Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidies voor de aanschaf van uitstootvrije bedrijfsvoertuigen (Subsidieverordening voor de aanschaf van uitstootvrije bedrijfsvoertuigen in Amsterdam 2019 – 2021) |
Citeertitel | Subsidieverordening voor de aanschaf van uitstootvrije bedrijfsvoertuigen in Amsterdam 2019 – 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervalt van rechtswege op 31 december 2021, dan wel eerder indien het subsidieplafond als bedoeld in artikel 6 van deze regeling is bereikt.
artikel 149 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-05-2020 | artikel 11, toelichting | 22-04-2020 | |||
10-12-2019 | 20-05-2020 | nieuwe regeling | 27-11-2019 |
Artikel 1 – Begripsomschrijvingen
In deze subsidieverordening wordt verstaan onder:
De-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen daarvan.
gebruikt bedrijfsvoertuig: een uitstootvrij bedrijfsvoertuig geldt als gebruikt, indien: i). het bedrijfsvoertuig reeds is geregistreerd voor gebruik op de openbare weg; ii). voor het bedrijfsvoertuig reeds een kentekenbewijs is afgegeven; en iii). het bedrijfsvoertuig voorafgaand aan de aanschaf eenmaal eerder op naam is gesteld ofwel eenmaal eerder door een ander is geleased.
nieuw bedrijfsvoertuig: een uitstootvrij bedrijfsvoertuig geldt als nieuw als: i). voor het bedrijfsvoertuig niet eerder een kentekenbewijs is afgegeven; en ii). het bedrijfsvoertuig niet eerder geregistreerd is geweest om gebruikt te worden op de openbare weg en niet eerder op de openbare weg is gebruikt.
te vervangen voertuig: een niet-uitstootvrij voertuig met voertuigcategorie N1, N2, N3, M2 of M3 niet zijnde een plug-in hybride voertuig met voertuigcategorie N2, N3, M2 of M3 die door de aanvrager, ten behoeve van de subsidieaanvraag, zal worden vervangen voor een nieuw of gebruikt uitstootvrij voertuig zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de subsidieverordening.
Artikel 2 – Toepasselijkheid ‘Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013’
De ASA 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze subsidieverordening uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 3 – Doel subsidieverordening
Het doel van deze subsidieverordening is om de realisatie van de in het Actieplan Schone Lucht gestelde doelen voor uitstootvrij verkeer in Amsterdam, door de in Amsterdam gevestigde of opererende ondernemingen te stimuleren naar een overstap van een niet-uitstootvrij bedrijfsvoertuig naar een uitstootvrij bedrijfsvoertuig.
Artikel 5 – Subsidiabele kosten
De subsidiabele kosten zijn de investeringskosten verbonden aan de aanschaf van het uitstootvrije bedrijfsvoertuig.
Het subsidieplafond voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, van deze subsidieverordening, bedraagt € 2.000.000,00 gedurende de looptijd van deze subsidieverordening.
Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een in Amsterdam gevestigde of een in Amsterdam opererende onderneming. Een onderneming opereert in Amsterdam wanneer, die:
Artikel 9 – Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op het bepaalde in artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij een subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:
als de subsidieaanvraag wordt gedaan ten behoeve van de aanschaf van een plug- in hybride vrachtauto of autobus, worden eveneens objectieve bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de aan te schaffen plug- in hybride vrachtauto of autobus voorzien is van een GPS-systeem waarmee de elektrische gereden kilometers kunnen worden uitgelezen en gecontroleerd.
Artikel 10 – Weigeringsgronden
In aanvulling op het bepaalde in artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college subsidie te verlenen als:
Artikel 11 – Aanvullende verplichtingen
In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van de ASA 2013 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
Artikel 13 – Verantwoording en vaststelling van de subsidie
In afwijking van het bepaalde in artikel 14, tweede lid, van de ASA 2013 bevat de aanvraag tot vaststelling:
in geval van operational lease: afschriften van de getekende operational leaseovereenkomst, de getekende SEPA-overeenkomst voor automatische incasso of betaalbewijzen ten bedrage van ten minste de verleende subsidie en het bewijs van aflevering door leasemaatschappij van het uitstootvrije bedrijfsvoertuig met vermelding van afleverdatum en kilometerstand;
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 27 november 2019.
