Organisatie | Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Jeugd Krimpenerwaard |
Citeertitel | Regeling Jeugdhulp Krimpenerwaard 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-12-2019 | Nieuwe regeling | 03-09-2019 |
In de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp 2019, vastgesteld in de raad van 5 november 2019, geeft de gemeente Krimpenerwaard haar juridische kaders voor invulling van de Jeugdhulp in de Krimpenerwaard aan. Deze verordening is door de gemeenteraad vastgesteld vanuit hun kaderstellende bevoegdheid. In de onderhavige Regeling Jeugd zijn de rechten en plichten van de betrokkenen bij de uitvoering van de Jeugdwet verder ingevuld. Onderdelen van de wet die in de verordening afdoende zijn beschreven komen niet terug in de regels. Zowel de rechten en plichten van de gemeente in de uitvoering van de Jeugdhulp staan omschreven als de rechten en plichten van inwoners en andere betrokkenen. In dit document worden de nadere regels Jeugd beschreven.
De doelstelling “kinderen en jongeren in de Krimpenerwaard groeien veilig en gezond op en kunnen zich optimaal ontwikkelen” is uitgangspunt voor de uitvoeringspraktijk van het jeugdbeleid. Kinderen en jongeren groeien in het algemeen op met steun en sturing van hun ouders als eerstverantwoordelijken en van school en hun directe omgeving. Wanneer inwoners in gemeente Krimpenerwaard vragen over opvoeden, opgroeien of ontwikkeling hebben, vinden zij vaak oplossingen binnen hun netwerk. Daarnaast kunnen zij een beroep doen op algemene voorzieningen, onderwijs, opvang of jeugdhulp.
Het beleid, de uitvoering en de participatie op het gebied van jeugd is onderdeel van de brede transformatie van het Sociaal Domein in de Krimpenerwaard. Centraal staan: meer inzet op preventie, ondersteuning meer op maat en dichterbij inwoners georganiseerd. Daarmee dragen we bij aan vroege signalering en versterken van het zelf oplossend vermogen van kinderen, jongeren en volwassenen. En we zetten in op ondersteuning in de eigen leefomgeving.
Hoofdstuk 2. Jeugdhulp 1
De transitie van jeugdzorg naar de gemeenten beoogde dat hulp en ondersteuning laagdrempelig en dichterbij inwoners werd georganiseerd. Door de financiën te borgen bij de gemeenten in plaats van via diverse kanalen (voornamelijk rijk en provincie) wilde men ook versnippering van hulp aan kind, gezin en jongere voorkomen. Men ging er vanuit dat daardoor de kosten op termijn naar beneden konden worden bijgesteld. Daarnaast was een belangrijke motivatie dat de lokale overheid beter in staat was om de transformeren.
Indien een jeugdige recht heeft op zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of Passend Onderwijs zijn deze wetten voorliggend op de Jeugdwet en zal het college van de gemeente Krimpenerwaard voor deze zorg geen voorziening treffen op grond van de Jeugdwet.
Artikel 2.2 Het bepalen van de inzet van passende zorg, hulp of ondersteuning
Samen met de andere gemeenten in Midden Holland heeft de gemeente Krimpenerwaard ‘De trap van zorg, hulp en ondersteuning’ ontwikkeld. De trap is een hulpmiddel/denkkader om de innovatie van het jeugdhulpstelsel vorm te geven. Op individueel niveau zal de gemeente Krimpenerwaard altijd onderzoeken welke zorg, hulp en ondersteuning het meest passend is. In algemene zin richt de gemeente Krimpenerwaard zich er de komende periode op om een beweging ‘de trap af’ te realiseren. Naast het maken van de beweging ‘de trap af’, kan ook binnen de treden bijgedragen worden aan de transformatie.
Het college van de gemeente Krimpenerwaard kan een voorziening voor jeugdhulp weigeren indien uit wetenschappelijk onderzoek onvoldoende is gebleken wat de toegevoegde waarde is van de voorziening in het wegnemen van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie. Denk hierbij aan de inzet van een PTSS-hulphond, paardentherapie en luistertherapie. Het college kan deze hulpvormen wel toekennen indien deze in de individuele situatie als meest passend worden geacht.
