Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tiel

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Tiel houdende regels omtrent de instandhouding van erfgoed (Erfgoedverordening Tiel 2019)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTiel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Tiel houdende regels omtrent de instandhouding van erfgoed (Erfgoedverordening Tiel 2019)
CiteertitelErfgoedverordening Tiel 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Erfgoedverordening 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 3.16 van de Erfgoedwet
  3. artikel 9.1 van de Erfgoedwet
  4. artikel 12 van de Monumentenwet BES
  5. artikel 15 van de Monumentenwet BES
  6. artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  7. artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-11-2019nieuwe regeling

20-11-2019

gmb-2019-287924

Regelgevingregister 2019, nr. 1.20

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Tiel houdende regels omtrent de instandhouding van erfgoed (Erfgoedverordening Tiel 2019)

De raad van de gemeente Tiel;

 

gezien het voorstel van het college ;

 

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

besluit vast te stellen

 

Verordening van de raad van de gemeente Tiel houdende bepalingen over de instandhouding van erfgoed (Erfgoedverordening gemeente Tiel 2019).

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Op deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

    • a)

      Cultuurgoed: roerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

    • b)

      Cultureel erfgoed: uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden. Het kan hierbij onder andere gaan om een (on)roerende zaak of een groep daarvan, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub a, c, d, e en f van deze verordening.

    • c)

      Gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

      • 1.

        Onroerende zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde. Dit kan een gebouw zijn, maar ook een solitaire boom, een grafsteen, herdenkingssteen of een daarmee gelijk te stellen zaak.

      • 2.

        Terrein, dat van algemeen belang is wegens zijn beeldbepalende kwaliteiten, cultuurhistorische waarden of betekenis voor de wetenschap. Dit kan een locatie zijn met archeologische waarden in de bodem (ook wel aan te duiden als archeologisch monument), maar ook een erf, park, tuin, laan, watergang, begraafplaats of een daarmee gelijk te stellen terrein.

    • d)

      Rijksmonument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    • e)

      Gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groep zich een of meer monumenten bevinden en overeenkomstig deze verordening als zodanig aangewezen door het college.

    • f)

      Beeldbepalend object: een onroerend object met beeldbepalende kwaliteiten of overige cultuurhistorische waarden, en overeenkomstig deze verordening als zodanig aangewezen door het college.

    • g)

      Erfgoedlijst: de gemeentelijke lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als cultureel erfgoed aangewezen zaken en/of terreinen bedoeld in onderdeel a, c, e en f.

    • h)

      Monumentencommissie: commissie op het gebied van de monumentenzorg zoals bedoeld in het Reglement van Orde Monumentencommissie Tiel 2019 of opvolgende reglementen.

    • i)

      Archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardekaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn.

    • j)

      Gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan, dan wel Omgevingsplan.

    • k)

      Gemeentelijke archeologische waardekaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop gemeentelijke archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

    • l)

      Verwachtingswaarde: kans op archeologische vondsten of informatie, te onderscheiden in hoog, middelhoog en laag.

    • m)

      Calamiteit: een plotselinge, ongewone en onverwachte gebeurtenis met aanzienlijke materiële en/of gevolgschaden aan, onder of op het erfgoed, waarbij het niet meer mogelijk is op of in het erfgoed te verblijven/ wonen.

    • n)

      Ondergronds onderhoud: onderhoud onder het maaiveld met als doel om de oorspronkelijke staat, locatie en de technische prestaties van ondergrondse onderdelen, zoals kabels/leidingen en riolering te handhaven met als doel ervoor te zorgen dat materiële voorwerpen of eigendommen operationeel blijven conform de oorspronkelijke toestand.

  • 2.

    In deze verordening worden de volgende afkortingen gebruikt:

    • a.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel.

    • b.

      Bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    • c.

      Vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    • d.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    • e.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Het gebruik van het monument, beeldbepalend object, cultuurgoed en beschermd stads- en dorpsgezicht

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het (aan te wijzen) monument, beeldbepalend object, cultuurgoed en/of beschermd stads- en dorpsgezicht.

