Organisatie | Ede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Ede |
Citeertitel | Subsidieregeling peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Ede |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-12-2023 | 01-01-2023 | art. 3, art. 5, art. 9, art. 24, art. 26, art. 59, art. 63 | 05-12-2023 | 424386 | |
07-10-2022 | 13-12-2023 | paragraaf 5.3, artikel 46, artikel 47, artikel 48, artikel 49, artikel 59, toelichting | 20-09-2022 | 330963 | |
16-09-2021 | 07-10-2022 | paragraaf 2.1, 2.3, 3.2, 4.1, artikel 2, 3, 4, 5, 6, 7, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63 | 31-08-2021 | 249453 | |
05-12-2019 | 16-09-2021 | nieuwe regeling | 19-11-2019 | 113758 |
Hoofdstuk 2 Activiteiten voor geregistreerde kindcentra
Paragraaf 2.1 Nationaal Programma voorschoolse periode
Artikel 2. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor de inzet van een medewerker ten behoeve van extra ondersteuning voor VVE-peuters, individueel of in een kleine groep, die door corona achterstand hebben opgelopen.
Subsidie wordt uitsluitend verleend aan geregistreerde VVE-kindcentra die gevestigd zijn in de gemeente Ede en die voldoen aan de vereisten om in aanmerking te komen voor subsidie voor peuteropvang op grond van de Subsidieregeling peuteropvang Ede.
Artikel 5. Hoogte subsidie en subsidieplafond
De hoogte van de subsidie is gebaseerd op het procentueel aantal VVE peuters in de VVE opvangorganisatie in verhouding tot heel Ede. Subsidie wordt toegekend op basis van het aantal VVE peuters van de maand juni en december zoals opgenomen in de peutermonitor in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
Onverminderd het bepaalde in artikel 6 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 overlegt de aanvrager bij de aanvraag de volgende gegevens:
Paragraaf 2.2 Groepen met hoge concentratie kinderen met een VVE-indicatie
Artikel 8. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor VVE-peuteropvang waar in een groep per kwartaal gemiddeld meer dan acht kinderen opgevangen worden met een VVE-indicatie zoals geregistreerd in de peutermonitor.
Subsidie wordt uitsluitend verleend aan geregistreerde VVE-kindcentra die gevestigd zijn in de gemeente Ede.
Paragraaf 2.3 Inzet HBO-er in kindcentra
Artikel 13. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor inzet van een medewerker in een kindcentrum met een relevante opleiding op minimaal HBO-niveau. Dit ter de voorbereiding op nieuwe wetgeving rond de inzet van HBO-ers bij geregistreerde kindcentra
Subsidie wordt uitsluitend verleend aan geregistreerde VVE-kindcentra die gevestigd zijn in de gemeente Ede.
Hoofdstuk 3 Activiteiten voor primair onderwijs / Samenwerkingsverband PO
Paragraaf 3.1 Pilot “klusklas / ondernemende herrieschoppers”
Artikel 19. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor projecten gericht op “klusklas / ondernemende herrieschoppers”.
Artikel 22. Hoogte subsidie en subsidieplafond
Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag verdeeld op basis van onderlinge vergelijking, op basis van de in tabel 1 opgenomen criteria en wegingsfactoren.
Hoofdstuk 4 Activiteiten voor primair en voorgezet onderwijs of Samenwerkingsverband Passend Onderwijs
Paragraaf 4.1 Nationaal Programma bovenschoolse en naschoolse maatregelen
Artikel 23. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor de bestrijding van onderwijsachterstanden conform de vereisten van de specifieke regeling Nationaal Programma Onderwijs.
Artikel 26. Hoogte subsidie en subsidieplafond
Voor zover het subsidieplafond niet toereikend is om alle aanvragen die in aanmerking komen voor een subsidie toe te kennen, verdeelt het college het beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, tot het subsidieplafond is bereikt. De datum van ontvangst is de datum waarop de aanvraag volledig is ingediend.
