5.  Voorgedragen woningzoekenden worden geacht geweigerd te hebben, indien zij niet binnen 2 weken nadat zij van de voordracht in kennis zijn gesteld aan de eigenaar of aan burgemeester en wethouders hebben laten weten dat zij de aangeboden woonruimte accepteren.
6.  Het bepaalde in artikel 2.3.3, lid 1, sub b, blijft buiten toepassing, indien:
 a.burgemeester en wethouders hebben bericht dat geen voordracht zal worden gedaan;
 b.zij niet binnen de termijn als genoemd in lid 3, sub a, een voordracht hebben gedaan;
 c.alle door hen voorgedragen woningzoekenden de aangeboden woonruimte hebben geweigerd.
7.  Indien de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in lid 3, sub b, heeft gezonden of als hij de voorgedragen woningzoekende(n) zonder naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde reden weigert, kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig hoofdstuk IV van de wet tot vordering van de woonruimte overgaan.

Paragraaf 2.10 Afwijkende bepalingen voor bijzondere woonvormen

Artikel 2.10.1 Standplaatsen voor een woonwagen
  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2.3.3 wordt de huisvestingsvergunning voor een standplaats voor een woonwagen verleend, indien aan de volgende voorwaarde wordt voldaan:

    • a

      de standplaatszoekende kan aantonen dat hij is gerechtigd om volgens de Woonwagenwet in een woonwagen te wonen;

  • 2.

    Paragraaf 2.4 (passendheid) blijft ingeval van standplaatszoekenden buiten toepassing.

  • 3.

    Onverminderd het in artikel 2.10.1, lid 1 en 2, bepaalde geldt voor het deconcentratieproces in de gemeente Velsen de in 1989 vastgestelde en in 1993 gewijzigde "Standplaatsenverordening woonwagens 1989 van de gemeente Velsen

Artikel 2.10.2 Ligplaatsen voor een woonschip

Gereserveerd.

Paragraaf 2.4 (passendheid) blijft ingeval van ligplaatszoekenden buiten toepassing.

Artikel 2.10.3
  • 1.

    In afwijking van het in paragraaf 2.6 bepaalde zullen woningen voor ouderen met zorgcomponent niet gepubliceerd worden. Toewijzing hiervan vindt plaats via voordracht zoals bepaald in artikel 2.9.2 op basis van advies van de indicatiecommissie Midden-Kennemerland.

  • 2.

    In afwijking van het in paragraaf 2.6 bepaalde zullen aangepaste woningen niet gepubliceerd worden. Toewijzing hiervan vindt plaats via voordracht zoals bepaald in artikel 2.9.2.

  • 3.

    In afwijking van het in paragraaf 2.6 bepaalde zullen woningen welke bewoond worden door een woongroep niet gepubliceerd worden Over de toewijzing hiervan zullen overeenkomsten als bedoeld in artikel 2.11.1 gesloten worden.

Paragraaf 2.11 Organisatie en bevoegdheden

Artikel 2.11.1 Overeenkomsten

Zie bijlage.

Artikel 2.11.2

Zie bijlage.

HOOFDSTUK 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Paragraaf 3.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting

Artikel 3.1.1 Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woonruimte.

Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste

Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1:

  • a

    geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt in deze verordening verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden;

  • b

    met andere woonruimte samen te voegen;

  • c

    van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

Artikel 3.1.3 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
  • 1.

    De aanvraag van een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en desgevraagde bewijsstukken:

    • a

      naam en adres van de eigenaar;

    • b

      gegevens over de huidige situatie:

      • -

        aantal kamers;

      • -

        woonoppervlak;

      • -

        woonlaag;

    • c

      gegevens over de beoogde situatie:

      • -

        bestemming;

      • -

        bouwtekening/bouwvergunning;

    • d

      gegevens bij voorgenomen samenvoeging:

      • -

        verwachte huur- of koopprijs;

      • -

        naam van toekomstige bewoner;

      • -

        omvang van het huishouden van de toekomstige bewoners.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel

  • 3.

    Op of bij de onttrekkingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a

      de termijn waarbinnen van de onttrekkingsvergunning gebruik gemaakt moet worden;

    • b

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c

      de opgelegde compensatie;

    • d

      eventuele nadere voorwaarden.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor tijdelijke onttrekking, indien de onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte.

Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening
  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen de onttrekkingvergunning, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad.

  • 2.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruimte en één of meer betrokken woonruimten een huur- of koopprijs heeft beneden de huur- of koopprijsgrens en er, ongeacht de nieuwe huur- of koopprijs, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, voldoende compensatie als bedoeld in artikel 3.1.5 wordt geboden, wordt de onttrekkingvergunning in ieder geval verleend, indien:

    • a

      de samenvoeging of omzetting een woonruimte oplevert met een huur- of koopprijs beneden de huur- of koopprijsgrens, of

    • b

      bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaar-bewoner is, de bestemming tot bewoning gehandhaafd blijft en de samengevoegde woonruimte overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 2.4 passend is voor het huishouden van de eigenaar-bewoner, of

    • c

      de aanvraag geschiedt door een verhuurder/beheerder ten behoeve van een te krap wonend huishouden dat na samenvoeging passend woont overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 2.4.