De plv. voorzitter
Rik Torn
De raadsgriffier
Jolien Houtman
Artikel 1 – Begripsomschrijvingen
Met dit artikel zijn enkele kernbegrippen uit de subsidieverordening gedefinieerd. Meest spreken de gegeven definities voor zich.
De definities van de bestelauto, vrachtauto en de autobus zijn ontleend aan Richtlijn 2007/46/EG van het Europees parlement en de raad. Deze verordening sluit aan bij de voertuigcategorieën die in de richtlijn van het Europees parlement en de raad zijn opgenomen. In de richtlijn 2007/46/EG zijn de eisen voor voertuigen van de voertuigclassificatie in een tabel opgenomen. Deze zijn van toepassing op uitstootvrije bedrijfsvoertuigen in deze verordening. De verordening is bedoeld voor een aantal categorieën bedrijfsvoertuigen:
Het onderscheid is van belang, omdat in deze subsidieverordening een maximale hoogte van de subsidiebedragen per categorie bedrijfsvoertuig is vastgesteld.
Kern van de subsidieverordening is dat de subsidie alleen bedoeld is voor voertuigen zonder uitstoot aan de uitlaat die ten behoeve van bedrijfsmatig gebruik worden ingezet in Amsterdam. Dit betekent dat de voertuigen alleen mogen worden gebruikt ten behoeve van de primaire economische activiteiten die door de onderneming worden uitgevoerd. Het bedrijfsmatig gebruik is in een definitie opgenomen.
In de definities is aanschaf opgenomen. In geval van koop geldt voor toepassing van deze subsidieverordening het moment van levering (tenaamstelling), zoals bedoeld in artikel 7:9 BW, als moment van aanschaf. In geval van lease wordt het moment van feitelijke in gebruik gave van het uitstootvrije bedrijfsvoertuig door de lessor aan de lessee als moment van aanschaf aangemerkt.
De definitie van ‘onderneming’ ontleend aan de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.01.2014). Het begrip ‘concern’ is niet wettelijk bepaald. Vandaar dat er in deze subsidieverordening een definitie van is opgenomen. De centrale leiding is een kernbegrip bij een concern. In hoeverre hiervan sprake is kan worden bepaald aan de hand van de volgende factoren:
In de definities is opgenomen dat de uitstootvrije bestelauto, vrachtauto, autobus, plug-in hybride vrachtauto of autobus een equivalent moet zijn van een ‘conventioneel' voertuig. De reden hiervoor is dat de gemeente wil aantonen dat de voertuigen ingezet worden als een volwaardig alternatief. Uit het kentekenbewijs moet blijken dat dezelfde eisen worden gesteld aan het voertuig waarvoor subsidie wordt aangevraagd als aan een ‘conventioneel' voertuig.
Nu op grond van deze subsidieverordening onder andere subsidie wordt verstrekt voor aanschaf van nieuwe uitstootvrije bedrijfsvoertuigen, vormt ‘nieuw’ in dezen ook een kernbegrip. Een uitstootvrije bedrijfsvoertuig geldt als nieuw als cumulatief wordt voldaan aan twee vereisten: i). voor het voertuig is niet eerder een kentekenbewijs afgegeven; en ii). het voertuig is niet eerder geregistreerd geweest om gebruikt te worden op de openbare weg, noch is het voertuig eerder op de openbare weg gebruikt.
Naast de aanschaf van een nieuw uitstootvrij bedrijfsvoertuig, komt ook de aanschaf van een gebruikt uitstootvrij bedrijfsvoertuig in aanmerking voor subsidie. Een uitstootvrij bedrijfsvoertuig geldt als gebruikt als cumulatief wordt voldaan aan drie vereisten: i). het voertuig reeds is geregistreerd voor gebruik op de openbare weg; ii). voor het voertuig reeds een kentekenbewijs is afgegeven; en iii) het voertuig voorafgaand aan de aanschaf ten minste eenmaal eerder op naam is gesteld ofwel ten minste eenmaal eerder door een ander of andere onderneming is geleased.
