Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Opmeer

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Opmeer houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening gemeente Opmeer 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOpmeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Opmeer houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening gemeente Opmeer 2020)
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Opmeer 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Opmeer 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2020nieuwe regeling

14-11-2019

gmb-2019-287778

19.0010900

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Opmeer houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening gemeente Opmeer 2020)

De raad van de gemeente Opmeer,

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 september 2019;

 

gelet op de behandeling in de Commissie Bestuurlijke zaken en Verantwoording van 31 oktober 2019;

 

besluit vast te stellen de:

 

Financiële verordening gemeente Opmeer 2020

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • -

    doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook

    daadwerkelijk worden behaald;

  • -

    doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van

    middelen;

  • -

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder

    gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten;

  • -

    indicator: op voorhand overeengekomen parameter die inzicht geeft in resultaten op

    deelgebieden en laat zien in hoeverre bepaalde doelstellingen gehaald worden;

  • -

    prioriteit: onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal

    samenhangende taakvelden of een enkel taakveld van de taakveldenraming en taakveldenrealisatie;

  • -

    onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de opbrengst

    onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 2.1.

    De raad stelt de programma-indeling van de programmabegroting vast.

  • 2.2.

    De raad stelt per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten (wat willen wij bereiken);

    • b.

      de te leveren goederen en diensten (wat doen wij daarvoor);

    • c.

      de baten en lasten (wat mag het kosten)

  • 2.3.

    De raad stelt op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 2.4.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast.Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld inartikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies engemeenten.

  • 2.5.

    De raad stelt vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

  • 2.6.

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 3.1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de baten en lasten per taakveld weergegeven.

  • 3.2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3.3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 3.4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 3.5.

    Incidentele baten en lasten worden afzonderlijk gespecificeerd in het overzicht incidentele lasten en baten indien zij € 10.000,00 of meer bedragen. De posten die onder deze grens vallen worden op één post per programma gepresenteerd.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt voor 15 juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota vóór 15 juli vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 5.1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 5.2.

    In afwijking van het eerste lid kan de raad een activiteit welke onderdeel is van een programma, als prioriteit aanwijzen en daarvoor de baten en lasten apart autoriseren.

  • 5.3.

    Bij de begrotingsbehandeling stelt de raad tevens het investeringsprogramma vast.Voor categorie A (vervangingsinvesteringen) autoriseert de raad het college tot het doen vanuitgaven. Voor categorie B (nieuwe en/of uitbreidingsinvesteringen) legt het collegevoorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstelvoor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 5.4.

    Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten of de baten van een programma of een prioriteit de geautoriseerde lasten of baten dreigen te overschrijden, of dat de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten of baten van betreffende programma of de prioriteit, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 5.5.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet hetcollege voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen vande geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5.6.

    Beleid op het gebied van investeringen is verder uitgewerkt in de Activanota van de gemeente Opmeer.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 6.1.

    Het college informeert de raad door middel van 2 tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 4 maanden (kadernota) en de eerste 9 (najaarsnota) maanden van het lopende boekjaar.

  • 6.2.

    De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting van de financiële en beleidsinhoudelijke afwijkingen per programma of prioriteiten. Ook bevat de rapportage de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 6.3.

    In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 10.000,00 toegelicht.

  • 6.4.

    Budgetoverheveling van niet bestede exploitatiebudgetten wordt aan de gemeenteraad voorgesteld via de 2e tussentijdse rapportage (najaarsnota). Budgetoverheveling verloopt via de reserve Budgetoverheveling.

Artikel 7. Informatieplicht

Voor zover hiervoor in de begroting geen budget is opgenomen, besluit het college niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 10.000,00;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 10.000,00; en

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 9. Jaarstukken

  • 9.1.

    Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de diensten naar de taakveldenrealisatie en naar de programmaverantwoording.

  • 9.2.

    Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      wat is bereikt;

    • b.

      welke goederen en diensten zijn geleverd;

    • c.

      wat de kosten zijn.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa

Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een (geactualiseerde) Activanota aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 11.1.

    Voor de vorderingen op derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 11.2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerendezaakbelastingen;

    • b.

      hondenbelasting;

    • c.

      rioolheffing; en

    • d.

      afvalstoffenheffing

    wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 12.1.

    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 12.2.

    Onttrekkingen aan reserves zoals vastgesteld in de begroting worden verwerkt op basis van de werkelijke gemaakte kosten, maar maximaal tot de omvang van de begrote onttrekking. De raad beoogt hiermee de onttrekking uit de reserves gelijk te maken aan de werkelijk gemaakte kosten in een jaar. Eventueel kan de raad hiervan afwijken via aparte besluitvorming.

  • 12.3.

    Een voorziening voor verliesgevende grondexploitatie(s) wordt getroffen tegen nominale waarde.

Artikel 13. Kostprijsberekening

  • 13.1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 13.2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa.

  • 13.3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 13.4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 13.5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een opslag voor de overhead per uur op de inzet van de directe uren. Deze opslag per uur komt tot stand door de totale kosten van de overhead (taakveld 0.4 in de begroting) te delen door het totaal aantal productieve uren van de formatieomvang van de gemeente exclusief de formatie van de overhead zelf.

  • 13.6.

    Het percentage van de omslagrente voor de kostprijsberekening en de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. Alles in lijn met de BBV voorschriften die gelden sinds 2017. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 13.7.

    In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 13.8.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 14. Prijzen economische activiteiten

  • 14.1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 14.2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 14.3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 14.4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 15. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de leges, rechten en overige heffingen.

Artikel 16. Financieringsfunctie

Het college handelt bij de uitoefening van de financieringsfunctie conform het door de raad vastgestelde treasurystatuut.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 17. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 13, zesde lid;

  • b.

    de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 18. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 19. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 20. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 20.1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 20.2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 20.3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 20.4.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 21. Bedrijfsvoering

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf bedrijfsvoering de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 22. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 23. Grondbeleid

In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 24. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, etc.;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 25. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 26. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 27. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 27.1.

    De Financiële verordening gemeente Opmeer 2017 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar 2019.

  • 27.2.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening gemeente Opmeer 2012 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2020.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Opmeer 2020.