Indien het vastgestelde subsidieplafond dreigt te worden overschreden of wordt overschreden als gevolg van het aantal aanvragen dat op dezelfde dag is ontvangen, worden de aanvragen die op die dag ontvangen zijn, door middel van loting gerangschikt en op volgorde van loting met in achtneming van het subsidieplafond verleend.
Onverminderd het bepaalde in artikel 9 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 kan de subsidie geheel of gedeeltelijke worden geweigerd indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de impact van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet in verhouding staan tot de hoogte van de gevraagde subsidie.
Artikel 30. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor pilots op scholen die geselecteerd zijn door het betrokken Samenwerkingsverband Passend Onderwijs en Gemeente op basis van de data Jeugdhulp.
De school ontwikkelt een analyse, plan van aanpak en draagt zorg voor de realisatie van activiteiten voor kinderen en jongeren met het doel om verzwaring van problematiek en daarmee extra inzet van jeugdhulp te voorkomen.
Artikel 33. Subsidiabele kosten en subsidieplafond
Toetsing van de subsidie aanvragen wordt verricht tijdens een gezamenlijk overleg waarin een vertegenwoordiging aanwezig is namens het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs PO en VO, FoodValley Jeugd, CJG en gemeente Ede. Toetsing vindt plaats op basis van de in tabel 3 opgenomen criteria en wegingsfactoren.
Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag verdeeld op basis van onderlinge vergelijking, op basis van de in tabel 4 opgenomen criteria en wegingsfactoren.
Onverminderd het bepaalde in artikel 6 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 overlegt de aanvrager bij de aanvraag om verlening van de subsidie een plan van aanpak dat voldoet aan de volgende vereisten:
Artikel 35. Verantwoording en delen resultaten
Bij de aanvraag tot subsidievaststelling voegt de aanvrager een inhoudelijk verslag over de ervaren knelpunten, gevonden oplossingen en een advies voor stedelijke oplossingen. Dit doet niet af aan andere vereisten voor de aanvraag tot subsidievaststelling op grond van de Algemene subsidieverordening Ede 2017.
Hoofdstuk 5 Activiteiten voor andere categorieën aanvragers
Paragraaf 5.1 “Onafhankelijke VVE-toeleiders”
Het verhogen van het aantal peuters met een VVE-indicatie op kindcentra van 80% naar 85%. Binnen de kindcentra ontvangen de peuters ondersteuning om hun taal- en of ontwikkelingsachterstand te verminderen en latere leerproblemen te voorkomen.
Subsidie wordt slechts verleend als de medewerkers die de activiteiten uitvoeren beschikken over een verklaring omtrent gedrag en een relevante opleiding op minimaal Hbo-niveau.
De subsidieontvanger brengt elk half jaar verslag uit over de activiteiten van de toeleiders. Hierin wordt een specificatie gevraagd van aantallen kinderen, soort indicatie, reden van aanmelding, reden van weigering en resultaat van inzet van de toeleiders. Ook stellen de toeleiders jaarlijks een advies op over de verbetering van de toeleiding naar kindcentra.
Paragraaf 5.2 Aanvullende activiteiten voor taalontwikkeling
Artikel 42. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor activiteiten die de taalontwikkeling van kinderen van 2 tot 12 jaar stimuleren.
De activiteiten betreffen extra ondersteuning van kinderen uit gezinnen met een taalarme omgeving na school, in hun taalontwikkeling, om zo goede leerprestaties te bevorderen door middel van de inzet van vrijwilligers in de thuissituatie van ouder en kind
Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen waarbij kindcentra, scholen voor primair en voortgezet onderwijs zijn uitgesloten.