De aanschaf van een nieuwe niet-uitstootvrije vrachtauto of autobus die wordt omgebouwd tot een uitstootvrije vrachtauto of autobus komt in aanmerking voor subsidie.
Artikel 2 – Toepasselijkheid ‘Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013’
De ‘Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013’ kan worden geraadpleegd via: http://www.amsterdam.nl/subsidies.
Artikel 3 – Doel subsidieverordening Amsterdam
In april 2019 is het Actieplan Schone Lucht door het college van B&W vastgesteld. In het Actieplan Schone Lucht is opgenomen dat Amsterdam inzet op uitstootvrij verkeer binnen de ring A10 in 2025 voor zakelijke doelgroepen. Maatregelpakketten met stimulerende, faciliterende en regulerende maatregelen per doelgroep moeten dit bewerkstelligen. Het beleidsdoel van deze subsidieverordening is gekoppeld aan de Agenda Duurzaamheid. De nieuwe subsidieverordening is één onderdeel van het totale maatregelenpakket dat de gemeente inzet richting uitstootvrij verkeer.
Bij uitstootvrij vervoer is de verwachting dat de komende jaren steeds meer voertuigen op de markt komen en dat de aanschafprijs (verder) zal dalen. Het nadeel nu is echter de beperkte actieradius van de bedrijfsvoertuigen en de relatief hoge investeringslast. De inzet van de subsidieverordening is gericht om de aanschafprijs van een uitstootvrij bedrijfsvoertuig te verlagen voor de doelgroep die dagelijks voor de uitvoering van de primaire bedrijfsactiviteiten veel in Amsterdam rijden.
Artikel 4 – Subsidiabele activiteiten
Lid 1: Het college verleent alleen subsidie aan ondernemingen bij voor de uitvoering van de bedrijfsmatige activiteiten veel zakelijke kilometers rijden in de gemeente Amsterdam. Deze subsidieverordening is niet bedoeld voor subsidieverlening ten behoeve van particuliere doeleinden of voor onderdelen van de gemeentelijk organisatie. De subsidie is bedoeld voor de aanschaf van nieuwe en gebruikte uitstootvrije bedrijfsvoertuigen. De subsidie is beperkt tot uitstootvrije bestelauto’s, vrachtauto’s, autobussen en plug-in hybride vrachtauto’s en autobussen. Het criterium van het bedrijfsmatig gebruik in de gemeente Amsterdam is opgenomen, omdat op deze manier kan worden gewaarborgd dat kilometers met uitstoot worden vervangen door ‘uitstootvrije’ kilometers.
Een bestelauto is een voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwd motorvoertuig met ten minste vier wielen met de voertuigclassificatie N1, zoals bedoeld in de richtlijn 2007/46/EG van het Europees parlement en de raad, met een technisch toegestane maximummassa tot 3.500 kg. Binnen de categorie N1 wordt onderscheid gemaakt in de volgende gewichtsklassen: I < 1350 kg, II: 1350 – 1760 kg, III > 1760 kg.
Een vrachtauto is een voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwd motorvoertuig met ten minste vier wielen met de voertuigclassificatie N2 of N3, zoals bedoeld in de richtlijn 2007/46/AG van het Europees parlement en de raad.
Een autobus is een voor het vervoer van personen ontworpen en gebouwd motorvoertuig met ten minste vier wielen met de voertuigclassificatie M2 of M3, zoals bedoeld in de richtlijn 2007/46/EG van het Europees parlement en de raad, die ingericht is voor het vervoer van personen tegen betaling in de gemeente.
Lid 2: Per aanvrager kan op grond van deze subsidieverordening niet meer subsidie worden verkregen dan voor de aanschaf van vijf uitstootvrije bedrijfsvoertuigen. Als een aanvrager tot een concern behoort geldt dit maximum voor het hele concern. Zo wordt met deze subsidieverordening de subsidie voor een grote groep ondernemers bereikbaar en beschikbaar en spreekt ook voornamelijk de kleinere ondernemers en het midden- en kleinbedrijf ondersteunt bij de overstap naar uitstootvrij rijden.