Artikel 2.3 Algemene en collectieve voorzieningen
Collectieve voorzieningen zijn diensten of activiteiten die bedoeld zijn voor jeugdigen met specifieke kenmerken. De gemeente Krimpenerwaard stelt richtlijnen op wie voor deze voorzieningen in aanmerking komt. De toegang verloopt bij elke collectieve voorziening op een andere manier. Er is geen sprake van een gemeentelijke beschikking. Voorbeelden van collectieve voorzieningen in de gemeente Krimpenerwaard zijn:
Artikel 2.5 Jeugdhulp door een persoon uit het sociale netwerk van de jeugdige
Indien jeugdhulp wordt uitgevoerd door een persoon uit het sociaal netwerk, blijft de hulp beperkt tot die activiteiten die personen uit het sociale netwerk gewoonlijk voor elkaar uitvoeren en waarvoor geen specifieke, aanvullende kwaliteitseisen gelden, tenzij het college aannemelijk acht dat de persoon uit het sociale netwerk voldoet aan de van toepassing zijnde kwaliteitseisen uit de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet en overige regelgeving, en dat bovendien doel en resultaat van de jeugdhulp voldoende worden gewaarborgd.
Logeren (basis) kan worden uitgevoerd door een persoon uit het sociale netwerk als er sprake is van (een acute dreiging van) overbelasting van ouders/verzorgers. Het is een vorm van respijtzorg en wordt derhalve alleen toegewezen als het noodzakelijk is dat degene die mantelzorg of gebruikelijke zorg levert tijdelijk wordt ontzien.
Logeren (basis) wordt niet ingezet indien de zorgintensiteit zodanig is dat gedurende de dag geregeld individuele aandacht nodig is. Met andere woorden: als er 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig is, ook al is daarbij geen sprake van permanente actieve observatie. In deze situaties gelden aanvullende kwaliteitseisen. Uit lid 2 van dit artikel volgt derhalve dat deze vorm van jeugdhulp niet kan worden uitgevoerd door een persoon uit het sociaal netwerk.
Indien sprake is van vervoer naar een jeugdhulplocatie waarvoor de zorgaanbieder het vervoer niet organiseert dan kan de jeugdige of zijn ouders een beroep doen op een vervoersvoorziening in de vorm van een kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer of een vergoeding op basis van het tarief openbaar vervoer.
Een vervoersvoorziening voor een jeugdige is noodzakelijk indien ouders en/of de jeugdige niet in staat zijn op eigen kracht, of met behulp van hun sociaal netwerk, vervoer te organiseren, of wel in staat zijn het te organiseren maar de afstand en frequentie van vervoer naar jeugdhulp is dermate groot dat dit de gebruikelijke zorgplicht van ouders overschrijdt. Om te beoordelen of dit van toepassing is wordt gebruik gemaakt van een berekeningsformule. Deze formule wordt nader toegelicht in de bijlage van hoofdstuk 2 van deze regeling.
Artikel 2.6 Ondersteuning na het bereiken van de volwassen leeftijd
Zorg en ondersteuning aan jongeren vanaf 18 jaar is geregeld via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Om de continuïteit van de zorg en ondersteuning uit de Jeugdwet te waarborgen, vindt uiterlijk zes maanden voordat de jeugdige 18 jaar wordt overleg plaats tussen consulenten Jeugd en Wmo van de gemeente Krimpenerwaard. Dit overleg is preventief van aard en kan leiden tot een advies aan de jeugdige om aanvraag tot een indicatie Wmo te doen.
Voor pleegkinderen die tussen 1 januari 2018 en 1 juli 2018 18 jaar zijn geworden en geen gebruik maken van verlengde pleegzorg (om wat voor reden dan ook) geldt dat de gemeente. Krimpenerwaard een pleegzorgtraject tot 21 jaar zal inzetten wanneer het pleegkind dit wil. Dit valt onder de wettelijke mogelijkheid van voortzetting van jeugdhulp binnen zes maanden na beëindigen van deze jeugdhulp (artikel 1.1 onder jeugdige van de Jeugdwet).