HOOFDSTUK 2. AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN, GEMEENTELIJK BESCHERMDE STADS- OF DORPGEZICHTEN, CULTUURGOEDERENEN BEELDBEPALENDE OBJECTEN

Paragraaf 1. Aanwijzingsbevoegdheden

Artikel 3. Aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1.

    Het college kan ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.

  • 2.

    Het college kan ambtshalve besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermde gemeentelijk verzameling.

  • 3.

    Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 4.

    Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vraagt het college advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

    • b.

      cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 4. De aanwijzing tot gemeentelijk monument, beschermd stads- of dorpsgezicht of beeldbepalend object

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerende zaak of terrein als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub c aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Het college kan een groep van onroerende zaken aanwijzen als beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • 3.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerende zaak of terrein, dan wel een deel daarvan, aanwijzen als beeldbepalend object.

  • 4.

    De aanwijzing, zoals bedoeld in lid 1 en 3 kan geen onroerende zaak of terrein betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 in samenhang met artikel 9.1 van de Erfgoedwet of dat is aangewezen op grond van de Monumentenverordening van de provincie Gelderland.

  • 5.

    De aanwijzing, zoals bedoeld in lid 2 kan geen beschermd stads- of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 in samenhang met artikel 9.1 van de Erfgoedwet.

Artikel 5. Het toetsingskader

Bij de beoordeling van de beschermenswaardigheid van het aan te wijzen erfgoed toetst het college de (onroerende) zaak of groep van zaken.

Artikel 6 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1.

    In een spoedeisend geval kan het college een zaak aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de monumentencommissie geen advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als het college een besluit heeft genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 4.

  • 3.

    Hoofdstuk 3, paragraaf 2 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat de belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het college tot aanwijzing van het monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7. Voorbescherming gemeentelijk monument, beschermd stads- of dorpsgezicht of beeldbepalend object

Met ingang van de dag dat een kennisgeving van het ontwerp van de aanwijzing is gedaan, zoals bedoeld in artikel 3:12 van de Awb, tot het moment dat de aanwijzing en registratie op de gemeentelijke erfgoedlijst als bedoeld in artikel 12 plaats vindt, dan wel vaststaat dat het erfgoed niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 15 tot en met 17 van overeenkomstige toepassing.

 

Paragraaf 2. Procedure rondom de aanwijzing

Artikel 8. Advies monumentencommissie

  • 1.

    Voordat het college over de aanwijzing een ontwerp van een aanwijzingsbesluit vast stelt, zoals bedoeld in de artikelen 3 en 4, vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk, uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het verzoek van het college.

Artikel 9. Belanghebbenden

Voordat het college een ontwerpbesluit vaststelt, waarbij hij een onroerende zaak, een groep van zaken of terrein als cultureel erfgoed aanwijst, stelt hij alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeldt staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet, op de hoogte.

Artikel 10. Termijnen

Het college beslist binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging omtrent vaststelling van de aanwijzing. Indien geen zienswijzen zijn ingediend, bedraagt deze termijn acht weken.

Artikel 11. Mededeling aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Zodra een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt deze onverwijld opgenomen op de gemeentelijke erfgoedlijst.

Artikel 12. Registratie op de gemeentelijke erfgoedlijst

  • 1.

    Het college registreert het cultureel erfgoed op de gemeentelijke erfgoedlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke erfgoedlijst bevat tenminste de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument, beschermd stads- of dorpsgezicht, cultuurgoed of beeldbepalend object. Bij een cultuurgoed is de kadastrale aanduiding niet van toepassing.

.

Artikel 13. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2.

    Het wijzigen van de aanwijzing geschiedt op dezelfde wijze als de aanwijzing.

  • 3.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke erfgoedlijst aangetekend.

Artikel 14. Wijziging gemeentelijke erfgoedlijst, vervallen aanwijzing als cultureel erfgoed

  • 1.

    Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten, beschermde stads- of dorpsgezichten, beeldbepalende objecten, cultuurgoederen en voorlopige gemeentelijke monumenten ambtshalve wijzigingen aanbrengen op de gemeentelijke erfgoedlijst, na advies van de monumentencommissie.

  • 2.

    Als de aanwijzing ziet op het schrappen van een gemeentelijk monument, beschermd stads- of dorpsgezicht, beeldbepalend object of cultuurgoed van is hoofdstuk 2, paragrafen 2 en 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument, beschermd stads- of dorpsgezicht, beeldbepalend object of cultuurgoed waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet.

  • 4.

    Het vervallen van de aanwijzing, dan wel het schrappen uit, wordt onverwijld bijgehouden op de gemeentelijke erfgoedlijst.

HOOFDSTUK 3. INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTEN, CULTUURGOEDEREN, GEMEENTELIJK BESCHERMDE STADS- OF DORPGEZICHTEN, BEELDBEPALENDE OBJECTEN EN ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGSGEBIEDEN

Paragraaf 1. Verbodsbepalingen

Artikel 15. Instandhoudingbepaling gemeentelijk monument,

  • 1.

    Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, sub c, te beschadigen, te verstoren of te vernielen of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het college:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub c, te slopen, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub c, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3.

    Qua indieningsvereisten is hoofdstuk 5 van de Regeling omgevingsrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16. Instandhoudingsbepaling archeologisch verwachtingsgebied

  • 1.

    Het is verboden om de bodem van een terrein, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, sub c, onder 2, of een archeologisch verwachtingsgebied, als bedoeld in artikel 1, onder i, te verstoren.

  • 2.

    Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien:

    • a.

      in het geldende bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen die dezelfde belangen beschermen omtrent archeologische monumentenzorg;

    • b.

      sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wabo en in de omgevingsvergunning voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg;

    • c.

      een door het bevoegd gezag te toetsen rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het college in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      • het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of

      • de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of

      • in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 3.

    Het rapport, zoals bedoeld in artikel 16, tweede lid, onder c, dient tenminste te voldoen aan de op dat moment geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, de bijbehorende protocollen en – indien van toepassing – het door het bevoegd gezag goedgekeurde archeologische programma van eisen in overeenstemming met Protocol 4001, zoals deze onderdeel uitmaakt van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

  • 4.

    De opsteller van het rapport, zoals bedoeld in artikel 16, tweede lid, onder c, mag ook een persoon van een niet-gecertificeerde instelling zijn, zoals bedoeld in Protocol 4001 en 4002, indien het rapport door, namens of in opdracht van de gemeente Tiel is opgesteld.

Artikel 17. Instandhoudingsbepaling beschermd stads- of dorpsgezicht, en beeldbepalend object

  • 1.

    Het is verboden om een beschermd stads- of dorpsgezicht, of beeldbepalend object te beschadigen, te verstoren of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning van het college een (gedeelte van een) beschermd stads- of dorpsgezicht of beeldbepalend object te slopen.

Artikel 18. Bijzondere bepalingen

  • 1.

    De verboden en de vergunningplichten, als bedoeld in de artikelen 15, 16 en 17 zijn niet van toepassing in het geval dat:

    • a.

      er sprake is van een activiteit, zoals genoemd in artikel 3a van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.

    • b.

      voor werkzaamheden waarvoor het college nadere regels heeft gesteld met betrekking tot de wijze waarop die werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd en deze werkzaamheden overeenkomstig deze regels worden uitgevoerd.

  • 2.

    De verboden, als bedoeld in de artikel 16, voor zover deze betrekking heeft op een archeologisch monument, en artikel 17, gelden niet in het geval naar oordeel van het college sprake is van herstel als gevolg van een calamiteit en/of ten behoeve van ondergronds onderhoud, behoudens het gestelde in het volgende lid.

  • 3.