Artikel 5 – Subsidiabele kosten
Als subsidiabele kosten zijn aangemerkt de investeringskosten die verbonden zijn aan de aanschaf van een nieuw of gebruikt uitstootvrij bedrijfsvoertuig.
In dit artikel is opgenomen dat er een subsidieplafond geldt van € 2.000.000,00. Dit betekent dat er geen subsidie meer kan worden verstrekt als er meer dan € 2.000.000,00 aan subsidies is verstrekt of als de datum van 31 december 2021 is verstreken.
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de ASA 2013 zal het beschikbare subsidiebudget worden verdeeld volgens het principe ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt'. Volledige subsidieaanvragen zullen op volgorde van binnenkomst worden beoordeeld.
Artikel 7 – Hoogte van de subsidie
Lid 1: De hoogte van de subsidie voor nieuw uitstootvrije bestelauto met de voertuigclassificatie N1 en een ledig gewicht van ten hoogste 1760 kg, bedraagt € 5.000,00, ofwel maximaal 20% van de aanschafprijs, met een maximum van € 3.000,00 voor een gebruikte uitstootvrije bestelauto met eenzelfde voertuigclassificatie en een ledig gewicht van ten hoogste 1760 kg. Als het gaat om een uitstootvrij nieuw bestelvoertuig met een gewicht boven 1760 kg en voertuigclassificatie N1, bedraagt de hoogte van de subsidie maximaal 20% van de aanschafprijs met een maximum van €40.000,00, ofwel € 12.000,00 voor een gebruikte uitstootvrije bestelauto met eenzelfde voertuigclassificatie en een ledig gewicht van boven 1760 kg.
De hoogte van de subsidie bedraagt voor een nieuwe vrachtauto of autobus maximaal 20% van de aanschafprijs met een maximum van € 40.000,00 voor een uitstootvrije of plug-in hybride vrachtauto of autobus met voertuigclassificatie M2, M3, N2 of N3, ofwel maximaal 20% van de aanschafprijs met een maximum van € 12.000,00 voor een gebruikte uitstootvrije of plug-in hybride vrachtauto of autobus met eenzelfde voertuigclassificatie.
In het bijzonder is deze subsidieverordening bedoeld voor een in Amsterdam gevestigde of in Amsterdam opererende onderneming, die binnen de gemeente zakelijke kilometers rijdt voor de uitvoering van de primaire bedrijfsactiviteiten. Hiermee wordt gewaarborgd dat het uitstootvrije bedrijfsvoertuig ook in de stad gaan rijden. Dit brengt een belangrijk uitstralingseffect met zich mee. Het laat zien dat een uitstootvrij bedrijfsvoertuig een volwaardig alternatief is voor een conventionele bedrijfsvoertuig. Ondernemers zijn immers bereid om zelf in uitstootvrije bedrijfsvoertuigen te investeren. Voor anderen kan dit een reden zijn om ook op een uitstootvrij bedrijfsvoertuig over te gaan.
Aan ‘de uitvoering van hun primaire bedrijfsactiviteiten’ wordt voldaan wanneer het aan te schaffen nieuwe of gebruikte uitstootvrije bedrijfsvoertuig maandelijks gemiddeld drie of meer dagen per week, of minimaal 160 dagen per jaar, inzet voor de uitvoering van primaire bedrijfsactiviteiten. Hierop aanvullend dient het te vervangen bedrijfsvoertuig, niet-uitstootvrij te zijn. Voor vrachtauto’s en autobussen kan geen subsidie worden aangevraagd als het te vervangen voertuig een plug-in hybride voertuig is. Een ondernemer die reeds in een uitstootvrij bedrijfsvoertuig rijdt, kan niet nogmaals subsidie aanvragen voor de aanschaf van een nieuw of gebruikt uitstootvrij bedrijfsvoertuig. Immers enkel de transitie van een niet-uitstootvrij bedrijfsvoertuig naar een uitstootvrij bedrijfsvoertuig draagt bij aan het doel van deze verordening.
Artikel 9 – Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
Lid 1: In dit lid zijn die gegevens en stukken opgesomd, die noodzakelijk zijn om te kunnen beoordelen of een aanvrager voldoet aan de in artikelen 4 en 8 van deze subsidieverordening gestelde criteria om in aanmerking te komen voor subsidie. Deze gegevens en stukken dienen door de subsidieaanvrager bij de aanvraag te worden overgelegd.