In sommige situaties is er bij de jeugdige geen sprake van EED, maar wel van dyslexie. In het kader daarvan kan een vorm van jeugdhulp passend zijn. Het gaat hierbij om leerlingen die niet voldoen aan de criteria zoals omschreven in het protocol en daardoor niet in aanmerking komen voor vergoede EED zorg, maar wel vastlopen in hun (school) ontwikkeling. Jeugdhulp richt zich dan op de sociaal-emotionele problematiek. Indien de benodigde zorg niet vanuit het Passend Onderwijs kan worden ingezet, zal het college van de gemeente Krimpenerwaard een voorziening op grond van de Jeugdwet verstrekken.
Op grond van artikel 1:392 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn ouders primair verantwoordelijk voor het levensonderhoud van hun kinderen, ook wanneer het kind met een ondertoezichtstelling of voogdijmaatregel in een residentiële voorziening verblijft. Onderhoudsplicht houdt in dat ouders er in ieder geval voor moeten zorgen dat de jeugdige basale zaken krijgt, zoals onderdak, kleding, voeding, scholing, medische hulp en verzekeringen. In de praktijk komt het voor dat bepaalde kosten voor het levensonderhoud van een kind niet betaald worden door of verhaald kunnen worden op de ouders en ook niet uit een andere regeling vergoed kunnen worden, maar waarbij het wel in het belang van de jeugdige is dat deze kosten worden gemaakt. Het gaat dan bijvoorbeeld om situaties waarbij ouders al een lange tijd uit beeld zijn of niet in staat zijn om aan hun financiële verplichtingen te voldoen.
Gemeenten hebben vanuit de Jeugdwet (art. 2.3. Jeugdwet) een zorgplicht om in dergelijke gevallen een financiële vergoeding beschikbaar te stellen. De gemeente Krimpenerwaard maakt afspraken met Gecertificeerde Instellingen (GI’s) en jeugdhulpinstellingen in de regio die een residentiële voorziening hebben over hoe hier mee om te gaan. Met deze afspraken is gewaarborgd dat door de gemeente Krimpenerwaard gecontracteerde instellingen middelen hebben om zak- en kleedgeld te vergoeden.
Gecertificeerde Instellingen (GI’s) en jeugdhulpinstellingen zijn als ketenpartner van de gemeente Krimpenerwaard verantwoordelijk voor het aanspreken van de eventuele ouders op hun onderhoudsplicht en wat hierin een redelijke inspanning is. Deze instellingen stellen direct een vergoeding beschikbaar in zaken waarbij ouders niet meer in beeld zijn, duidelijk is dat het verhalen van de kosten op ouders niet mogelijk is of waarin er niet op korte termijn aan de onderhoudsplicht kan worden voldaan.
Hoofdstuk 3. Gebruikelijke hulp 2
Artikel 3.1 Visie op gebruikelijke hulp
In kortdurende situaties moeten alle vormen van zorg en ondersteuning door de gebruikelijke zorger worden geboden. In langdurige situaties beschouwt het college de zorg waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door ouders aan hun kind moet worden geboden als gebruikelijke zorg.
Artikel 3.2 Richtlijn bij (dreigende) overbelasting
Het college kan jeugdhulp inzetten wanneer degenen van wie wordt verwacht dat zij gebruikelijke zorg leveren, overbelast dreigen te raken of zijn (geraakt) en niet meer in staat zijn de gebruikelijke zorg te leveren. Steeds moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden.
Bij overbelasting door een dienstverband van te veel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk. Steeds zal daarom in het ondersteuningsverslag worden aangegeven dat, wanneer de overbelasting bijvoorbeeld door het herinrichten van het huiselijk leven en/of werk kan worden teruggedrongen, dit dan ook van een ouder wordt verwacht. Wanneer de geldigheidsduur van de indicatie verlopen is en een herindicatie wordt aangevraagd, zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.