    Om in aanmerking te kunnen komen voor de verbodsvrijstelling, zoals bedoeld in het vorige lid, is de eigenaar en/of rechthebbende van het erfgoed verplicht de calamiteit en/of ondergronds onderhoud te melden aan het college en wel uiterlijk 2 werkdagen vóórdat de werkzaamheden plaatsvinden.

     

Paragraaf 2. De aanvraag om een omgevingsvergunning

Artikel 19. De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 17 dient plaats te vinden in overeenstemming met de bepalingen van de Wabo.

Artikel 20. Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1.

    Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning aangaande een (rijks)monument, beeldbepalend object of beschermde stads- of dorpsgezichten aan de monumentencommissie voor advies.

  • 2.

    Binnen 4 weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college

Artikel 21. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het cultureel erfgoed.

Artikel 22. Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

HOOFDSTUK 7. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 23. Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met de artikelen 15, 16 en 17 wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 24. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen ambtenaren.

Artikel 25. Bestemmingsplannen of omgevingsplan

  • 1.

    In de toelichting op een bestemmingsplan, wijzigingsplan, ruimtelijke onderbouwing of omgevingsplan wordt ten minste opgenomen:

    • a.

      een beschrijving van de bovengrondse en ondergrondse cultuurhistorische waarden in het plangebied en de directe omgeving, volgens een door het college vast te stellen werkwijze;

    • b.

      een beschrijving van de wijze waarop met de in het plangebied en de directe omgeving aanwezige bovengrondse en ondergrondse cultuurhistorische waarden rekening is gehouden;

  • 2.

    Het college vraagt ten behoeve van een bestemmingsplan, wijzigingsplan, ruimtelijke onderbouwing of omgevingsplan advies aan de medewerker Monumenten van de gemeente ten aanzien van de juiste weging van cultuurhistorische waarden en de wijze waarop de beschrijving als bedoeld onder lid 1 in de toelichting op het bestemmingsplan, wijzigingsplan, ruimtelijke onderbouwing of omgevingsplan wordt opgenomen.

  • 3.

    Indien de medewerker Monumenten van de gemeente dat nodig acht vraagt het college daarbij tevens advies van de Monumentencommissie.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 26. Intrekken oude regeling

De Erfgoedverordening 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 27. Overgangsrecht

  • 1.

    Reeds aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Objecten waar reeds een voorbescherming op rust, zullen de procedure zoals geformuleerd in de Erfgoedverordening 2019 volgen. De voorbescherming blijft in stand.

  • 3.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 26 ingetrokken verordening.

  • 4.

    Indien voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening een bezwaarschrift is ontvangen gericht tegen een besluit genomen op grond van de voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening geldende bepalingen en hierop voor die datum nog niet is beslist, wordt besloten met toepassing van de bepalingen welke golden ten tijde van het nemen van het besluit waartegen het bezwaar is gemaakt.

Artikel 28. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

Artikel 29. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening Tiel 2019

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 november 2019.

De griffier,

de voorzitter,

A. ALGEMENE TOELICHTING

Inleiding

De Erfgoedverordening gemeente Tiel regelt:

  • -

    de aanwijzing van gemeentelijke monumenten (ook archeologisch);

  • -

    de instandhouding van gemeentelijke monumenten en archeologische terreinen;

  • -

    de aanwijzing en bescherming van gemeentelijk beschermde stads- en dorpsgezichten;

  • -

    de aanwijzing en bescherming van beeldbepalende objecten;

  • -

    de aanwijzing en bescherming van cultuurgoederen;

  • -

    de inschakeling van de onafhankelijke adviescommissie bij beschermde monumenten.

 

In 2015 heeft de meest recente wijziging van deze verordening plaatsgevonden. De voornaamste reden waren enkele wijzigingen van het Besluit omgevingsrecht (Bor), die bijdragen aan de door het Rijk ingezette deregulering. Diverse werkzaamheden in de sfeer van onderhoud aan monumenten werden vergunningsvrij. Daarnaast werd ingezet op de toen nog niet in werking getreden Erfgoedwet, voor zover toen de consequenties voor deze verordening konden worden overzien.

