Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bodegraven-Reeuwijk

Verordening van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk houdende regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBodegraven-Reeuwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk houdende regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2020)
CiteertitelVerordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpjeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  2. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  3. artikel 8.1.1 van de Jeugdwet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

- Nadere regels sociaal domein 2020

- Beleidsregels sociaal domein 2020

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-10-2020Art. 10, art. 11, art. 11a, art. 14a

30-09-2020

gmb-2020-258664

Z/20/93236
01-01-202008-10-2020Nieuwe regeling

27-11-2019

gmb-2019-300447

Z/19/83329

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk houdende regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2020)

 

De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 november 2019;

 

gelet op artikel 2.9, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;

 

besluit:

 

vast te stellen de

 

Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2020

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • 2.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5;

  • 3.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, waarbij de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;

  • 4.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • 5.

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • 6.

    persoonsgebonden budget: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid, van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • 7.

    wet: Jeugdwet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      informatie en advies voor jeugdige en ouder, Centrum voor Jeugd en Gezin;

    • b.

      algemeen maatschappelijk werk;

    • c.

      jeugdgezondheidszorg;

    • d.

      advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • e.

      integrale crisisdienst.

  • 2.

    De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

    • a.

      Jeugdzorg plus;

    • b.

      Jeugdbescherming;

    • c.

      Jeugdreclassering;

    • d.

      Jeugd en opvoedhulp;

    • e.

      Ambulante jeugdhulp;

    • f.

      Dagbehandeling;

    • g.

      Verblijf pleegzorg;

    • h.

      Verblijf 24-uurs zorg;

    • i.

      Spoedeisende zorg (ambulant en verblijf);

    • j.

      Individuele begeleiding zonder verblijf;

    • k.

      Dagbesteding met vervoer zonder verblijf;

    • l.

      Kortdurend verblijf/logeren;

    • m.

      Langdurend verblijf;

    • n.

      jeugd GGZ, tweedelijns met en zonder verblijf;

    • o.

      ondersteuning bij ernstige enkelvoudige dyslexie.

  • 3.

    Het college kan bij nadere regels vaststellen welke concrete overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een behoefte aan jeugdhulp melden bij het college. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst de jeugdige en zijn ouders voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis clientondersteuning en op de mogelijkheid om binnen twee weken een familiegroepsplan op te stellen. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen beslist het college na een melding onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke individuele voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de jeugdige of zijn ouders of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 5. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

  • 1.

    Het college onderzoekt in samenspraak met de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;

    • b.

      of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen en zo ja:

    • c.

      welke problemen of stoornissen dat zijn:

      • -

        welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau en de gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

      • -

        of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden;

      • -

        voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, om met de inzet van een andere voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;

      • -

        hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

      • -

        indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.

  • 2.

    Als de jeugdige of zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 4.

    Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget. De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 5.

    De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 6.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een onderzoek.

  • 7.

    Het college stelt bij nadere regels vast op welke wijze zij de inzet van gebruikelijke zorg beoordeelt.

Artikel 6. Identificatie

Bij het onderzoek stelt het college de identiteit van de jeugdige en zijn ouders vast aan de hand van een door hen ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 7. Ondersteuningsplan

  • 1.

    Het college zorgt middels een ondersteuningsplan voor een schriftelijke weergave aan de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger, van het onderzoek en voegt daar, indien aanwezig, het familiegroepsplan aan toe.

  • 2.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het ondersteuningsplan toegevoegd en meegenomen in de besluitvorming.

  • 3.

    Als de jeugdige of zijn ouders in aanmerking wil komen voor een individuele voorziening wordt dit opgenomen in het ondersteuningsplan.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2.

    De aanvraag wordt ingediend op een door het college vastgesteld formulier.

  • 3.

    Het college geeft de beschikking binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 9. Criteria voor een individuele voorziening

  • 1.

    Onverminderd dat jeugdhulp ook toegankelijk is na verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts komt een jeugdige of ouder in aanmerking voor een door het college verleende individuele voorziening als het college van oordeel is dat de jeugdige of ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn en gebruikmaking van een overige voorziening deze noodzaak niet kan verminderen of wegnemen.

  • 2.

    Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare voorziening.

Artikel 10. Regels voor persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college verstrekt een persoonsgebonden budget in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld aan de hand van een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan waarin in ieder geval uiteen is gezet:

    • a.

      welke jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, en

    • b.

      indien van toepassing, welke hiervan de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

  • 3.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget wordt berekend op basis van een tarief of prijs:

    • a.

      waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het persoonsgebonden budget de jeugdige of zijn ouders in staat stelt tijdig kwalitatief goede jeugdhulp van derden te betrekken;

    • b.

      waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de jeugdige of zijn ouders de jeugdhulp willen betrekken, en

    • c.

      waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in het vijfde lid gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de jeugdige of zijn ouders de mogelijkheid heeft om de betreffende jeugdhulp te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk.

  • 4.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura.

  • 5.

    De persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het eigen sociale netwerk:

    • a.

      het tarief of de prijs, bedoeld in het derde lid, onder a, bedraagt voor jeugdhulp verleend door een derde, niet zijnde op onverplichte basis verleende jeugdhulp, door een hulp uit het sociale netwerk als bedoeld in artikel 8 van de Regeling Jeugdwet 120% van het wettelijk minimumloon en voor zover;

    • b.

      deze persoon heeft aangegeven dat het leveren van de jeugdhulp voor hem niet tot overbelasting leidt.

  • 6.

    Tussenpersonen of belangbehartigers worden niet uit het persoonsgebonden budget betaald.

  • 7.

    Het college stelt jaarlijks bij nadere regels en conform dit artikel de bedragen vast.

  • 8.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 9.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als de jeugdige langer dan zes weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet.

  • 10.

    Het college stelt de persoon aan wie het pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het achtste lid.

Artikel 11. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het persoonsgebonden budget zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens heeft plaatsgevonden, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.

Artikel 11a. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.

Artikel 12. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    de kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 13. Klachtregeling

Aanbieders, die ondersteuning, hulp en zorg verlenen, beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders ten aanzien van individuele voorzieningen.

Artikel 14. Medezeggenschap bij aanbieders van ondersteuning, hulp en zorg

Aanbieders, die ondersteuning, hulp en zorg verlenen, beschikken over een regeling voor medezeggenschap van jeugdigen en ouders over voorgenomen besluiten die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van individuele voorzieningen.

Artikel 14a. Toezicht

Het college wijst personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 15. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2015 wordt ingetrokken.

  • 2.

    De jeugdige of zijn ouders houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2015 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2015 maar waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2015 wordt beslist met in achtneming van die verordening.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2020.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 27 november 2019.

 

De griffier,

drs. J.H. Rijs MMC