Artikel 45. Subsidiabele kosten en subsidieplafond
Paragraaf 5.3 Doorgaande leerlijn
Artikel 46. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor een samenwerking tussen scholen en kindcentra gericht op het bevorderen van een doorgaande leerlijn bij kinderen. Het betreft activiteiten die een soepele overgang van kindcentra naar scholen realiseren en daarmee goede leerprestaties van kinderen bevorderen. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:
Subsidie kan worden verleend voor activiteiten die gericht zijn op het structureel bevorderen van de samenwerking tussen kindcentra en scholen. Subsidie wordt uitsluitend verleend als de activiteiten passen binnen het Onderzoekskader voor het toezicht op de voorschoolse educatie van het primair onderwijs.
Paragraaf 5.4 Gezinsgerichte activiteiten
Artikel 50. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor gezinsgerichte activiteiten zodat kinderen goed voorbereid hun start kunnen maken in het basisonderwijs.
Deze activiteiten zijn gericht op peuters, met en zonder VVE-indicatie, en hun ouders die vanuit een pedagogische overtuiging hun kind thuis ondersteunen en niet naar een kindcentrum brengen.
Subsidie kan worden verleend voor activiteiten die bijdragen aan de volgende doelstellingen:
Paragraaf 5.5 Ondersteuning van innovatie
Artikel 54. Subsidiabele activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor activiteiten gericht op innovatie, verbinding en kwaliteitsverhoging voor en door scholen in samenwerking met gemeente.
Hoofdstuk 6 Procedurele bepalingen
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze regeling indien toepassing van deze regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 60. Aanvullende verplichting: monitoren effecten
Voor subsidies op grond van hoofdstuk 3, paragraaf 2.1, hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5, met uitzondering van paragraaf 5.1, is de aanvrager verplicht iedere zes maanden een rapportage uit te brengen waarin de resultaten van de activiteiten per kind worden beschreven op basis van de volgende indicatoren:
Artikel 62. Tussentijds wijzigen van het subsidieplafond
Burgemeester en wethouders kunnen lopende het subsidiejaar de subsidieplafonds verhogen of verlagen. Verlaging van een subsidieplafond is slechts mogelijk voor zover het subsidieplafond nog niet is bereikt.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 november 2019 met zaaknummer 113758
Het college voornoemd,
drs. P.C.M. van Elteren
de secretaris,
mr. L.J. Verhulst
de burgemeester.
In deze regeling wordt een kader gegeven voor subsidiëring van aanvullende activiteiten rondom onderwijs en peuteropvang. Volledigheidshalve wordt opgemerkt bij de activiteiten op grond van deze regeling dat sprake is van beleidsvrijheid. Dit komt tot uitdrukking in de zinsnede dat burgemeester en wethouders subsidie kunnen verlenen voor de aangewezen activiteiten. Subsidieverlening is dus geen automatisme, ook als er geen specifieke weigeringsgronden van toepassing zijn. Als bijvoorbeeld uit de resultaten van een eerder gehouden pilot blijkt dat een bepaalde aanpak niet of onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen van een activiteit, dan kunnen burgemeester en wethouders een vergelijkbare subsidieaanvraag afwijzen.
Het is goed denkbaar dat het totaal van voor subsidie in aanmerking komende aanvragen het totale subsidieplafond overstijgt. Om in dat geval tot een gelijke en transparante verdeling te komen, worden verschillende verdeelmethodieken toegepast. In tabel 4 is een overzicht gegeven van de activiteiten en bijbehorende methode van verdeling:
Burgemeester en wethouders gaan monitoren of het subsidiëren van de beschreven activiteiten bijdraagt aan de beschreven doelstelling en daarmee het verwachte maatschappelijk effect heeft. In algemene zin is dit te zien als het zo ondersteunen van kinderen en peuters bij het behalen van een kwalitatief zo goed mogelijke schoolgang (passend bij hun aanleg). Het is mogelijk dat de subsidie voor activiteiten wordt beëindigd, als deze niet of niet voldoende bijdragen aan de beschreven doelstellingen. Om dit te kunnen inschatten wordt van subsidieontvangers verwacht dat zij regelmatig informatie aanleveren op de in deze regeling omschreven wijze.