Van een BOVAG-gecertificeerde autodealer is sprake wanneer deze zich als lid heeft aangesloten bij de BOVAG.
Lid 2: Uit dit lid vloeit een extra vereiste voort voor aanvragers die geen bezoekadres hebben in de gemeente Amsterdam. Deze categorie aanvragers dienen middels objectieve bewijsstukken (zoals een rittenadministratie, agenda-uitdraaien en/of klantverklaringen) aan te tonen dat zij het aan te schaffen uitstootvrije bedrijfsvoertuig maandelijks gemiddeld drie of meer dagen per week, ofwel minimaal 160 dagen per jaar, inzet voor de uitvoering van primaire bedrijfsactiviteiten binnen Amsterdam.
Artikel 10 – Weigeringsgronden
Naast de weigeringsgronden die genoemd zijn in de ASA 2013, zijn in dit artikel aanvullende gronden opgenomen die als basis dienen voor een weigering van de subsidie. Dit betekent dat de subsidieaanvrager niet aan de gestelde voorwaarden en verplichtingen heeft voldaan en de subsidie wordt geweigerd. Als blijkt bijvoorbeeld dat de voertuigen voor particulier gebruik ingezet gaan worden, worden ingezet buiten Amsterdam of niet worden ingezet voor primaire bedrijfsactiviteiten.
In sub b t/m d. worden eisen gesteld aan het bedrijfsvoertuig. Het bedrijfsvoertuig waarvoor subsidie wordt aangevraagd moet aan alle vereisten voldoen, die ook aan een conventioneel bedrijfsvoertuig worden gesteld. Er is daarom opgenomen dat de voertuigen aan vergelijkbare criteria moet voldoen dan andere auto's die met een niet-uitstootvrije motor rijden. Het moet bijvoorbeeld gaan om uitstootvrije bedrijfsvoertuigen die op grond van het kentekenbewijs ook op de openbare weg mogen rijden. Op deze manier dienen de bedrijfsvoertuigen als een volwaardig vervanger voor een conventioneel bedrijfsvoertuig.
Sub e en f geven specifiek eisen voor plug-in hybride vrachtauto’s of autobussen. In sub e is opgenomen dat deze moeten beschikken over een GPS-systeem zodat controle kan plaatsvinden of en waar de vrachtauto of autobus volledig elektrisch heeft gereden. In sub f wordt vereist dat de vrachtwagen of bus minimaal 50 kilometer aan één stuk elektrisch kan rijden zonder gebruik te maken van een hulpmotor.
In sub g. staat dat subsidie moet zijn aangevraagd voordat het voertuig is aangeschaft. Achteraf aangevraagde subsidie wordt geweigerd. Dit omdat de subsidie een stimulerend karakter draagt. Een achteraf ingediende subsidieaanvraag zal worden afgewezen.
In sub h. en i. is vastgelegd dat de gemeente subsidie kan weigeren als de aanvrager het bedrijfsvoertuig niet inzet voor de primaire bedrijfsactiviteiten of geen vergunning heeft voor het uitvoeren van de primaire bedrijfsactiviteiten in de gemeente Amsterdam waarvoor het uitstootvrije bedrijfsvoertuig moet worden ingezet. De subsidieaanvrager gebruikt de subsidie dan niet waarvoor deze uitdrukkelijk is bedoeld.
Sub j. ziet erop toe dat de aanvrager van subsidie dient zorg te dragen voor een oplaadfaciliteit voor de uitstootvrije bedrijfsvoertuig. Dit kan zijn op eigen terrein, via een publiek laadpunt of op terrein van derden. Een publiek laadpunt kan alleen worden aangevraagd indien de berijder van het bedrijfsvoertuig niet beschikt over een eigen (parkeer)terrein. Deze eis garandeert optimale inzet van het uitstootvrije bedrijfsvoertuig. Indien een uitstootvrij bedrijfsvoertuig niet kan rijden omdat er geen laadmogelijkheden zijn, kan Amsterdam subsidie weigeren/ terugvorderen.
