Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 29 oktober 2019, nr. 81FBFD76, tot vaststelling van een éénjarige Uitvoeringsverordening subsidie opruiming drugsafval provincie Utrecht 2019 |
Citeertitel | Uitvoeringsverordening subsidie opruiming drugsafval provincie Utrecht 2019 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-12-2019 | 04-07-2020 | Nieuwe regeling | 29-10-2019 | 2019-49 |
Subsidies als bedoeld in deze uitvoeringsregeling worden door Gedeputeerde Staten verstrekt in de vorm van een geldbedrag.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking de daadwerkelijk door onafhankelijke derden gemaakte kosten, voor zover deze niet op andere wijze voor vergoeding in aanmerking komen, met betrekking tot:
Artikel 8 Niet subsidiabele kosten
De volgende kosten komen in elk geval niet voor subsidie in aanmerking:
Gedeputeerde staten stellen het subsidieplafond voor subsidies, als bedoeld in artikel 4, voor in 2019 gemaakte opruimkosten vast op het voor de provincie Utrecht bepaalde jaarbedrag, zoals dat door het Ministerie van Justitie en Veiligheid begin/medio 2020 officieel bekend zal worden gemaakt.
Toelichting behorende bij Uitvoeringsverordening opruiming drugsafval provincie Utrecht 2019
De voorganger van de inmiddels uitgewerkt regeling 2018 en de nu voorliggende regeling over 2019, vloeiden voort uit het amendement Cegerek/Remco Dijkstra1 inzake de tegemoetkoming in kosten van het opruimen van drugsafvaldumpingen (inclusief de daaruit voortkomende bodemverontreiniging), en de indertijd gemaakte afspraken tussen de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (I&M) en de provincies over de wijze en voorwaarden waaronder provincies zorg zouden dragen voor de (toen nog) co-financiering tot max. 50% van kosten die gemeenten en andere grondeigenaren moesten maken voor het opruimen van drugsafvaldumpingen. Deze afspraken werden in 2014 vastgelegd in het Convenant ‘Uitwerking amendement co-financiering opruiming drugsdumpingen’.2
In genoemd amendement was tevens opgenomen dat er naar een duurzame financieringsoplossing van provincies en gemeenten moest worden gezocht. Omdat de geldingsduur van de 1e rijkssubsidieregeling per 1 september 2018 afliep en er toen nog geen duurzame financieringsoplossing was en wij gedupeerden niet in de kou wilden laten staan, besloten wij op 28 augustus 2018 een eigen provinciale subsidieregeling in het leven te roepen ter waarde van € 20.000,-. Het doel van onze regeling was niet anders als die van haar voorganger: het verstrekken van subsidies tot een maximum van 50% van de kosten wegens het opruimen van achtergelaten drugsafval. Recent, en na lang aandringen door o.a. het IPO, heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid besloten3 om voor de jaren 2019 t/m 2024 toch opnieuw jaarlijks een bedrag (landsbreed) van € 1.000.000,- ter beschikking te stellen. Het bedrag is ‘hard’, maar verdere details zijn tot op dit moment nog niet bekend. Ook over de hoogte van de aan elke provincie te verstrekken jaarbijdrage ontbreekt het nog aan info. Vaststaat dat de uitwerking van het voorstel van de minister nog wel de nodige maanden zal duren. Daarom hebben wij besloten om, vooruitlopend op die nadere financiële uitwerking op rijksniveau, met de nu voorliggende eenjarige uitvoeringsverordening als provincie alvast zelf het juridische kader te creëren op basis waarvan gedupeerden vanwege hun in 2019 gemaakte opruimkosten per 1-2-2020 een vergoeding kunnen aanvragen. Vanwege het nog ontbreken van nadere info van het ministerie van J&V stellen wij de hoogte van vergoedingen voorshands nog afhankelijk van de hoogte van de rijksbijdrage over 2019.
Net als in voorgaande jaren wordt er ook in onze provincie Utrecht nog steeds regelmatig afval, afkomstig van de productie van synthetische drugs, achtergelaten/gedumpt door drugscriminelen. Dit afval kan leiden tot gevaren voor het milieu en de volksgezondheid. De voorliggende regeling maakt het mogelijk dat niet alleen aan decentrale overheden, vooral gemeenten, subsidie kan worden verleend, maar ook rechtstreeks aan grondeigenaren. Omdat vooral in buitengebieden niet alleen sprake is van vol eigendom van grond, maar ook van zakelijke rechten (zoals erfpacht en opstal, waarbij bepaalde eigendomsbevoegdheden of verplichtingen bij de erfpachter of de houder van het recht van opstal berusten), is in de regeling de term zakelijk gerechtigden gebruikt in plaats van eigenaren.