Paragraaf 2.1 Inzet HBO-er in kindcentrum
Burgemeester en wethouders ondersteunen kindcentra bij de inzet van HBO-ers in de kinderopvang met deze gesubsidieerde activiteit. De subsidie wordt naar evenredigheid verdeeld van het aantal peuters met een VVE-indicatie in het voorgaande jaar. Dit leidt tot enige beperking van de mededinging. Voor nieuwe toetreders wordt het lastiger om in aanmerking te komen voor deze subsidie, omdat de hoogte van de subsidie is gebaseerd op historisch gebruik. Er wordt echter maar één jaar teruggekeken. Daarnaast kunnen nieuwe aanbieders wel in aanmerking komen voor subsidie op grond van de Subsidieregeling kinderopvang Ede, zodra ze aan de criteria voldoen die in deze regels zijn gesteld. Er blijft daarom voldoende mededingingsruimte over.
Van de subsidieaanvrager wordt gevraagd om informatie te geven over hoe de HBO-er wordt ingezet. Dit kan worden gebruikt voor eventueel verder onderzoek in de toekomst naar de relatie tussen deze activiteit en de doelstellingen van het beleidskader Onderwijsachterstanden Beleid, peuteropvang en onderwijsondersteuning 2019 - 2022.
Paragraaf 2.2 Groepen met hoge concentratie kinderen met een VVE-indicatie
In de Subsidieregeling peuteropvang Ede is voorzien in de basis voor verlening van subsidie voor peuteropvang. In deze regeling is voorzien in een aanvulling voor groepen waar gemiddeld acht of meer kinderen met een VVE-indicatie worden opgevangen. Deze kinderen hebben een grotere ondersteuningsvraag en doen daardoor een zwaarder beroep op de beschikbare bezetting. Daarom achten burgemeester en wethouders een aanvullende subsidie passend.
Het bedrag van €5.000 per groep is een lumpsum bedrag. Kindcentra zijn vrij in de besteding van het bedrag, mits het bijdraagt aan de doelstelling van bevordering en behoud van de kwaliteit van VVE. Er is afgezien van het uitsplitsen naar specifieke categorieën subsidiabele kosten (bijvoorbeeld loonkosten).
De aanvraag en verantwoording van deze subsidie is gecombineerd met die op grond van de Subsidieregeling peuteropvang Ede. Zo kan achteraf worden gecontroleerd of op bepaalde locaties inderdaad meer dan acht kinderen worden opgevangen met een VVE-indicatie.
Paragraaf 3.1 Pilot “klusklas / ondernemende herrieschoppers”
Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van een kwalitatieve vergelijking. Het proces van kwalitatieve vergelijking valt uiteen in twee fasen. In de eerste fase wordt getoetst of de aanvraag voldoet aan de minimale criteria die zijn opgenomen in de regeling. Deze zijn verwoord in de artikelen 16 tot en met 18 (subsidiabele activiteiten, criteria en aanvrager). Als dit niet het geval is, dan wijzen burgemeester en wethouders de aanvraag af. Voldoet de aanvraag wel aan deze vereisten, dan gaat deze door naar de tweede fase.
In de tweede fase vindt een rangschikking plaats van de aanvragen, op basis van de criteria die zijn opgenomen in tabel 1. De punten die genoemd worden betreft het maximaal aantal te halen punten per categorie. Soms zijn deze onderverdeeld op basis van sub criteria (beschreven in de toelichting: dit is bijvoorbeeld het geval voor het criterium ‘bereik’ met twee sub criteria). De toekenning van punten vindt in beginsel plaats op basis van vergelijking met de andere ingediende aanvragen binnen dat kalenderjaar. Het is daardoor mogelijk dat dezelfde activiteit in verschillende jaargangen uitkomt op een ander puntenaantal, omdat het aanbod van andere activiteiten verandert. Dit kan worden verduidelijkt aan de hand van een voorbeeld.