 

Voornaamste wijzigingen

Ondertussen is het 'speelveld' wederom gewijzigd. De Erfgoedwet is in werking getreden en de Omgevingswet is aanstaande. Een actualisatie die aansluit op deze wetgeving was noodzakelijk.

 

Ten tweede is er de wens binnen het Tielse bestuur om de bescherming van het erfgoed beter te verankeren in de regelgeving. Zie hiervoor de beleidsnota: Erfgoed in Balans, Tiel is Viel 2019. Hierin wordt bijvoorbeeld de mogelijkheid geopperd voor het aanwijzen van mobiel erfgoed, een nog duidelijker verankering van erfgoed in ruimtelijke ordeningsprocessen voorgesteld ter voorbereiding op de omgevingswet, alsook de adviesmogelijkheid van de monumentencommissie wordt voorgesteld uit te breiden. Hiertoe is gelijktijdig het Reglement van Orde van de Tielse monumentencommissie geactualiseerd.

 

Vervolgens is er een nieuw VNG-model voor de erfgoedverordening ontwikkeld, welke is geïntegreerd in deze verordening. Dit model biedt een betere mogelijkheid om toekomstig cultureel erfgoed te beschermen, middels opname van een cultuurgoed en een voorlopige aanwijzing. Ook nieuw is de uitgebreidere instandhoudingsplicht.

 

Tot slot is er voor gekozen om uitvoeringsgerelateerde bijlagen uit deze nieuwe verordening te halen ter bevordering van de leesbaarheid. Tevens is deze zo veel mogelijk ingekort binnen de juridische kaders.

 

Erfgoedwet

 

Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. Vóór 2016 waren er verschillende wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed. Sinds juli 2016 zijn die allemaal samengegaan in 1 wet.

 

Elk type cultureel erfgoed heeft eigen werkwijzen en beschermingsmaatregelen. De wetgeving in Nederland hiervoor was echter versnipperd. Ook moest een aantal regels worden vernieuwd. In de Erfgoedwet zijn verschillende wetten en regelingen gebundeld. Ook staan er regels in om belangrijk cultureel erfgoed beter te beschermen en te behouden.

 

De Erfgoedwet heeft 6 wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen:

 

  • Monumentenwet 1988;

  • Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten;

  • Wet tot behoud van cultuurbezit;

  • Wet tot teruggave cultuurgoederen uit bezet gebied;

  • Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 over onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen;

  • Regeling materieel beheer museale voorwerpen.

In de Erfgoedwet staat:

 

  • wat cultureel erfgoed is;

  • hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed (zoals schilderijen);

  • wie welke verantwoordelijkheden heeft;

  • hoe Nederland daar toezicht op houdt.

De Erfgoedwet gaat over de bescherming van ons cultureel erfgoed. In onze leefruimte speelt deze bescherming ook een rol. Hiertoe zijn een aantal regels opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. In de toekomst zal de Omgevingswet hierin een grote rol spelen. Naar verwachting treedt de Omgevingswet per 1 januari 2021 in werking, waarbij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt vervangen.

 

Omgevingswet

 

De Omgevingswet gaat in op 1 januari 2021. Met deze wet willen we de fysieke leefomgeving verbeteren. Doelen:

 

  • Meer afwegingsruimte om lokaal te besluiten over de leefomgeving;

  • Groter inzicht van betrokkenen in wat wel en niet waar mag;

  • Snellere en betere besluitvorming: door betere informatie;

  • Meer integrale aanpak: samenhangende benadering in beleid, regelgeving en besluitvorming in de fysieke leefomgeving.

De Erfgoedverordening wordt bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet – naar verwachting per 1-1-2021 – overgezet naar het Omgevingsplan voor zover het de artikelen over gemeentelijke monumenten betreft, dus aanwijzing en bescherming.

