Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent subsidies voor peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning (Subsidieregeling peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Ede 2020-2022)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent subsidies voor peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning (Subsidieregeling peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Ede 2020-2022)
CiteertitelSubsidieregeling peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Ede 2020-2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de subsidieregeling peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Ede 2019 - 2022 per 1 januari 2020.

Deze regeling vervalt op 1 januari 2023.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Ede/CVDR602459/CVDR602459_4.html

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-12-2019nieuwe regeling

19-11-2019

gmb-2019-286903

113758

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent subsidies voor peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning (Subsidieregeling peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Ede 2020-2022)

Het college van burgemeester en wethouders van Ede;

gelet op de artikelen 3, eerste lid, 5, eerste lid, 6, vierde lid, 7, eerste lid, 10, en 12, tweede lid van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 (Asv Ede 2017);

besluit:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Definities

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    maximum uurprijs dagopvang: het bedrag dat als maximum uurprijs voor dagopvang is opgenomen in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag;

  • 2.

    verklaring omtrent het gedrag: een verklaring omtrent het gedrag natuurlijke personen die maximaal twaalf maanden geleden is verstrekt;

  • 3.

    VVE: voor- en vroegschoolse educatie;

  • 4.

    VVE-indicatie: indicatie vanuit het consultatiebureau waarin wordt aangegeven dat de peuter recht heeft op aanvullende voor- en vroegschoolse educatie (VVE);

  • 5.

    kindcentra: LRK-geregistreerde kinderdag- en peuteropvang binnen de gemeente Ede;

  • 6.

    ondernemende herrieschoppers: kinderen in het Primair Onderwijs in groep 6 tot en met 8 met een uitstroomprofiel van maximaal VMBO theoretisch die naar verhouding veel aandachtsproblemen of druk gedrag vertonen waardoor ze op school moeilijk tot leren komen;

  • 7.

    peuter: kind van 2,5 tot 4 jaar die woonachtig in de gemeente Ede en/of gebruik makend van een kindcentrum in Ede;

  • 8.

    school: reguliere OCW gefinancierde school met een vestiging binnen de gemeente Ede;

  • 9.

    samenwerkingsverband: samenwerkingsverband Passend Onderwijs waaraan scholen zijn verbonden met één of meer vestigingen binnen de Gemeente Ede.

Hoofdstuk 2 Activiteiten voor geregistreerde kindcentra

Paragraaf 2.1 Inzet HBO-er in kindcentra

Artikel 2. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor inzet van een medewerker in een kindcentrum met een relevante opleiding op minimaal HBO-niveau. Dit ter de voorbereiding op nieuwe wetgeving rond de inzet van HBO-ers bij geregistreerde kindcentra

Artikel 3. Criteria

  • 1.

    Subsidie kan worden verleend voor de inzet van HBO expertise in of rond de VVE-groepen ter verhoging van de kwaliteit conform de nieuwe kwaliteitseisen in de Wet kinderopvang rondom HBO-inzet vanaf 2022:

    • a.

      in het geval ambulante HBO-expertise;

    • b.

      in het geval dat de HBO-er direct wordt ingezet op de groep worden alleen de meerkosten van de HBO-er in vergelijking met de MBO-er gesubsidieerd.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verleend als het kindcentrum voldoet aan de vereisten om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van de Subsidieregeling peuteropvang Ede.

Artikel 4. Aanvrager

Subsidie wordt uitsluitend verleend aan geregistreerde VVE-kindcentra die gevestigd zijn in de gemeente Ede.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor deze paragraaf.

  • 2.

    Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld naar rato van het aantal peuters met een VVE-indicatie dat in het voorgaande jaar gebruik heeft gemaakt van kinderopvang.

Artikel 6. Aanvraagvereisten

Onverminderd het bepaalde in artikel 6 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 overlegt de aanvrager bij de aanvraag de volgende gegevens:

  • a.

    een specificatie waaruit blijkt hoe HBO-er wordt ingezet (bijvoorbeeld als beleidsmedewerker, coach of op de groep);

  • b.

    het aantal peuters met een VVE-indicatie dat bereikt wordt;

  • c.

    op welke locaties de HBO-er wordt ingezet en het aantal uren per locatie;

  • d.

    een bewijs van een minimaal genoten HBO-opleiding.

Artikel 7. Verantwoording

Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie dient de aanvrager, in aanvulling op hetgeen is bepaald in de Algemene subsidieverordening Ede 2017, te verantwoorden op welke wijze de HBO-er is ingezet in het kindcentrum.

Paragraaf 2.2 Groepen met hoge concentratie kinderen met een VVE-indicatie

Artikel 8. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor VVE-peuteropvang waar in een groep per kwartaal gemiddeld meer dan acht kinderen opgevangen worden met een VVE-indicatie zoals geregistreerd in de peutermonitor.

Artikel 9. Criteria

Subsidie worden slechts verleend:

  • 1.

    als het kindcentrum voldoet aan de vereisten om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van de Subsidieregeling peuteropvang Ede; en

  • 2.

    indien uit de peutermonitor blijkt dat gemiddeld meer dan acht kinderen met een VVE-indicatie opgevangen worden per groep.

Artikel 10. Subsidiabele kosten en subsidieplafond

  • 1.

    De subsidie per groep bedraagt € 5.000.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor deze paragraaf.

  • 3.

    Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld over het aantal groepen waarvoor een aanvraag is ingediend.

Artikel 11. Aanvrager

Subsidie wordt uitsluitend verleend aan geregistreerde VVE-kindcentra die gevestigd zijn in de gemeente Ede.

Artikel 12. Gecombineerde aanvraag en verantwoording

  • 1.

    De aanvraag om subsidieverlening en -vaststelling kan enkel ingediend worden tezamen met de aanvraag op grond van de Subsidieregeling peuteropvang Ede.

  • 2.

    Op de verantwoording van subsidies op grond van deze paragraaf is artikel 15 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 van toepassing.

Hoofdstuk 3 Activiteiten voor primair onderwijs / Samenwerkingsverband PO

Paragraaf 3.1 Pilot “klusklas / ondernemende herrieschoppers”

Artikel 13. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor projecten gericht op “klusklas / ondernemende herrieschoppers”.

Artikel 14. Criteria

Subsidie wordt slechts verleend als:

  • 1.

    minimaal 100 Edese kinderen deelnemen bij een gemeentebreed project of minimaal 7 kinderen deelnemen bij een project op één of meer locaties;

  • 2.

    het project een aanpak omvat met de volgende elementen: omdenken, demedicaliseren, beweging, nieuwsgierigheid en uitdaging; en.