  • 3.

    Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld, dat zowel het belang van aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, wordt de onttrekkingsvergunning verleend, indien voldoende compensatie als bedoeld in artikel 3.1.5 wordt geboden en overigens aan door burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden en voorschriften is voldaan.

Artikel 3.1.5 Compensatie
  • 1.

    Compensatie kan worden geboden door het toevoegen aan de woningvoorraad van andere, vervangende woonruimte, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de te onttrekken woonruimte.

  • 2.

    Compensatie kan ook worden geboden door betaling van compensatie. Voor de berekening van het aantal m2 te onttrekken woonruimte wordt uitgegaan van het begrip verblijfsgebied als bedoeld in het Bouwbesluit. Daarbij gelden de volgende prijzen:

    • -

      in geval van onttrekking aan de woonbestemming: € 90,76 per m2.

    • -

      in geval van samenvoeging of omzetting van woonruimte:€ 90.76 per m21

  • 3.

    Het fonds dat door deze compensatie wordt gevormd kan uitsluitend binnen het kader van de Volkshuisvesting worden aangewend.

Artikel 3.1.6 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:

  • a

    niet binnen de in artikel 3.1 .3 lid 3, sub a gestelde termijn nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting;

  • b

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

HOOFDSTUK 4 VERDERE BEPALINGEN

Artikel 4.1 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepas¬sing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 4.2 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.3.1, 2.2.6, 2.9.1 of 3.1.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 4.3 Handhaving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Met de opsporing van de bij artikel 4.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voorzover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de wet.

Artikel 4.4 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 4.5 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen de colleges van burgemeester en wethouders gezamenlijk overleg met de in de regio werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de regio op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 4.6 Verslaglegging

  • 1.

    Eigenaren van woonruimte waarmee geen overeenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 2.11.1 zijn verplicht jaarlijks aan de gemeenteraad verslag uit te brengen over de wijze waarop zij zorggedragen hebben voor de huisvesting van de volgende categorieën woningzoekenden:

    • a

      etnische minderheden;

    • b

      ouderen;

    • c

      jongeren;

    • d

      gehandicapten;

    • e

      asielzoekers;

    • f

      vrouwen uit opvanghuizen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze waarop het in het eerste lid genoemde verslag ingedeeld moet zijn.

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1 Overgangsbepaling

  • 1.

    De voor de inwerkingtreding van deze verordening gedane inschrijvingen van woningzoekenden worden geacht inschrijvingen te zijn als bedoeld in paragraaf 2.2 van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen tot inschrijving als woningzoekende of om verlening van een met een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de betrokkene gunstiger is.

  • 3.

    De Huisvestingsverordening treedt in werking op 1 juli 1994 met uitzondering van de volgende bepalingen die betrekking hebben op een marktgericht woonruimteverdelingssysteem dat in werking zal treden op 1 januari 1995.

artikel 2.2.4- verzoek om inschrijving
artikel 2.2.5, lid 3 - bewijs van inschrijving
artikel 2.2.6- regionale registratie
artikel 2.3.2, lid 3 onder c- aanvragen van een huisvestingsvergunning
artikel 2.3.3, lid 1- criteria voor vergunningverlening
paragraaf 2.7- volgorde
paragraaf 2.8- bemiddeling
artikel 2.9.2- voordracht.

In ieder geval tot de inwerkingtreding van de hierboven vermelde artikelen op 1 januari 1995, maar uiterlijk tot 1 januari 1997, zullen de volgende bepalingen gelden voor:

- aanvraag tot inschrijving;

- verlening van de woonruimtevergunning voor huurwoningen;

- voordracht;

- volgorde.

Artikel A - Aanvraag tot inschrijving

  • 1.

    Degene, die gemeentelijke bemiddeling verlangt bij het verkrijgen van (andere) woonruimte, kan verzoeken ingeschreven te worden als woningzoekende door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

  • 2.

    De inschrijving als woningzoekende geldt voor maximaal een jaar; een verzoek om verlenging geschiedt door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

  • 3.

    Indien op een aanvraag om inschrijving danwel verlenging van de inschrijving afwijzend wordt beschikt, wordt dit de aanvrager onder opgave van redenen schriftelijk medegedeeld.

Artikel B - Verlenen van vergunning voor huurwoningen

De huisvestingsvergunning voor een huurwoning wordt slechts verleend indien:

  • a

    de aanvrager is ingeschreven of onmiddellijk kan worden ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 2;

  • b

    indien meer personen voldoen aan de criteria, genoemd in bovengenoemd artikel A en artikel B, lid a, verlenen burgemeester en wethouders de vergunning, rekening houdend met het urgentiebepalend puntensysteem, zoals dat door de gemeenteraad is vastgesteld.

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening 1994.

Artikel 5.3 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na de door burgemeester en wethouders vast te stellen dag van afkondiging.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding vervalt de gemeentelijke woonruimteverordening 1990 van de gemeente Uitgeest, vastgesteld op 28 maart 1991.