Het bepaalde in sub k. vloeit voort uit Europese staatssteunregels en is opgenomen om te benadrukken dat aan ondernemers enkel subsidie zal worden verstrekt, als die subsidieverstrekking onder de reikwijdte van de De-minimisverordening valt. Ook het bepaalde in sub j. vloeit direct voort uit Europese staatssteunrecht.
In sub m. is tot slot bepaald dat bij de aanschaf van een uitstootvrij bedrijfsvoertuig ‘stapeling’ van verschillende subsidies van de gemeente Amsterdam niet mogelijk is.
Tenslotte is in sub n. is bepaald dat het kentekenbewijs van een niet-uitstootvrij voertuig slechts eenmaal mag worden gebruikt en ingediend ten behoeve van de aanvraag tot subsidie.
Artikel 11 – Aanvullende verplichtingen
In dit artikel is een aantal verplichtingen opgenomen. Als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan kan dat een reden zijn de subsidie te verlagen of in te trekken. De subsidieaanvrager moet binnen een half jaar het uitstootvrije bedrijfsvoertuig aanschaffen. Wanneer de subsidieontvanger verwacht dat hij het voertuig niet binnen de termijn die in de subsidiebeschikking is opgenomen gaat aanschaffen, is de subsidieontvanger verplicht dit aan de gemeente te melden. De subsidieontvanger zet het uitstootvrije bedrijfsvoertuig in voor de uitvoering van de primaire bedrijfsmatige activiteiten en niet voor particulier gebruik. Met de subsidieverordening wil de gemeente zich uitsluitend op ondernemers/zakelijk gebruik richten.
Het bedrijfsvoertuig moet minimaal twee jaar in eigendom blijven en door de subsidieaanvrager worden gebruikt in Amsterdam. Als blijkt dat het uitstootvrije bedrijfsvoertuig niet in Amsterdam wordt ingezet binnen twee jaar na tenaamstelling dan kan Amsterdam overgaan tot terugvordering van de subsidie. Om de effectiviteit van de verordening te kunnen meten is als verplichting opgenomen dat de subsidieaanvrager binnen drie maanden het te vervangen niet-uitstootvrije bedrijfsvoertuig van naam moet plaatsen. Dit betekent dat het niet-uitstootvrije bedrijfsvoertuig na drie maanden na subsidievaststelling niet meer geregistreerd mag staan op de naam van de subsidieaanvrager. Daarnaast dient de actuele kilometerstand van het aangeschafte bedrijfsvoertuig, desgevraagd aan het college te worden doorgegeven. De aanvrager van de subsidie is verplicht de gemeente op verzoek te informeren over het gebruik van het uitstootvrije bedrijfsvoertuig. Deze informatie wordt onder andere gebruikt om de effectiviteit van de maatregel te monitoren. Het niet leveren van deze informatie kan leiden tot terugvordering van de subsidie.
Artikel 12 – Vaststelling subsidie
Lid 1 – Met betrekking tot de vaststelling van de subsidie wordt afgeweken van hetgeen is bepaald in artikel 13 (jo. artikel 17) van de ASA 2013. Uit artikel 13 (jo. artikel 17) van de ASA 2013 vloeit voort dat de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling bij subsidies vanaf € 5.001,00 schriftelijk indient bij het college. De op basis van deze verordening verstrekte subsidies zullen in de meeste gevallen minder € 5.001,00 bedragen. Echter zal er geen sprake zijn van een directe vaststelling zoals opgenomen in artikel 13 van de ASA 2013. Ondanks het feit dat de subsidie minder bedraagt dan € 5.001,00, zal er een schriftelijke aanvraag tot vaststelling moeten worden gedaan.
Lid 2 – Na de subsidieverlening heeft een aanvrager in beginsel zes maanden de tijd om het nieuwe of gebruikte uitstootvrije bedrijfsvoertuig daadwerkelijk aan te schaffen. Vervolgens dient de aanvrager binnen twee maanden een aanvraag tot subsidievaststelling bij de gemeente in te dienen. Het opnemen van een maximale termijn van acht maanden te rekenen vanaf de datum va de beschikking tot subsidieverlening biedt de gemeente de mogelijkheid om aanvragers tijdig een herinnering te sturen indien zij de verantwoording (aanvraag tot vaststelling) van de aan hen verleende subsidie niet uit zichzelf op tijd bij de gemeente indienen.