Artikel 15. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • 1.

    één of meer basisscholen, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs; of;

  • 2.

    samenwerkingsverbanden in de zin van de Wet op het primair onderwijs.

Artikel 16. Hoogte subsidie en subsidieplafond

  • 1.

    De subsidie per aanvraag bedraagt maximaal:

    € 3.000 per school met een groep minder dan 15 kinderen

    € 5.000 per school met een groep vanaf 15 kinderen of

    € 50.000 indien het project wordt aangeboden op alle scholen op het gebied van primair onderwijs in Ede.

  • 2.

    Indien sprake is van cofinanciering, dan wordt de subsidie berekend als een percentage van de totale werkelijke kosten.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor deze paragraaf.

  • 4.

    Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag verdeeld op basis van onderlinge vergelijking, op basis van de in tabel 1 opgenomen criteria en wegingsfactoren.

     

    Tabel 1: criteria en wegingsfactoren onderlinge vergelijking - Pilot “klusklas / ondernemende herrieschoppers”

    Criterium

    Maximaal aantal punten

    Toelichting

    Innovatie

    30 punten

    De mate waarin sprake is van innovatie, waarmee wordt bedoeld dat het initiatief aanvullend op en anders is dan reeds bestaande activiteiten.

    Benutten lokale infrastructuur

    20 punten

         

    De mate waarin reeds bestaande lokaal beschikbare mogelijkheden of partijen worden ingezet/ benut.

    Het kan allereerst gaan om samenwerking met andere lokale organisaties, bijvoorbeeld Sport Service Ede of Onderwijscampus (10 punten).

     

    Daarnaast kan het gaan om het gebruik maken van de lokale infrastructuur, bijvoorbeeld de Veluwe of de culturele basisinfrastructuur (10 punten).

    Bereik

    20 punten

       

    Het potentiële bereik van alle kinderen die behorend tot de doelgroep op de school of scholen (10 punten).

     

    Kwaliteit van het plan van aanpak voor het daadwerkelijk aantrekken van kinderen in de doelgroep (10 punten).

    Aantoonbaar eigen middelen ingezet

    20 punten

    Mate waarin sprake is van cofinanciering door de school. Bij inzet van eigen middelen voor 50% van de totale werkelijke kosten wordt het maximaal aantal punten toegekend. Bij een lager percentage wordt naar rato het aantal punten verminderd.

Paragraaf 3.2 Kinderen in het primair onderwijs met ambitie

Artikel 17. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor een uitdagend naschools aanbod in het primair onderwijs dit ter doel om kinderen die onderpresteren na groep acht minimaal één niveau hoger te laten instromen op het voortgezet onderwijs.

Artikel 18. Criteria

  • 1.

    Subsidie kan worden verleend voor activiteiten bestemd voor kinderen in het primair onderwijs die door een onderwijsachterstand in combinatie met een beperkte schoolondersteunende thuisomgeving onderpresteren en beschikken over ambitie.

  • 2.

    Subsidie kan worden verleend voor activiteiten die als doelstelling hebben dat kinderen na groep acht minimaal één niveau hoger instromen op het voortgezet onderwijs.

  • 3.

    Subsidie wordt slechts verleend als:

    • a.

      gebruik wordt gemaakt van de ervaringen binnen G37 verband (Brede Akademie, Top Akademie of Weekendschool);

    • b.

      het lesaanbod een versterking/aanvulling vormt op vrijwilligersinitiatieven op dit gebied;

    • c.

      de medewerkers die de activiteiten uitvoeren beschikken over een verklaring omtrent gedrag en lerarenopleiding op minimaal HBO-niveau;

    • d.

      de activiteiten plaatsvinden onder toezicht en/of regie van een medewerker met minimaal een lerarenopleiding op H-niveau;

    • e.

      in het plan van aanpak is voorzien in een lesaanbod voor een groep van 7-15 kinderen gedurende minimaal 2 dagdelen per week gedurende het schooljaar; en

    • f.

      gebruik wordt gemaakt van reeds beschikbare lokale infrastructuur.

Artikel 19. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan één of meer basisscholen, een Samenwerkingsverband PO Passend Onderwijs niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs of een vrijwilligersinitiatief waarbij de inhoudelijke regie bij school ligt.

Artikel 20. Hoogte subsidie en subsidieplafond

  • 1.

    De subsidie bestaat uit de totale werkelijke kosten tot een maximum van het in de subsidieverlening genoemde bedrag.

  • 2.

    De subsidie per groep bedraagt maximaal € 35.000.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor deze paragraaf.

  • 4.

    Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag verdeeld op basis van onderlinge vergelijking, op basis van de in tabel 2 opgenomen criteria en wegingsfactoren.

     

    Tabel 2: criteria en wegingsfactoren onderlinge vergelijking - kinderen in het primair onderwijs met ambitie

    Criterium

    Maximaal aantal punten

    Toelichting

    Benutten G-37 expertise

    50 punten

       

    • -

      In welke mate zijn de werkzame factoren van de G-37 ervaringen toegepast in het projectplan (40 punten).

    • -

      In welke mate zijn er werkbezoek/en verricht aan projecten met meer dan 2 jaar ervaring (10 punten).

    Benutten vrijwilligers

    10 punten

    • -

      In welke mate worden de effectieve factoren van de vrijwilligersinzet voortgezet (10 punten).

    Bereik doelgroep

    20 punten

       

    • -

      Het aanbod sluit aan op de behoefte van de doelgroep (10 punten).

    • -

      Hoe groot is het potentiële bereik (10 punten).

    • -

      Kwaliteit van het plan van aanpak voor het daadwerkelijk aantrekken van kinderen in de doelgroep (10 punten).

    Benutting lokale infrastructuur

    20 punten

           

    • -

      De mate waarin reeds bestaande lokaal beschikbare mogelijkheden of partijen worden ingezet/ benut, bijv. lokale bedrijven en netwerkorganisaties zoals werkgeversverenigingen en Rotary (10 punten).

    • -

      Daarnaast kan het gaan om het gebruik maken van de lokale infrastructuur, bijvoorbeeld de Veluwe of het Akoesticum (10 punten).