Rekenvoorbeeld onderlinge vergelijking
Twee scholen dienen een aanvraag in voor 2019. School A heeft een potentieel bereik van 100 leerlingen in de doelgroep die is beschreven voor “klusklas / Ondernemende herrieschoppers”. School B heeft een potentieel bereik van 30 leerlingen.In dat voorbeeld haalt school A in totaal 10 punten (het maximum aantal voor het sub criterium potentieel bereik). School B haalt 3 punten (formule 30 leerlingen / 100 leerlingen x 10 punten = 3 punten). Drie scholen dienen een aanvraag in voor 2020. School A heeft een potentieel bereik van 70 leerlingen in de doelgroep die is beschreven voor “klusklas / Ondernemende herrieschoppers”. School B heeft een potentieel bereik van 30 leerlingen. School C heeft een bereik van 120 leerlingen.In dat voorbeeld haalt school C in totaal 10 punten het maximum aantal voor het sub criterium potentieel bereik). School A haalt 6 punten (formule 30 leerlingen / 100 leerlingen x 10 punten = 6,25 punten, dit wordt afgerond naar een heel aantal). School B haalt 3 punten (formule 30 leerlingen / 120 leerlingen x 10 punten = 2,5 punten, dit wordt afgerond naar een heel aantal).
Uiteraard zijn niet alle criteria zo duidelijk objectief te becijferen als een potentieel leerlingenaantal. De kwaliteit van een plan van aanpak vraagt bijvoorbeeld een kwalitatief oordeel.
Hierover wordt advies uitgebracht door de Klankbordgroep VVE. In dat soort gevallen kunnen aanvragen ook worden ingedeeld in meerdere categorieën met een bepaalde kwaliteit, waaraan een verschillend puntenaantal wordt toegekend. Een voorbeeld is een rangschikking in ‘goed’ (10 punten), ‘voldoende’ (5 punten) en ‘onvoldoende’ (0 punten). Meer of minder categorieën zijn uiteraard denkbaar, dit zal per verdeelronde afhangen van de kwaliteit van de aanvragen.
Bij de categorie cofinanciering is geen sprake van toekenning van een score op basis van onderlinge vergelijking. Hier wordt het aantal punten gerelateerd aan het percentage waarvoor cofinanciering plaatsvindt van de kosten. Bij cofinanciering van 50% of meer wordt de maximale score toegekend. Vervolgens wordt naar rato verminderd. Het aantal punten voor dit onderdeel is dus niet afhankelijk van de rangschikking van andere aanvragen.
Het door de school opgegeven percentage voor cofinanciering wordt meegenomen in de wijze van berekening van de subsidie. Achteraf vindt naculculatie plaats. Dit is geregeld in artikel 19, tweede lid. Indien de totale werkelijke kosten dus lager uitvallen, wordt naar rato ook de subsidie verminderd. Anders wordt vergelijking op basis van dit criterium onbetrouwbaar. Cofinanciering kan in verschillende vormen. De school kan een opdracht geven aan een derde waar zij zelf voor een bepaald percentage aan meebetalen. Maar zij mogen ook zelf personeel inzetten en daarvoor kosten in rekening brengen die worden aangemerkt als cofinanciering.
Paragraaf 3.2 Kinderen in het primair onderwijs met ambitie
Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van een kwalitatieve vergelijking. Voor een uitleg hoe deze verdeelmethode wordt toegepast, wordt verwezen naar de toelichting op paragraaf 3.1.