 

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

Eerste lid,

 

Sub a

Een cultuurgoed dient in eigendom te zijn van de gemeente, dan wel te zijn toevertrouwd aan de zorg van de gemeente. Dit dient contractueel dan wel notarieel te zijn vastgelegd. Private cultuurgoederen, welke niet door de gemeente kunnen worden aangewezen als gemeentelijk cultuurgoed, kunnen worden opgenomen in de Erfgoedmonitor van het Rijk 1 .

 

Sub c

Het begrip ‘terreinen’, als bedoeld in sub 2, dient ruim te worden uitgelegd. Hoofdzakelijk betreft het locaties waar archeologische waarden in de bodem (kunnen) zitten (gemeentelijke archeologische monumenten), maar daarnaast kan het bijvoorbeeld ook gaan om parken, tuinen en een perceel met een of meer bomen. Het is niet vereist dat op het terrein ook een bouwkundig monument voorkomt om over een gemeentelijk monument te kunnen spreken. Een 'zaak' is immers een veel ruimer begrip.

 

Sub e

Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht is een erkenning van het bijzondere cultuurhistorische karakter van een gebied. Doorgaans bestaat dit karakter uit een samenspel van de stedenbouwkundige structuur, het aanzien van de bebouwing en de wijze waarop grond en gebouwen worden gebruikt. De bestaande situatie wordt niet bevroren. Een beschermd stadsgezicht behoudt zijn dynamische karakter. Nieuwe gebouwen kunnen worden ingepast in de historische structuren. Ook veranderingen in het gebruik passen in het historisch gegroeide karakter

Bij de bescherming van stads- en dorpsgezichten door bestemmingsplannen kan bereikt worden dat:

  • o

    de hoofdstructuur (wegen, wateren, perceelindeling, rooilijnen, schaal, plaats, dichtheid en situering van bebouwing, schaal van de open ruimten, enz.) in stand blijft;

  • o

    de functionele ontwikkeling van het beschermde gebied in hoofdlijnen blijft aansluiten op de historische ontwikkeling;

  • o

    veranderingen aan gebouwen en nieuwbouw aan de historische karakteristiek worden getoetst.

Voor de definitie is aansluiting gezocht bij artikel 1, onder f, van de Monumentenwet 1988.

 

Sub f

Naast gemeentelijke monumenten en gemeentelijk beschermde stads- of dorpsgezichten kunnen er ook beeldbepalende objecten worden aangewezen die een duidelijk aandeel leveren aan het karakteristieke beeld van Tiel of een deel daarvan. De architectonische waarde van deze niet-monumenten kan belangrijk zijn voor de omgevingskwaliteit. Om die reden hebben ook deze objecten een bescherming via deze verordening.

 

Sub j

De gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart is gebaseerd op een afgewogen document waarin de aspecten die relevant zijn voor het in kaart brengen van het ondergrondse erfgoed zijn geïnventariseerd. Op de archeologische beleidsadvieskaart worden verschillende zones en terreinen aangegeven waar, per zone, verschillende eisen gelden. Deze kaart is primair bedoeld om te vertalen naar regels met betrekking tot archeologie in het bestemmingsplan cq. Omgevingsplan.

 

HOOFDSTUK 2. AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN, GEMEENTELIJK BESCHERMDE STADS- OF DORPSGEZICHTEN EN BEELDBEPALENDE OBJECTEN

 

Artikel 4. De aanwijzing tot gemeentelijk monument, gemeentelijk beschermde stads- of dorpsgezichten en beeldbepalende objecten

 

Lid 1, 2 en 3

Dit artikel regelt de aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door de gemeenteraad, zoals geregeld in artikel 35 van de Monumentenwet 1988 in samenhang met artikel 9.1, eerste lid, sub a, van de Erfgoedwet. De aanwijzing tot gemeentelijk monument, gemeentelijk beschermde stads- of dorpsgezichten en beeldbepalende objecten en het plaatsen hiervan op de erfgoedlijst zijn twee zaken met verschillende gevolgen. De aanwijzing heeft rechtsgevolg; de eigenaren zijn daarmee gebonden aan de verboden in hoofdstuk 3 van deze verordening.