Hoofdstuk 4 Activiteiten voor primair en voorgezet onderwijs of Samenwerkingsverband Passend Onderwijs

Paragraaf 4.1 Tegengaan van onderpresteren

Artikel 21. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor een professioneel en uitdagend aanbod voor onderpresteerders. Dit zijn kinderen in het regulier onderwijs waarbij de prestaties (veel) lager liggen dan op grond van de capaciteiten van de leerling verwacht wordt, zijnde kinderen met maximaal niveau/uitstroomprofiel VMBO-theoretisch op basis van getoetste prestaties. Er is dus sprake van een discrepantie tussen aanleg en prestatie.

Artikel 22. Criteria

  • 1.

    Subsidie kan worden verleend voor activiteiten die bijdragen aan de doelstelling dat onderpresteren wordt tegengegaan.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verleend als:

    • a.

      gebruik wordt gemaakt van een methode die bewezen effectief is (erkend door het Nederlands Jeugd Instituut) of een inhoudelijke onderbouwing omvat waarbij op basis van een analyse van de doelgroep een innovatieve methode wordt voorgesteld.

      Dit kan docentgericht zijn, duurzaam op de kinderen nu en in de toekomst) of kindgericht (directe kindondersteuning);

    • b.

      het niet gaat om activiteiten waarvoor de scholen reeds vanuit het rijk of het Samenwerkingsverband middelen ontvangen;

    • c.

      de medewerkers die de activiteiten uitvoeren beschikken over een verklaring omtrent gedrag en een opleiding op minimaal Hbo-niveau;

    • d.

      bij gebruik van een docentgerichte methode is sprake van een bereik van minimaal 25 kinderen voor scholen in het primair onderwijs en minimaal 50 kinderen voor scholen in het voortgezet onderwijs;

    • e.

      bij gebruik van een kindgerichte methode is sprake van een bereik van minimaal 15 kinderen.

Artikel 23. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • 1.

    één of meer basisscholen, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs;

  • 2.

    één of meer scholen voor voortgezet onderwijs, niet zijnde een speciale school voor voortgezet onderwijs; of;

  • 3.

    samenwerkingsverbanden in de zin van de Wet op het primair onderwijs en/of de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 24. Hoogte subsidie en subsidieplafond

  • 1.

    Er dient sprake te zijn van cofinanciering.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor deze paragraaf. Dit betreft een plafond voor het primair onderwijs en een plafond voor het voorgezet onderwijs.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor deze paragraaf.

  • 4.

    Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag verdeeld op basis van onderlinge vergelijking, op basis van de in tabel 3 opgenomen criteria en wegingsfactoren.

     

    Tabel 3: criteria en wegingsfactoren onderlinge vergelijking - ‘Tegengaan van onderpresteren’.

    Criterium

    Maximaal aantal punten

    Toelichting

    Kwalitatieve onderbouwing

    25 punten

       

    • -

      De kwaliteit van de onderbouwing van de voorgestelde methode.

    Zwaarte problematiek

    25 punten

    • -

      Mate van zwaarte van de problematiek op basis van de Dataset Gelijke Kansen. 

    Bereik aantal kinderen

    25 punten

       

    • -

      Het aantal kinderen dat bereikt wordt met de gesubsidieerde activiteiten.

    Verhouding Kosten

    25 punten

       

    • -

      In hoeverre staan de kosten van deze activiteit in verhouding tot het bereik en resultaten

Paragraaf 4.2 School pilots

Artikel 25. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor pilots op scholen die geselecteerd zijn door het betrokken Samenwerkingsverband Passend Onderwijs en Gemeente op basis van de data Jeugdhulp.

De school ontwikkelt een analyse, plan van aanpak en draagt zorg voor de realisatie van activiteiten voor kinderen en jongeren met het doel om verzwaring van problematiek en daarmee extra inzet van jeugdhulp te voorkomen.

Artikel 26. Criteria

Subsidie wordt slechts verleend als:

  • 1.

    de aanvrager een afwijkend jeugd GGZ gebruik heeft volgens de monitor Jeugd en Onderwijs (ten opzichte van het landelijk gemiddelde); en

  • 2.

    activiteiten niet vanuit een andere bron reeds gefinancierd worden.

Artikel 27. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • 1.

    een basisschool;.

  • 2.

    een school voor voortgezet onderwijs; of

  • 3.

    samenwerkingsverbanden in de zin van de WPO en WVO;

  • 4.

    centrum voor Jeugd en Gezin Ede;

  • 5.

    of een door de betreffende school aangewezen partij welke in afstemming met de gemeente is overeengekomen.

Artikel 28. Subsidiabele kosten en subsidieplafond

  • 1.

    Subsidie wordt verleend op basis van de totale daadwerkelijke kosten.

  • 2.

    Toetsing van de subsidie aanvragen wordt verricht tijdens een gezamenlijk overleg waarin een vertegenwoordiging aanwezig is namens het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs PO en VO, FoodValley Jeugd, CJG en gemeente Ede. Toetsing vindt plaats op basis van de in tabel 3 opgenomen criteria en wegingsfactoren.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor deze paragraaf.

  • 4.

    Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag verdeeld op basis van onderlinge vergelijking, op basis van de in tabel 4 opgenomen criteria en wegingsfactoren. 

     

    Tabel 4: criteria en wegingsfactoren onderlinge vergelijking - School pilots

    Criterium

    Maximaal aantal punten

    Toelichting

    Oplossing

    20 punten

    De mate waarin het voorstel een oplossing is voor de gesignaleerde problematiek.

    Effect

    20 punten

         

    De mate waarin het kind er beter van wordt:

    • -

      Sneller

    • -

      Eerder

    • -

      Dichterbij

    • -

      Laagdrempelig

    Transformatie

    10 punten

       

    • -

      De mate waarin de pilot leidt tot een andere werkwijze.

    • -

      De mate waarin de pilot zo regulier/ gewoon ook mogelijk is.

    Financieel

    50 punten

    • -

      De mate waarin er voorliggende financieringsbronnen beschikbaar zijn.

    • -

      De mate waarin deze andere inzet tot een kostenbesparing bij de Jeugdhulp leidt.

    • -

      De mate waarin de kosten in verhouding staan tot de resultaten en aantal leerlingen.

Artikel 29. Aanvraagvereisten

Onverminderd het bepaalde in artikel 6 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 overlegt de aanvrager bij de aanvraag om verlening van de subsidie een plan van aanpak dat voldoet aan de volgende vereisten:

  • 1.

    Analyse: beschrijving van de doelgroep, zorgstructuur, knelpunten met vermelding van zowel de harde cijfermatige gegevens als zachte gegevens.

  • 2.

    Aanpak: SMART doelstellingen, activiteiten en beschrijving hoe de werkwijze leidt tot structurele duurzame versterking van de bestaande zorgstructuur en vermindering gebruik en kosten voor jeugdhulp aan leerlingen op deze school.