Paragraaf 4.1 Tegengaan van onderpresteren
Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van loting. Deze loting vindt in het openbaar plaats. Aanvragers worden hierdoor in de gelegenheid gesteld om zelf de loting bij te wonen of een waarnemer te sturen. De uitkomst van de loting wordt schriftelijk vastgelegd. Zo kunnen aanvragers die de loting niet hebben bijgewoond zich achteraf van de uitkomst op de hoogte stellen. De aanvragen die geloot worden tot het subsidieplafond is bereikt, komen voor subsidie in aanmerking.
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor schoolpilots. Het moet wel gaan om activiteiten waar niet uit een andere bron financiering voor bestaat (bijvoorbeeld op grond van een jeugdhulpbeschikking of een gesubsidieerde activiteit op regioniveau).
Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld over de in aanmerking komende aanvragen. Bij verlening is het gebruik in het nieuwe jaar nog niet in te schatten. Daarom wordt hierbij van het aantal leerlingen in het voorgaande jaar uitgegaan. Dit levert geen noemenswaardige beperking op van de mededinging. Elke school die voldoet aan de wettelijke eisen kan immers leerlingen aantrekken.
Paragraaf 5.1 Onafhankelijke toeleiders
Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van een kwalitatieve vergelijking. Voor een uitleg hoe deze verdeelmethode wordt toegepast, wordt verwezen naar de toelichting op paragraaf 3.1.
Paragraaf 5.2 Aanvullende activiteiten voor taalontwikkeling
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor activiteiten voor taalontwikkeling. Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld. Hierbij wordt voor 80% uitgegaan van historisch gebruik in het voorgaande jaar. Het doel van deze activiteit is immers om zo veel mogelijk kinderen te helpen.
Daarom is een verdeling die grotendeels is gebaseerd op historisch gebruikte te rechtvaardigen. De resterende 20% worden naar evenredigheid verdeeld over het aantal aanvragen. Zo blijft toetreding voor nieuwe aanbieders wel mogelijk en wordt mededingingsruimte niet volledig uitgesloten.
Paragraaf 5.3 Doorgaande leerlijn
Subsidies op grond van deze paragraaf kunnen alleen worden aangevraagd door samenwerkende organisaties (groepen van één of meer scholen en kindcentra). Een groep bestaat dus minimaal uit één school en één kindcentrum. Zij maken onderling afspraken over de verdeling van de subsidie, burgemeester en wethouders volgen de afspraken over de verdeling, zoals die blijken uit de aanvraag van de samenwerkende organisaties. Hierbij is bijvoorbeeld toekenning aan één organisatie mogelijk (die dan zelf zorgt voor onderverdeling) of een verdeling over meerdere organisaties.
Eén organisatie treedt ten opzichte van burgemeester en wethouders op als penvoerder. Dit betekent dat deze organisatie de aanvraag tot subsidieverlening en -vaststelling indient. Besluiten met betrekking tot de subsidie worden gericht aan de penvoerder. Voor de juiste besteding van de subsidie zijn de aanvragers wel allen verantwoordelijk, voor zover aan hen subsidie wordt verleend.
Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt het beschikbare bedrag verdeeld op basis van de rangorde zoals opgenomen in artikel 49, derde lid. NB: het gaat hier dus om scholen of kindcentra, niet om groepen. Als binnen één groep van aanvragers bijvoorbeeld twee kindcentra en drie scholen zijn verenigd, dan gelden zij als vijf aanvragers. Met deze regeling wordt samenwerking gestimuleerd.
Paragraaf 5.4 Gezinsgerichte activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor gezinsgerichte activiteiten. Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld. Hierbij wordt voor 80% uitgegaan van historisch gebruik in het voorgaande jaar. Het doel van deze activiteit is immers om zo veel mogelijk kinderen te helpen. Daarom is een verdeling die grotendeels is gebaseerd op historisch gebruik te rechtvaardigen. De resterende 20% worden naar evenredigheid verdeeld over het aantal aanvragen. Zo blijft toetreding voor nieuwe aanbieders wel mogelijk en wordt mededingingsruimte niet volledig uitgesloten.