 

Het besluit tot aanwijzing is een discretionaire (vrije) bevoegdheid van het college. Na afweging van alle betrokken belangen kan tot aanwijzing worden besloten. De afweging van de belangen van de rechthebbende ten opzichte van de te beschermen monumentale waarden moet uitdrukkelijk gemotiveerd in het besluit naar voren komen (de redengeving). De aanwijzing geeft geen recht op schadevergoeding. De aanwijzing verandert immers over het algemeen niets aan het bestaande gebruik van het erfgoed.

 

Artikel 6 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

In deze verordening is de optie tot voorlopige bescherming opgenomen. Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om in spoedeisende gevallen een onroerende zaak als gemeentelijk monument aan te wijzen. In dat geval wordt de Monumentencommissie pas ingeschakeld na de voorlopige aanwijzing. De bescherming op grond van artikel 7 geldt echter vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van de voorlopige aanwijzing. Een bezwaarschrift heeft geen opschortende werking en daarmee kan de voorlopige aanwijzing dus niet eenvoudig omzeild worden. Als de aanwijzing definitief wordt door de opname in het erfgoedregister loopt deze bescherming door. Als er uiteindelijk geen opname in het erfgoedregister plaatsvindt vervalt de bescherming.

 

Artikel 12. Registratie op de gemeentelijke erfgoedlijst

De registratie van de aanwijzing is een administratieve handeling (en geen besluit). De bedoeling van de bij te houden erfgoedlijst is om een ieder snel inzicht te geven in welke zaken als cultureel erfgoed zijn aangewezen en de redengeving daartoe.

 

HOOFDSTUK 3. INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN

 

Artikel 15. Instandhoudingbepaling gemeentelijk monument

Dit artikel is voor gemeentelijke monumenten naar analogie met artikel 11, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 geschreven, zoals dat is gewijzigd door artikel 10.18 van de Erfgoedwet, met inbegrip van de instandhoudingsplicht die daarbij is geïntroduceerd.

 

Artikel 16. Instandhoudingsbepaling archeologisch verwachtingsgebied

Lid 4

Instellingen, bedrijven en overheden die gravend onderzoek willen verrichten, dienen verplicht gecertificeerd te zijn conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), BRL 4000. Protocol 4001 en 4002 bestaan uit respectievelijk een archeologisch Programma van Eisen en een archeologisch bureauonderzoek, dus deze protocollen zien niet toe op gravend onderzoek. Dit zijn protocollen die zowel voor instellingen, bedrijven als overheid niet verplicht zijn, maar wél vrijwillig gecertificeerd kunnen worden. In dit artikel wordt expliciet bekrachtigd dat de gemeente Tiel zich het recht voorbehoudt deze protocollen zonder (vrijwillige) certificering in eigen beheer door de eigen vakspecialist te laten uitvoeren, indien zij dit wenst en hiervoor de capaciteit aanwezig is. Dit artikel stelt uitdrukkelijk niet dat de gemeente deze werkwijze oplegt of faciliteert voor derden. Ook verplicht dit artikel instellingen en/of bedrijven niet tot het verplicht certificeren van die onderdelen die vanuit de wet louter vrijwillig gecertificeerd behoeven te worden.

 

Artikel 21. Weigeringsgronden

In het kader van dit artikel moet worden afgewogen in hoeverre het belang van monumenten in het geding is. Inhoudelijk kan aangegeven worden dat het belang van de monumentenzorg zwaarder weegt dan andere belangen (bijvoorbeeld het economisch belang). Dit houdt in dat er een kwalitatieve afweging gemaakt moet worden. Met name indien deze weigering leidt tot een weigering van de vergunning, zal de afweging inzichtelijk gemaakt moeten worden, zodat deze als motivering voor het besluit kan dienen.