  • 3.

    Monitoring: beschrijving van de monitoring van de kindgegevens, ingezette ondersteuning en resultaten.

Artikel 30. Verantwoording en delen resultaten

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling voegt de aanvrager een inhoudelijk verslag over de ervaren knelpunten, gevonden oplossingen en een advies voor stedelijke oplossingen. Dit doet niet af aan andere vereisten voor de aanvraag tot subsidievaststelling op grond van de Algemene subsidieverordening Ede 2017.

  • 2.

    De aanvrager is verplicht de resultaten van de pilot te delen met andere scholen of samenwerkingsverbanden voor scholen binnen de regio FoodValley.

Hoofdstuk 5 Activiteiten voor andere categorieën aanvragers

Paragraaf 5.1 “Onafhankelijke VVE-toeleiders”

Artikel 31. Doel

Het verhogen van het aantal peuters met een VVE-indicatie op kindcentra van 80% naar 85%. Binnen de kindcentra ontvangen de peuters ondersteuning om hun taal- en of ontwikkelingsachterstand te verminderen en latere leerproblemen te voorkomen.

Artikel 32. Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor inzet van maximaal twee onafhankelijke VVE-toeleiders. Deze toeleiders zorgen voor toeleiding van met name VVE-peuters naar geregistreerde kindcentra indien dat niet is gelukt via de basisdienstverlening van het consultatiebureau.

  • 2.

    De toeleiders doen jaarlijks aanbevelingen aan burgemeester en wethouders over de verbetering van de toeleiding naar kindcentra.

Artikel 33. Criteria

Subsidie wordt slechts verleend als de medewerkers die de activiteiten uitvoeren beschikken over een verklaring omtrent gedrag en een relevante opleiding op minimaal Hbo-niveau.

Artikel 34. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • 1.

    het Centrum voor Jeugd en Gezin binnen de gemeente Ede;

  • 2.

    samenwerkingsverbanden in de zin van de WPO en WVO; of

  • 3.

    de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden.

Artikel 35. Subsidiabele kosten en subsidieplafond

  • 1.

    Subsidie wordt verleend voor de daadwerkelijke kosten van de onafhankelijke toeleiders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor deze paragraaf.

  • 3.

    Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag verdeeld op basis van het aantal kinderen dat door de toeleiders wordt bereikt. Dit wordt bepaald aan de hand van het aantal bereikte kinderen in het voorafgaande jaar en het potentiële bereik van het komende jaar.

Artikel 36. Monitoring

De subsidieontvanger brengt elk half jaar verslag uit over de activiteiten van de toeleiders. Hierin wordt een specificatie gevraagd van aantallen kinderen, soort indicatie, reden van aanmelding, reden van weigering en resultaat van inzet van de toeleiders. Ook stellen de toeleiders jaarlijks een advies op over de verbetering van de toeleiding naar kindcentra.

Paragraaf 5.2 Aanvullende activiteiten voor taalontwikkeling

Artikel 37. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor activiteiten die de taalontwikkeling van kinderen van 2 tot 12 jaar stimuleren.

De activiteiten betreffen extra ondersteuning van kinderen uit gezinnen met een taalarme omgeving na school, in hun taalontwikkeling, om zo goede leerprestaties te bevorderen door middel van de inzet van vrijwilligers in de thuissituatie van ouder en kind

Artikel 38. Criteria

Subsidie kan worden verleend:

  • 1.

    voor activiteiten waarbij ouders gestimuleerd worden om samen met hun kind structureel te gaan lezen;

  • 2.

    als er afspraken zijn met het kindcentrum en/of de school waar de betreffende kinderen naar toe gaan over aanvullende activiteiten voor taalontwikkeling;

  • 3.

    de activiteiten zijn afgestemd op de werkzaamheden van andere organisaties die betrokken zijn bij de taalontwikkeling van het kind;

  • 4.

    de activiteiten worden uitgevoerd in de thuissituatie van ouder en kind; en

  • 5.

    er een minimaal bereik is van 100 kinderen;

Artikel 39. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen waarbij kindcentra, scholen voor primair en voortgezet onderwijs zijn uitgesloten.

Artikel 40. Subsidiabele kosten en subsidieplafond

  • 1.

    Subsidie wordt verleend voor loonkosten van medewerkers die deelnemen aan de activiteiten of vrijwilligers aansturen die de activiteiten verrichten.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor deze paragraaf.

  • 3.

    Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag verdeeld op basis van onderlinge vergelijking, op basis van de in tabel 5 opgenomen criteria en wegingsfactoren.

     

    Tabel 5 criteria en wegingsfactoren onderlinge vergelijking - aanvullende activiteiten voor taalontwikkeling

    Criterium

    Maximaal aantal punten

    Toelichting

    Bereik

    25 punten

       

    • -

      Het aantal taalarme kinderen dat door middel van deze activiteiten bereikt wordt.

    • -

      Mate van bereik in de gehele gemeente Ede.

    Deskundigheid

    50 punten

    • -

      Ervaring in coördinatie van vrijwilligers.

    • -

      Coördinator heeft deskundigheid op het gebied van het stimuleren van taalontwikkeling.

    • -

      Vrijwilligers hebben ervaring met het stimuleren van taalontwikkeling.

    Benutten lokale infrastructuur

    25 punten

       

    • -

      De mate waarin de lokale infrastructuur wordt ingezet (lokale organisaties, vrijwilligers, en gebouwen).

Paragraaf 5.3 Doorgaande leerlijn

Artikel 41. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor een samenwerking tussen scholen en kindcentra gericht op het bevorderen van een doorgaande leerlijn bij kinderen. Het betreft activiteiten die een soepele overgang van kindcentra naar scholen realiseren en daarmee goede leerprestaties van kinderen bevorderen. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:

  • -

    gezamenlijke activiteiten voor deskundigheidsbevordering;

  • -

    het verbeteren van de samenwerking door medewerkers een of meerdere dagdelen te laten meekijken bij de andere organisatie naar de ontwikkeling van het kind; of

  • -

    aanvullende activiteiten die zorgen voor een soepele overgang van kinderen van kindcentra naar scholen, naast bestaande wettelijke eisen over de ‘warme’ overdracht.

Artikel 42. Criteria

Subsidie kan worden verleend als de activiteiten gericht zijn op het bevorderen van de samenwerking tussen kindcentra en scholen. Subsidie wordt uitsluitend verleend als de activiteiten passen binnen het Onderzoekskader voor het toezicht op de voorschoolse educatie van het primair onderwijs.