Paragraaf 5.5 Ondersteuning van innovatie
Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor innovatie binnen en om het onderwijs. Dit kan docent- en kind gericht zijn.
Als het totaal van activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen het toepasselijke plafond overstijgt, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld op basis van het aantal leerlingen dat bereikt wordt met de activiteit.
Door toepassing van de hardheidsclausule kunnen burgemeester en wethouders in gevallen waarin toepassing van deze regeling, gegeven de doelstelling en de strekking van deze regeling, een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, een onderdeel van die regeling buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken.
Artikel 54. Overgangsbepalingen
Vanwege het tijdstip van vaststelling van deze regeling, wordt de termijn voor het indienen van aanvragen voor 2020 verlengd tot 1 januari 2020.
Hierbij is gezocht naar balans tussen snelle duidelijkheid voor aanvragers en het kunnen starten met de nieuwe activiteiten tegenover het bieden van voldoende tijd voor een goede voorbereiding van aanvragen. Indien blijkt dat vanwege deze relatief korte aanvraagtermijn bepaalde budgetten onbenut blijven, dan kunnen burgemeester en wethouders besluiten de termijn te verlengen.
Voor de daarop volgende jaren wordt tevens afgeweken van het bepaalde in artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017. Aanvragen voor subsidies op grond van deze regeling dienen vóór 1 oktober te worden ingediend.
Artikel 55. Aanvullende verplichting: monitoren effecten
Burgemeester en wethouders verbinden het monitoren van effecten van subsidieverlening als aanvullende verplichting aan een aantal subsidies op grond van deze regeling. Het gaat om een doelgebonden verplichting, in de zin van artikel 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Door de monitoring ontstaat inzicht in de vraag of de activiteiten inderdaad leiden tot de beoogde maatschappelijke effecten en zo bijdragen aan de gemeentelijke doelstellingen. Dit stelt burgemeester en wethouders in staat om waar nodig bij te sturen.
Indien er gegronde reden is om aan te nemen dat de aanvrager niet aan deze verplichting zal kunnen voldoen, dan kan de subsidie worden geweigerd (artikel 4:35, eerste lid, onder b van de Awb). Het niet voldoen aan deze verplichting kan daarnaast ook reden zijn om de subsidie lager vast te stellen (artikel 4:46, tweede lid, onder b van de Awb). Verder kan de subsidieverlening worden verlaagd of ingetrokken (artikel 4:48, eerste lid, onder b van de Awb).
Artikel 56. Gelijke score meerdere aanvragen
In deze subsidieregeling is voor een drietal activiteiten voorzien in verdeling op basis van een onderlinge vergelijking. Het is denkbaar dat er aanvragen zijn die eenzelfde score behalen en daardoor gelijk eindigen in de rangschikking. Dit kan tot problemen leiden, als door het toekennen van alle aanvragen het subsidieplafond zou worden overschreden. Voor deze situatie is een oplossing voorzien in dit artikel. In deze situatie vindt een loting plaats tussen de gelijk eindigende subsidieaanvragen.
Voorbeeld loting na gelijke score meerdere aanvragenEr worden vier aanvragen ingediend voor de activiteit Achterstandskinderen in het primair onderwijs met ambitie, elk voor € 35.000. Het subsidieplafond staat op € 70.000. Aanvraag A haalt de meeste punten en ontvangt daarom sowieso de gevraagde subsidie. Aanvraag B en C eindigen op gelijke hoogte. Aanvraag D haalt de minste punten en komt daarom sowieso niet in aanmerking voor subsidie. In deze situatie vindt dan een loting plaats tussen aanvragen B en C. De winnaar van de loting wordt subsidie verleend.
Artikel 57. Tussentijds wijzigen van subsidieplafonds
Door toepassing van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders flexibeler omgaan met over- en onderbenutting van de beschikbare subsidiegelden binnen de paragrafen van deze regeling.