 

Artikel 23. Strafbepaling

Voor de strafbaarstelling van de nadere regels geldt dat artikel 154, lid 1, van de Gemeentewet aan de raad een keuzemogelijkheid laat om op overtreding van verordeningen straf te stellen, maar geen andere of zwaardere dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht zijn de geldboetecategorieën opgenomen.

 

Op gemeentelijk niveau is er, gelet op de ernst deze vergrijpen, de wens om enige preventieve werking te bereiken, de keuze voor de geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van drie maanden voor het overtreden van de nadere regels voor de hand liggend.

 

Artikel 25 Bestemmingsplannen

Door wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van 17 juni 2011, staatsblad 5 juli 2011, nr 339 moeten cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeentebesturen een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden.

 

Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen.

 

Het is onwenselijk om deze cultuurhistorische elementen allemaal als monument of gezicht aan te wijzen, maar deze elementen zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken. Omdat de wetgever geen nadere aanduiding heeft gegeven over hoe de cultuurhistorische waarden moeten worden meegenomen, voorziet dit artikel in een nadere uitwerking daarvan. De reden hiervan is ervoor te zorgen dat binnen de gemeente gemeentebreed de cultuurhistorische waarden in een plangebied op dezelfde manier worden meegenomen.

 

Om er gemeentebreed voor te zorgen dat in bestemmingsplannen met constante kwaliteit aandacht wordt besteed aan cultuurhistorische waarden en zo nodig de vertaling ervan in de regels, is het relevant deze al in een vroegtijdig stadium (bestemmingsplan model/ plan van aanpak/ onderzoeksfase) te betrekken. Hiervoor zijn reeds kaartlagen ontwikkeld en wordt het grondgebied opgedeeld in gebiedskarakteristieke (stads)delen. Op basis van een beknopte cultuurhistorische verkenning kan geconcludeerd worden of een nadere cultuurhistorische onderbouwing, waarin analyse en waardering wordt beschreven, wenselijk is. Dit moet conform de richtlijn Cultuurhistorisch Onderzoek van de RCE plaatsvinden. Daarnaast moeten alle bestemmingsplannen voor het vooroverleg in het kader van artikel 3.1.6.van de Bro ter advies worden voorgelegd aan de Monumentencommissie.

 

Artikel 27. Overgangsrecht

In de praktijk blijkt het overgangsrecht vaak problemen te geven. Indien bijvoorbeeld een regeling wordt ingetrokken, is het niet altijd duidelijk welke gevolgen de intrekking moet hebben voor op die regeling gebaseerde beschikkingen. Vanwege de rechtszekerheid en de eerbiediging van bestaande rechten is daarom in deze verordening een overgangsbepaling opgenomen.

 

In het eerste lid worden de op grond van de oude verordening op de gemeentelijke erfgoedlijst voorkomende monumenten geacht te zijn aangewezen en geregistreerd overeenkomstig deze nieuwe verordening. In het tweede lid is opgenomen dat zaken die momenteel voorbescherming genieten, maar nog niet zijn aangewezen, verder zullen worden aangewezen middels het gestelde in deze verordening. In het derde lid is geregeld dat aanvragen om een omgevingsvergunning voor gemeentelijke monumenten, die zijn ingediend vóór het van kracht worden van deze verordening, worden afgehandeld op grond van de oude verordening. Voor een bepaalde overgangsperiode zullen er dus twee procedures gelden. Indien de verordening niet tijdig aan de Wabo is aangepast, terwijl deze wet al wel in werking is getreden zet de Wabo de bepalingen uit de verordening aan de kant. De Wabo gaat namelijk voor op lagere regelgeving. De bepalingen uit de verordening zijn van rechtswege onverbindend. Bij een nieuwe aanvraag voor een vergunning gelden dan de bepalingen uit de Wabo.

 


1

Onder cultuurgoed valt, blijkens hoofdstuk 3 van de Memorie van Toelichting op de Erfgoedwet, ook mobiel erfgoed (voortkomend uit de Wbc).