Artikel 43. Aanvrager

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan een groep aanvragers bestaande uit één of meer scholen en één of meer kindcentra. Zij maken onderling afspraken over de verdeling van de subsidie.

  • 2.

    De groep aanvragers wijst één organisatie aan die namens hen optreedt als penvoerder voor het indienen van de aanvraag.

Artikel 44. Subsidiabele kosten en subsidieplafond

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor deze paragraaf.

  • 2.

    Per locatie wordt maximaal € 4.000,- subsidie verstrekt.

  • 3.

    Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag op basis van de volgende rangorde van aanvragers:

    • 1.

      een groep aanvragers waarbij één partij een VVE-locatie betreft;

    • 2.

      een groep aanvragers waarbij de school leerlingen heeft met onderwijsachterstand. Indien het subsidieplafond alsnog wordt overschreden wordt binnen deze groep een rangorde gemaakt op basis van het aantal leerlingen met onderwijsachterstand op de betreffende school;

    • 3.

      overig groepen aanvragers. Indien het subsidieplafond alsnog wordt overschreden binnen deze groep aanvragers wordt middels loting bepaald aan wie subsidie wordt verstrekt.

Paragraaf 5.4 Gezinsgerichte activiteiten

Artikel 45. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor gezinsgerichte activiteiten zodat kinderen goed voorbereid hun start kunnen maken in het basisonderwijs.

Deze activiteiten zijn gericht op peuters, met en zonder VVE-indicatie, en hun ouders die vanuit een pedagogische overtuiging hun kind thuis ondersteunen en niet naar een kindcentrum brengen.

Artikel 46. Criteria

Subsidie kan worden verleend voor activiteiten die bijdragen aan de volgende doelstellingen:

  • -

    peuters spelenderwijs voorbereiden op schoolgang;

  • -

    het signaleren van knelpunten in de ontwikkeling van peuters;

  • -

    het bieden van ondersteuning bij het toeleiden van peuters naar een VVE-peuterplaats op een geregistreerd kindcentrum.

  • 4.

    Subsidie wordt slechts verleend als:

  • -

    de activiteiten plaatsvinden op basis van een door het NJI-erkende methode;

  • -

    minimaal één van de ouders voortdurend aanwezig is tijdens de activiteiten;

  • -

    de medewerkers die de activiteiten uitvoeren beschikken over een verklaring omtrent gedrag;

  • -

    minimaal één medewerker een relevante opleiding heeft op minimaal Hbo-niveau.

Artikel 47. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • 1.

    een basisschool;

  • 2.

    een geregistreerd kindcentrum; of

  • 3.

    een groep van samenwerkende basisscholen of kindcentra.

Artikel 48. Subsidiabele kosten en subsidieplafond

  • 1.

    Subsidie wordt verleend voor maximaal 12 bijeenkomsten op de locatie van het kindcentrum en/of de school. Hierbij worden de totale werkelijke kosten vergoed, tot maximaal de maximum uurprijs dagopvang per deelnemende peuter.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor deze paragraaf.

  • 3.

    Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld:

    • -

      20% van het subsidieplafond wordt verdeeld over het aantal aanvragen;

    • -

      80% van het subsidieplafond wordt verdeeld naar rato van het aantal peuters dat in het voorgaande jaar gebruik heeft gemaakt van deze activiteit.

Paragraaf 5.5 Ondersteuning van innovatie

Artikel 49. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor activiteiten gericht op innovatie, verbinding en kwaliteitsverhoging voor en door scholen in samenwerking met gemeente.

Artikel 50. Criteria

Subsidie wordt slechts verleend als:

  • 1.

    de activiteiten gericht zijn op innovatie, verbinding en/of kwaliteitsverhoging (bijv. Edese onderwijsdag, Technipact, gelijke kansen);

  • 2.

    de activiteiten als doel hebben de kwaliteit van het onderwijs of pedagogische omgeving van kinderen te verhogen;

  • 3.

    het een gezamenlijk voorstel is van samenwerkende scholen, ouders of kinderen;

  • 4.

    de activiteiten in samenwerking met de gemeente worden gerealiseerd;

  • 5.

    de kansen van kinderen in Ede worden verhoogd.

Artikel 51. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • 1.

    een basisschool;

  • 2.

    een school voor voortgezet onderwijs; of

  • 3.

    samenwerkingsverbanden in de zin van de WPO en WVO.

Artikel 52. Subsidiabele kosten en subsidieplafond

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de volgende kosten: inzet van personeel en materialen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor deze paragraaf.

  • 3.

    Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld. Een aanvrager ontvangt subsidie naar rato van het aantal kinderen dat bereikt wordt met de activiteiten.

  • 4.

    Als het aantal aanvragen beperkt is wordt dit bedrag ingezet ten behoeve van de schoolpilots.

Hoofdstuk 6 Procedurele bepalingen

 

Artikel 53. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze regeling indien toepassing van deze regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 54. Overgangsbepaling 2020 en afwijkende aanvraagtermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 wordt subsidie voor het kalenderjaar 2020 aangevraagd vóór 1 januari 2020.

  • 2.

    In afwijking van artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 wordt subsidie voor de overige jaren aangevraagd voor 1 oktober.

Artikel 55. Aanvullende verplichting: monitoren effecten

Voor subsidies op grond van hoofdstuk 3, 4 en 5, met uitzondering van paragraaf 5.1, is de aanvrager verplicht iedere zes maanden een rapportage uit te brengen waarin de resultaten van de activiteiten per kind worden beschreven op basis van de volgende indicatoren:

  • 1.

    leeftijd;

  • 2.

    m/v;

  • 3.

    schoolniveau/ type;

  • 4.

    ondersteuning aanvraag en datum ondersteuningsvraag;

  • 5.

    soort ondersteuning en datum aanvang ondersteuning;

  • 6.

    resultaat en nazorg; en

  • 7.

    knelpunten en oplossingen/ -richtingen.

Artikel 56. Gelijke score meerdere aanvragen

  • 1.

    Indien na onderlinge vergelijking meerdere aanvragen hetzelfde puntenaantal hebben behaald en het verstrekken van de gevraagde subsidies zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, dan vindt een door loting plaats tussen de betreffende aanvragen.

  • 2.

    De loting wordt in het openbaar verricht. Aanvragers kunnen een waarnemer sturen om de loting bij te wonen. De uitkomst van de loting wordt schriftelijk vastgelegd.