Voor het opruimen van drugsafval bestaan in iedere regio’s protocollen vanwege de mogelijkheid van milieu- en gezondheidsschade. Deze protocollen schrijven, voor zover dit niet uit de Wet bodembescherming of de Wet milieubeheer voortvloeit, voor op welke wijze drugsafval verwijderd dient te worden, wie hierbij geraadpleegd moet worden en door wie het uitgevoerd moet worden.
De inhoud van de regeling komt grotendeels overeen met de indertijd met de 12 provincies samen opgestelde regeling. Bepalingen / essentialia uit de eerste regeling komen ook in deze 3e regeling weer terug, waar het betreft:
De regeling past binnen de kaders van de provinciale Algemene subsidieverordening. Relevante aspecten die al daarin zijn geregeld, zijn niet opnieuw in deze uitvoeringsverordening vastgelegd.
Mogelijk is subsidie voor het opruimen van drugsafval aan te merken als staatssteun, uitgaande van het volgende:
Indien hiervan in het concrete geval sprake blijkt te zijn, wordt gebruik gemaakt van de ruimte die de de-minimisverordening biedt, in algemene zin en specifiek voor de landbouwsector.
Ook voor de begripsbepalingen is aangesloten bij de omschrijving, zoals gehanteerd in de voorgangers van de nu voorliggende uitvoeringsverordening.
Het afval kan verpakt zijn, bijvoorbeeld in plastic tanks, jerrycans of gascilinders.
Omdat het verwijderen van drugsafval, voor zover dit niet onder verplichtingen uit de Wet bodembescherming of de Wet milieubeheer valt, gereguleerd wordt door protocollen die regionaal verschillend kunnen zijn, maar in alle gevallen eisen stellen aan de wijze waarop en de persoon die het afval verwijdert, is met het begrip erkende verwijderaar beoogd de persoon te benoemen die in de protocollen of regelgeving is aangewezen om te mogen verwijderen.
Onder e. zakelijk gerechtigden
Met dit begrip wordt aangesloten bij de beperkte rechten die op een eigendom gevestigd kunnen worden, conform boek 3 en 5 van het Burgerlijk wetboek, en het volle eigendom uithollen. Te denken valt aan recht van vruchtgebruik, erfpacht en recht van opstal. Deze rechthebbenden zijn vaak ook degenen die zeggenschap hebben over het eigendom wanneer het ‘t opruimen van bijvoorbeeld drugsafval betreft.
Het begrip grondeigenaar is opgevat als zakelijk gerechtigde op de grond. Van belang bij de afbakening van de doelgroep is, dat er alleen een verwijderingsplicht bestaat voor de veroorzaker (zie artikel 10.2 van de Wet milieubeheer of artikel 13 van de Wet bodembescherming).
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
Op grond van de formulering wordt ook voor het opruimen van bodemverontreiniging door het achterlaten van drugsafval, subsidie verstrekt. Dit kan gelijktijdig met het opruimen van het drugsafval plaatsvinden, maar het kan ook zijn dat er alleen sprake is van bodemverontreiniging als gevolg van het achterlaten van drugsafval. Overigens is het ook mogelijk dat er géén sprake is van bodemverontreiniging in situaties waarbij drugsafval is achtergelaten.
Ook een zeer lichte betrokkenheid, zoals verhuur van een loods voor productie, wijst op betrokkenheid en leidt tot weigering van de aanvraag. Dat geldt evenzeer bij een te late indiening van een aanvraag. Het al dan niet ontvangen van een tegemoetkoming in de kosten op andere wijze is geen reden tot weigering, mogelijk wel tot matiging van de subsidiehoogte. Sinds 2013 is de reikwijdte van de Wet Bibob aangepast en kan deze rechtstreeks op iedere bijdrageregeling worden toegepast zonder dat dit specifiek is bepaald in de regeling.
In de regeling is bepaald dat na afloop van het kalenderjaar subsidie kan worden verstrekt over opruiming van achtergelaten drugsafval in dat (voorafgaande) kalenderjaar. Omdat de regeling mogelijk meerdere keren op deze wijze wordt opengesteld, is niet meer het concrete jaar genoemd, maar is verwezen naar het jaar voor het moment van aanvraag, mits deze binnen de openstellingsperiode is ingediend.
De gevraagde bijlagen ter onderbouwing van de vereisten zijn beperkt omdat de subsidie achteraf wordt verstrekt. Een begroting of een activiteitenplan is dan niet meer aan de orde.
De kosten die voor vergoeding in aanmerking komen, omvatten alleen de kosten van derden, nu dit alleen kosten zijn die daadwerkelijk zijn gemaakt. Deze kosten zijn op een factuur aantoonbaar.
In de geest van de 1e regeling is, dat de tegemoetkoming die gemeenten krijgen in de kosten van de opruiming van drugsafval, inclusief de BTW-compensatie, procentueel gelijk is aan de tegemoetkoming die grondeigenaren, niet zijnde gemeenten, ontvangen voor de door hen gemaakte kosten. Daarom is bij het bepalen van de te verstrekken subsidie rekening gehouden met de BTW-compensatie.