Artikel 13 – Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Artikel 13 (jo. artikel 17) van de ASA 2013 bepaalt dat subsidies tot en met € 5.000,00 door het college direct moeten worden vastgesteld (en uitbetaald), zonder dat de subsidieontvanger daarvoor nog een verantwoording van de besteding van de subsidiegelden hoeft in te dienen. Artikel 2, derde lid, van de ASA 2013 bepaalt echter dat middels een bijzondere subsidie-verordening hiervan kan worden afgeweken als de aard van de subsidie of het beoogde doel van de te subsidiëren activiteit daartoe noodzaken. Gelet op het potentiële frauderisico dat gepaard gaat met deze subsidie en de hogere uitvoeringskosten die het tegengaan van dat risico met zich meebrengt, wordt een dergelijke afhandelingswijze in dit geval niet wenselijk gevonden. Om die reden wordt afgeweken van de ASA 2013, waardoor alsnog een schriftelijke aanvraag tot vaststelling moet worden ingediend.
Het artikel bepaalt dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Dit volgt ook uit het eerste lid van artikel 4:45 Awb. Daar is geregeld dat bij de aanvraag tot subsidievaststelling moet worden aangetoond dat de activiteiten hebben plaatsgevonden en dat dit ook volgens de aan de subsidie verbonden verplichtingen is gebeurd. Verder is bepaald dat bij de aanvraag tot subsidievaststelling rekening en verantwoording moet worden afgelegd over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.
Bij de aanvraag tot subsidievaststelling moeten documenten worden overgelegd waaruit blijkt dat de kosten voor het aanschaffen van de uitstootvrije bedrijfsvoertuigen zijn gemaakt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat subsidie wordt verstrekt ten behoeve van activiteiten waarvoor geen toestemming van het bevoegde gezag is gegeven.
Ten behoeve van de verantwoording en de vaststelling van de subsidieaanvraag dienen door de subsidieontvanger die stukken en gegevens te worden overgelegd die noodzakelijk zijn om te kunnen beoordelen of de subsidie daadwerkelijk is besteed aan het doel waarvoor deze is verleend, in dit geval de aanschaf van een nieuw of gebruikt uitstootvrij bedrijfsvoertuig. Daarom is hier de verplichting opgenomen om bij de aanvraag tot subsidievaststelling een kopie van het kentekenbewijs van het betreffende uitstootvrijebedrijfsvoertuig, afschriften van de factuur en betaalbewijzen met betrekking tot het aangeschafte voertuig (in geval van koop of financial lease), dan wel afschriften van de getekende leaseovereenkomst (al dan niet met SEPA-machtiging) en het afleverbewijs (in geval van operational lease) te overleggen.
In geval van aanschaf of lease van een (gebruikt) uitstootvrij voertuig is de nadrukkelijke verplichting opgesteld om dit via een erkende dealer te doen. In dit kader volstaat een inschrijving als erkende dealer bij de Kamer van Koophandel. Recente inzichten wijzen uit dat er voldoende aanbod is van (gebruikte) uitstootvrije bedrijfsvoertuigen bij autodealers. Bij een transactie tussen een autodealer en klant vindt bovendien een administratieve vastlegging plaats die doorgaans voldoende is voor de subsidieverantwoording. Indien er gekozen wordt voor transacties via marktplaats en/of in de relationele sfeer, ontbreekt een dergelijke afhandeling en is toezicht op een correcte handelingswijze onvoldoende mogelijk.
Tot slot overlegd de aanvrager een bewijs waaruit blijkt dat er is zorggedragen voor een oplaadmogelijkheid voor het voertuig.
Artikel 14 – Inwerkingtreding en looptijd
In dit artikel is bepaald dat deze subsidieverordening eindigt op 31 december 2021 dan wel eerder als het in artikel 6 genoemde subsidieplafond is bereikt.
In dit artikel is de titel opgenomen die gehanteerd moet worden bij de benoeming van deze subsidieverordening.