Artikel 57. Tussentijds wijzigen van het subsidieplafond

Burgemeester en wethouders kunnen lopende het subsidiejaar de subsidieplafonds verhogen of verlagen. Verlaging van een subsidieplafond is slechts mogelijk voor zover het subsidieplafond nog niet is bereikt. 

Artikel 58. Slotbepalingen

  • 1.

    De subsidieregeling peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Ede 2019 - 2022 wordt ingetrokken op 1 januari 2020. Deze regeling blijft van kracht voor subsidies die op basis van deze subsidieregeling zijn aangevraagd.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking en vervalt op 1 januari 2023.

  • 3.

    Paragraaf 2.1 van deze regeling vervalt bij inwerkingtreding van de Wet kinderopvang / het Besluit IKK ten aanzien van de verplichte inzet van een HBO-er in de kinderopvang.

  • 4.

    De regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Ede 2020-2022.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 november 2019 met zaaknummer 113758

Het college voornoemd,

drs. P.C.M. van Elteren

de secretaris,

mr. L.J. Verhulst

de burgemeester.

Toelichting  

In deze regeling wordt een kader gegeven voor subsidiëring van aanvullende activiteiten rondom onderwijs en peuteropvang. Volledigheidshalve wordt opgemerkt bij de activiteiten op grond van deze regeling dat sprake is van beleidsvrijheid. Dit komt tot uitdrukking in de zinsnede dat burgemeester en wethouders subsidie kunnen verlenen voor de aangewezen activiteiten. Subsidieverlening is dus geen automatisme, ook als er geen specifieke weigeringsgronden van toepassing zijn. Als bijvoorbeeld uit de resultaten van een eerder gehouden pilot blijkt dat een bepaalde aanpak niet of onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen van een activiteit, dan kunnen burgemeester en wethouders een vergelijkbare subsidieaanvraag afwijzen.

Het is goed denkbaar dat het totaal van voor subsidie in aanmerking komende aanvragen het totale subsidieplafond overstijgt. Om in dat geval tot een gelijke en transparante verdeling te komen, worden verschillende verdeelmethodieken toegepast. In tabel 4 is een overzicht gegeven van de activiteiten en bijbehorende methode van verdeling:

Tabel 4: Overzicht activiteiten en methode van verdeling

Omschrijving activiteit

Verdeling

Inzet HBO-er in kindcentrum

Evenredigheid (op basis van aantal peuters met VVE-indicatie in voorgaande jaar)

Groepen met hoge concentratie VVE-kinderen

Evenredigheid (over aantal locaties met meer dan acht kinderen met VVE-indicatie)

Pilot “klusklas / ondernemende herrieschoppers”

Kwalitatieve vergelijking

Achterstandskinderen in het primair onderwijs met ambitie

Kwalitatieve vergelijking

Tegengaan van onderpresteren

Loting

Jeugd GGZ Pilots

Evenredigheid (op basis van aantal leerlingen in voorgaande jaar)

Onafhankelijke toeleiders

Kwalitatieve vergelijking

Aanvullende activiteiten voor taalontwikkeling

Evenredigheid (20% op basis aantal aanvragen, 80% op basis van historisch gebruik aantal kinderen voorgaande jaar)

Doorgaande leerlijn

Evenredigheid (op basis van aantal aanvragers)

Gezinsgerichte activiteiten

Evenredigheid (20% op basis aantal aanvragen, 80% op basis van historisch gebruik aantal peuters voorgaande jaar)

Ondersteuning van innovatie

Evenredigheid

 

Burgemeester en wethouders gaan monitoren of het subsidiëren van de beschreven activiteiten bijdraagt aan de beschreven doelstelling en daarmee het verwachte maatschappelijk effect heeft. In algemene zin is dit te zien als het zo ondersteunen van kinderen en peuters bij het behalen van een kwalitatief zo goed mogelijke schoolgang (passend bij hun aanleg). Het is mogelijk dat de subsidie voor activiteiten wordt beëindigd, als deze niet of niet voldoende bijdragen aan de beschreven doelstellingen. Om dit te kunnen inschatten wordt van subsidieontvangers verwacht dat zij regelmatig informatie aanleveren op de in deze regeling omschreven wijze.

 

Paragraaf 2.1 Inzet HBO-er in kindcentrum

 

Burgemeester en wethouders ondersteunen kindcentra bij de inzet van HBO-ers in de kinderopvang met deze gesubsidieerde activiteit. De subsidie wordt naar evenredigheid verdeeld van het aantal peuters met een VVE-indicatie in het voorgaande jaar. Dit leidt tot enige beperking van de mededinging. Voor nieuwe toetreders wordt het lastiger om in aanmerking te komen voor deze subsidie, omdat de hoogte van de subsidie is gebaseerd op historisch gebruik. Er wordt echter maar één jaar teruggekeken. Daarnaast kunnen nieuwe aanbieders wel in aanmerking komen voor subsidie op grond van de Subsidieregeling kinderopvang Ede, zodra ze aan de criteria voldoen die in deze regels zijn gesteld. Er blijft daarom voldoende mededingingsruimte over.

 

Van de subsidieaanvrager wordt gevraagd om informatie te geven over hoe de HBO-er wordt ingezet. Dit kan worden gebruikt voor eventueel verder onderzoek in de toekomst naar de relatie tussen deze activiteit en de doelstellingen van het beleidskader Onderwijsachterstanden Beleid, peuteropvang en onderwijsondersteuning 2019 - 2022.

 

Paragraaf 2.2 Groepen met hoge concentratie kinderen met een VVE-indicatie

 

In de Subsidieregeling peuteropvang Ede is voorzien in de basis voor verlening van subsidie voor peuteropvang. In deze regeling is voorzien in een aanvulling voor groepen waar gemiddeld acht of meer kinderen met een VVE-indicatie worden opgevangen. Deze kinderen hebben een grotere ondersteuningsvraag en doen daardoor een zwaarder beroep op de beschikbare bezetting. Daarom achten burgemeester en wethouders een aanvullende subsidie passend.

 

Het bedrag van €5.000 per groep is een lumpsum bedrag. Kindcentra zijn vrij in de besteding van het bedrag, mits het bijdraagt aan de doelstelling van bevordering en behoud van de kwaliteit van VVE. Er is afgezien van het uitsplitsen naar specifieke categorieën subsidiabele kosten (bijvoorbeeld loonkosten).

 

De aanvraag en verantwoording van deze subsidie is gecombineerd met die op grond van de Subsidieregeling peuteropvang Ede. Zo kan achteraf worden gecontroleerd of op bepaalde locaties inderdaad meer dan acht kinderen worden opgevangen met een VVE-indicatie.

 

Paragraaf 3.1 Pilot “klusklas / ondernemende herrieschoppers”

 

Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van een kwalitatieve vergelijking. Het proces van kwalitatieve vergelijking valt uiteen in twee fasen. In de eerste fase wordt getoetst of de aanvraag voldoet aan de minimale criteria die zijn opgenomen in de regeling. Deze zijn verwoord in de artikelen 16 tot en met 18 (subsidiabele activiteiten, criteria en aanvrager). Als dit niet het geval is, dan wijzen burgemeester en wethouders de aanvraag af. Voldoet de aanvraag wel aan deze vereisten, dan gaat deze door naar de tweede fase.

 

In de tweede fase vindt een rangschikking plaats van de aanvragen, op basis van de criteria die zijn opgenomen in tabel 1. De punten die genoemd worden betreft het maximaal aantal te halen punten per categorie. Soms zijn deze onderverdeeld op basis van sub criteria (beschreven in de toelichting: dit is bijvoorbeeld het geval voor het criterium ‘bereik’ met twee sub criteria). De toekenning van punten vindt in beginsel plaats op basis van vergelijking met de andere ingediende aanvragen binnen dat kalenderjaar. Het is daardoor mogelijk dat dezelfde activiteit in verschillende jaargangen uitkomt op een ander puntenaantal, omdat het aanbod van andere activiteiten verandert. Dit kan worden verduidelijkt aan de hand van een voorbeeld.

 

  • 5.

    Rekenvoorbeeld onderlinge vergelijking

    Twee scholen dienen een aanvraag in voor 2019. School A heeft een potentieel bereik van 100 leerlingen in de doelgroep die is beschreven voor “klusklas / Ondernemende herrieschoppers”. School B heeft een potentieel bereik van 30 leerlingen.In dat voorbeeld haalt school A in totaal 10 punten (het maximum aantal voor het sub criterium potentieel bereik). School B haalt 3 punten (formule 30 leerlingen / 100 leerlingen x 10 punten = 3 punten). Drie scholen dienen een aanvraag in voor 2020. School A heeft een potentieel bereik van 70 leerlingen in de doelgroep die is beschreven voor “klusklas / Ondernemende herrieschoppers”. School B heeft een potentieel bereik van 30 leerlingen. School C heeft een bereik van 120 leerlingen.In dat voorbeeld haalt school C in totaal 10 punten het maximum aantal voor het sub criterium potentieel bereik). School A haalt 6 punten (formule 30 leerlingen / 100 leerlingen x 10 punten = 6,25 punten, dit wordt afgerond naar een heel aantal). School B haalt 3 punten (formule 30 leerlingen / 120 leerlingen x 10 punten = 2,5 punten, dit wordt afgerond naar een heel aantal).

 

Uiteraard zijn niet alle criteria zo duidelijk objectief te becijferen als een potentieel leerlingenaantal. De kwaliteit van een plan van aanpak vraagt bijvoorbeeld een kwalitatief oordeel.

Hierover wordt advies uitgebracht door de Klankbordgroep VVE. In dat soort gevallen kunnen aanvragen ook worden ingedeeld in meerdere categorieën met een bepaalde kwaliteit, waaraan een verschillend puntenaantal wordt toegekend. Een voorbeeld is een rangschikking in ‘goed’ (10 punten), ‘voldoende’ (5 punten) en ‘onvoldoende’ (0 punten). Meer of minder categorieën zijn uiteraard denkbaar, dit zal per verdeelronde afhangen van de kwaliteit van de aanvragen.

 

Bij de categorie cofinanciering is geen sprake van toekenning van een score op basis van onderlinge vergelijking. Hier wordt het aantal punten gerelateerd aan het percentage waarvoor cofinanciering plaatsvindt van de kosten. Bij cofinanciering van 50% of meer wordt de maximale score toegekend. Vervolgens wordt naar rato verminderd. Het aantal punten voor dit onderdeel is dus niet afhankelijk van de rangschikking van andere aanvragen.

 

Naculculatie cofinanciering

Het door de school opgegeven percentage voor cofinanciering wordt meegenomen in de wijze van berekening van de subsidie. Achteraf vindt naculculatie plaats. Dit is geregeld in artikel 19, tweede lid. Indien de totale werkelijke kosten dus lager uitvallen, wordt naar rato ook de subsidie verminderd. Anders wordt vergelijking op basis van dit criterium onbetrouwbaar. Cofinanciering kan in verschillende vormen. De school kan een opdracht geven aan een derde waar zij zelf voor een bepaald percentage aan meebetalen. Maar zij mogen ook zelf personeel inzetten en daarvoor kosten in rekening brengen die worden aangemerkt als cofinanciering.

 

Paragraaf 3.2 Kinderen in het primair onderwijs met ambitie

 

Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van een kwalitatieve vergelijking. Voor een uitleg hoe deze verdeelmethode wordt toegepast, wordt verwezen naar de toelichting op paragraaf 3.1.

 

Paragraaf 4.1 Tegengaan van onderpresteren

 

Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van loting. Deze loting vindt in het openbaar plaats. Aanvragers worden hierdoor in de gelegenheid gesteld om zelf de loting bij te wonen of een waarnemer te sturen. De uitkomst van de loting wordt schriftelijk vastgelegd. Zo kunnen aanvragers die de loting niet hebben bijgewoond zich achteraf van de uitkomst op de hoogte stellen. De aanvragen die geloot worden tot het subsidieplafond is bereikt, komen voor subsidie in aanmerking.

 

Paragraaf 4.2 Schoolpilots

 

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor schoolpilots. Het moet wel gaan om activiteiten waar niet uit een andere bron financiering voor bestaat (bijvoorbeeld op grond van een jeugdhulpbeschikking of een gesubsidieerde activiteit op regioniveau).

 

Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld over de in aanmerking komende aanvragen. Bij verlening is het gebruik in het nieuwe jaar nog niet in te schatten. Daarom wordt hierbij van het aantal leerlingen in het voorgaande jaar uitgegaan. Dit levert geen noemenswaardige beperking op van de mededinging. Elke school die voldoet aan de wettelijke eisen kan immers leerlingen aantrekken.

 

Paragraaf 5.1 Onafhankelijke toeleiders

 

Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van een kwalitatieve vergelijking. Voor een uitleg hoe deze verdeelmethode wordt toegepast, wordt verwezen naar de toelichting op paragraaf 3.1.

Paragraaf 5.2 Aanvullende activiteiten voor taalontwikkeling

 

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor activiteiten voor taalontwikkeling. Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld. Hierbij wordt voor 80% uitgegaan van historisch gebruik in het voorgaande jaar. Het doel van deze activiteit is immers om zo veel mogelijk kinderen te helpen.

Daarom is een verdeling die grotendeels is gebaseerd op historisch gebruikte te rechtvaardigen. De resterende 20% worden naar evenredigheid verdeeld over het aantal aanvragen. Zo blijft toetreding voor nieuwe aanbieders wel mogelijk en wordt mededingingsruimte niet volledig uitgesloten.

 

Paragraaf 5.3 Doorgaande leerlijn

 

Subsidies op grond van deze paragraaf kunnen alleen worden aangevraagd door samenwerkende organisaties (groepen van één of meer scholen en kindcentra). Een groep bestaat dus minimaal uit één school en één kindcentrum. Zij maken onderling afspraken over de verdeling van de subsidie, burgemeester en wethouders volgen de afspraken over de verdeling, zoals die blijken uit de aanvraag van de samenwerkende organisaties. Hierbij is bijvoorbeeld toekenning aan één organisatie mogelijk (die dan zelf zorgt voor onderverdeling) of een verdeling over meerdere organisaties.

 

Eén organisatie treedt ten opzichte van burgemeester en wethouders op als penvoerder. Dit betekent dat deze organisatie de aanvraag tot subsidieverlening en -vaststelling indient. Besluiten met betrekking tot de subsidie worden gericht aan de penvoerder. Voor de juiste besteding van de subsidie zijn de aanvragers wel allen verantwoordelijk, voor zover aan hen subsidie wordt verleend.

 

Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld over het aantal aanvragers. NB: het gaat hier dus om scholen of kindcentra, niet om groepen. Als binnen één groep van aanvragers bijvoorbeeld twee kindcentra en drie scholen zijn verenigd, dan gelden zij als vijf aanvragers. Met deze regeling wordt samenwerking gestimuleerd.

 

Paragraaf 5.4 Gezinsgerichte activiteiten

 

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor gezinsgerichte activiteiten. Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld. Hierbij wordt voor 80% uitgegaan van historisch gebruik in het voorgaande jaar. Het doel van deze activiteit is immers om zo veel mogelijk kinderen te helpen. Daarom is een verdeling die grotendeels is gebaseerd op historisch gebruik te rechtvaardigen. De resterende 20% worden naar evenredigheid verdeeld over het aantal aanvragen. Zo blijft toetreding voor nieuwe aanbieders wel mogelijk en wordt mededingingsruimte niet volledig uitgesloten.

 

Paragraaf 5.5 Ondersteuning van innovatie

 

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor innovatie binnen en om het onderwijs. Dit kan docent- en kind gericht zijn.

 

Als het totaal van activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen het toepasselijke plafond overstijgt, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld op basis van het aantal leerlingen dat bereikt wordt met de activiteit.

 

Artikel 53. Hardheidsclausule

 

Door toepassing van de hardheidsclausule kunnen burgemeester en wethouders in gevallen waarin toepassing van deze regeling, gegeven de doelstelling en de strekking van deze regeling, een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, een onderdeel van die regeling buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken.

  

Artikel 54. Overgangsbepalingen

 

Vanwege het tijdstip van vaststelling van deze regeling, wordt de termijn voor het indienen van aanvragen voor 2020 verlengd tot 1 januari 2020.

Hierbij is gezocht naar balans tussen snelle duidelijkheid voor aanvragers en het kunnen starten met de nieuwe activiteiten tegenover het bieden van voldoende tijd voor een goede voorbereiding van aanvragen. Indien blijkt dat vanwege deze relatief korte aanvraagtermijn bepaalde budgetten onbenut blijven, dan kunnen burgemeester en wethouders besluiten de termijn te verlengen.

 

Voor de daarop volgende jaren wordt tevens afgeweken van het bepaalde in artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017. Aanvragen voor subsidies op grond van deze regeling dienen vóór 1 oktober te worden ingediend.

 

Artikel 55. Aanvullende verplichting: monitoren effecten

 

Burgemeester en wethouders verbinden het monitoren van effecten van subsidieverlening als aanvullende verplichting aan een aantal subsidies op grond van deze regeling. Het gaat om een doelgebonden verplichting, in de zin van artikel 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Door de monitoring ontstaat inzicht in de vraag of de activiteiten inderdaad leiden tot de beoogde maatschappelijke effecten en zo bijdragen aan de gemeentelijke doelstellingen. Dit stelt burgemeester en wethouders in staat om waar nodig bij te sturen.

 

Indien er gegronde reden is om aan te nemen dat de aanvrager niet aan deze verplichting zal kunnen voldoen, dan kan de subsidie worden geweigerd (artikel 4:35, eerste lid, onder b van de Awb). Het niet voldoen aan deze verplichting kan daarnaast ook reden zijn om de subsidie lager vast te stellen (artikel 4:46, tweede lid, onder b van de Awb). Verder kan de subsidieverlening worden verlaagd of ingetrokken (artikel 4:48, eerste lid, onder b van de Awb).

 

Artikel 56. Gelijke score meerdere aanvragen

 

In deze subsidieregeling is voor een drietal activiteiten voorzien in verdeling op basis van een onderlinge vergelijking. Het is denkbaar dat er aanvragen zijn die eenzelfde score behalen en daardoor gelijk eindigen in de rangschikking. Dit kan tot problemen leiden, als door het toekennen van alle aanvragen het subsidieplafond zou worden overschreden. Voor deze situatie is een oplossing voorzien in dit artikel. In deze situatie vindt een loting plaats tussen de gelijk eindigende subsidieaanvragen.

 

Voorbeeld loting na gelijke score meerdere aanvragenEr worden vier aanvragen ingediend voor de activiteit Achterstandskinderen in het primair onderwijs met ambitie, elk voor € 35.000. Het subsidieplafond staat op € 70.000. Aanvraag A haalt de meeste punten en ontvangt daarom sowieso de gevraagde subsidie. Aanvraag B en C eindigen op gelijke hoogte. Aanvraag D haalt de minste punten en komt daarom sowieso niet in aanmerking voor subsidie. In deze situatie vindt dan een loting plaats tussen aanvragen B en C. De winnaar van de loting wordt subsidie verleend.

 

Artikel 57. Tussentijds wijzigen van subsidieplafonds

 

Door toepassing van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders flexibeler omgaan met over- en onderbenutting van de beschikbare subsidiegelden binnen de paragrafen van deze regeling.