Artikel 3.3 Algemeen beoordelingskader bij jeugdigen
Om vast te stellen op welke zorg een jeugdige redelijkerwijs is aangewezen, wordt door het college, gelet op de omstandigheden van de betrokken jeugdige, beoordeeld welke vorm van zorg uitgaat boven de zorg die een kind van dezelfde leeftijd redelijkerwijs nodig heeft. Bij die beoordeling dienen de leeftijd van het kind, de aard van de zorghandelingen, de frequentie van deze zorghandelingen en de omvang van de daarmee gemoeide tijd te worden betrokken. Deze thema’s worden onder lid 3 tot en met lid 7 van dit artikel nader toegelicht.
Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van de richtlijnen die zijn opgenomen in de bijlage bij dit hoofdstuk. Het uitgangspunt van de richtlijn is de zorg die ouders volgens heersende maatschappelijke opvattingen moeten bieden aan kinderen, rekening houdend met verschillen die bij kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met verschillen die tussen kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Bij de beoordeling van wat tot gebruikelijke zorg van ouders voor hun kinderen behoort, past daarom een zekere marge. Bij kinderen van dezelfde leeftijd kan de zorg die het ene kind nodig heeft meer of minder zijn dan de zorg die een ander kind nodig heeft. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker of sneller zelfstandig dan het andere kind.
Voorbeeld: Veel kinderen van 4 jaar zijn overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet, maar het is niet ongewoon dat een kind van deze leeftijd hier stimulans, hulp of toezicht bij nodig heeft. In dat geval beschouwt het college deze ondersteuning als gebruikelijke zorg.
Voor zorghandelingen die het kind zelfstandig kan uitvoeren, wordt voor dat kind redelijkerwijs geen jeugdhulp ingezet. Gebruikelijke zorg bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke zorghandeling vervangen.
Voorbeeld: het oefenen met pictogrammen in plaats van het oefenen met geschreven tekst bij een kind met een verstandelijke beperking. Dit beschouwt het college als gebruikelijke zorg.
Zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse zorg voor een kind, zoals drie keer eten per dag, kunnen als gebruikelijke zorg worden aangemerkt.
Voorbeeld: Als een kind bij het ontbijt en het naar bed gaan medicatie aangereikt moet krijgen, loopt dit mee in de het normale patroon van dagelijkse zorg voor een kind en beschouwt het college dit als gebruikelijke zorg.
De omvang van de tijd die met de zorghandelingen is gemoeid, kan meebrengen dat niet langer van gebruikelijke zorg sprake is.
Voorbeeld: alle kinderen hebben tot een bepaalde leeftijd hulp nodig bij wassen en kleden, maar als deze handelingen veel meer tijd dan gebruikelijk kosten, wordt deze extra tijd niet als gebruikelijke zorg gezien.
De in lid 3 tot en met lid 6 genoemde criteria moeten telkens in samenhang en gelet op de omstandigheden van het kind worden beoordeeld. Zo kan een zorghandeling die naar zijn aard en omvang voor een kind van een bepaalde leeftijdsgroep gebruikelijk is, in een individuele situatie veel vaker voorkomen (frequentie) waardoor deze zorg niet geheel als gebruikelijk kan worden aangemerkt. Ook kan bij een kind van een bepaalde leeftijd, dat is aangewezen op handelingen die niet bij alle gezonde kinderen voorkomen en die kunnen meelopen in het gebruikelijke patroon van dagelijkse verzorging, niet langer sprake zijn van gebruikelijke zorg vanwege de (extra) tijd die met deze zorghandelingen gemoeid gaat.
Artikel 3.4 Gebruikelijke zorg van ouders aan kinderen
Alle ondersteuning door de ouder aan het kind is gebruikelijke zorg als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van het kind, dat de zorg daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Jeugdhulp kan passend zijn als het gaat om een chronische situatie, waarbij de gebruikelijke zorg en/of ondersteuning in vergelijking tot kinderen zonder specifieke ondersteuningsbehoefte volgens de in de bijlage opgenomen richtlijn wordt overschreden. Gebruikelijke zorg bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke zorghandeling vervangen. Als een kind een handeling zelf kan uitvoeren, is er sprake van voldoende eigen kracht en zelfredzaamheid en wordt er geen jeugdhulp ingezet.
Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de jeugdige is gebruikelijke zorg. Het aanleren van handelingen aan derden (familie, vrienden, sociaal netwerk) is gebruikelijke zorg. Als anderen dan de gebruikelijke zorger de handelingen uitvoeren als de gebruikelijke zorger niet aanwezig is, wordt van de gebruikelijke zorger verwacht dat hij die handelingen zelf aan de desbetreffende persoon aanleert.
Het bieden van een beschermende woonomgeving door ouders aan hun kind – ook een kind met een ziekte, aandoening of beperking – waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden, is gebruikelijk tot een leeftijd van 17 jaar. Ook bij overbelasting blijven ouders zelf verantwoordelijk voor het bieden van een beschermende woonomgeving. Als een kind niet bij (een van) de ouder(s) kan wonen, vanwege de onmogelijkheden van de ouder(s) om een veilig thuis te bieden en/of vanwege opvoedingsonmacht van de ouder(s), kan jeugdhulp in de vorm van verblijf worden ingezet.
Artikel 3.5 Zorg tijdens onderwijs en kinderopvang
Een jeugdige kan binnen het onderwijs in aanmerking komen voor jeugdhulp. In algemene zin geldt daarbij het volgende: als een kind gedrag vertoont dat het leren bemoeilijkt, valt de daarbij behorende ondersteuning onder het onderwijs. Het gaat daarbij om activiteiten die te maken hebben met de lessen, het leren, de vakinhoud en de pedagogische en didactische omgang.
Voorbeeld: een intelligentieonderzoek in het kader van hoogbegaafdheid kan nodig zijn om het onderwijs beter op de leerling af te stemmen. In dat geval is het onderzoek primair gericht op het leerproces. Dit valt onder de zorgplicht van scholen. De gemeente hoeft hiervoor geen voorziening te treffen. Een intelligentieonderzoek kan wel onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen als het onderzoek onderdeel is van een breder diagnostisch proces in het kader van jeugdhulp.
Als het leveren van meer toezicht dan gebruikelijk noodzakelijk is, kan een vorm van jeugdhulp ingezet worden tijdens het onderwijs. Jeugdhulp kan ook worden ingezet als er sprake is van een minder strakke structuur en een ander type (leer)omgeving en dit van invloed is op het gedrag van het kind met een ondersteuningsvraag. Hierbij valt te denken aan ondersteuning tijdens spelmomenten of tijdens ‘vrije’ of praktijklessen als schoolzwemmen of schoolgym.
Gezien de complexiteit van het beoordelen van een aanvraag voor jeugdhulp in het onderwijs, is voor het bepalen van de meest passende zorg afstemming met de school een voorwaarde. Hierbij is vanuit school een gedetailleerde beschrijving nodig van de activiteiten en welke begeleiding/zorg daarbij gewenst is. Hierop kan de jeugdconsulent verhelderen welke problemen het kind ervaart in de deelname aan het onderwijs en bij welke zaken ondersteuning nodig en passend is. Daarbij wordt vastgesteld of de jeugdige al ondersteuning op school ontvangt/ontvangen heeft en in hoeverre omgevingsfactoren bijdragen aan de vraag om jeugdhulp op school. Als er sprake is van belemmeringen in de school en de schoolomgeving die de intensiteit of omvang van de begeleidingsbehoefte van het kind op school vergroten, dan wordt daarvoor geen jeugdhulp ingezet.
De school biedt gangbare en normale dagelijkse zorg, zoals die ook geldt voor gezonde kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel. Denk hierbij aan het strikken van veters, het aantrekken van een jas en hulp bij toiletgang bij kleuters. Voor deze gangbare en normale dagelijkse zorg wordt geen jeugdhulp ingezet.
Wanneer ouders werken, zijn/blijven zij verantwoordelijk voor de opvang en verzorging van hun kinderen. De ondersteuning die buiten dit werk/onderwijs om als gebruikelijke zorg wordt beschouwd, wordt daarom niet in de vorm van jeugdhulp verstrekt gedurende de tijd dat de ouders werken/onderwijs volgen.
In een fysiek overleg met jeugdige en zijn ouders, school en de jeugdconsulent van de gemeente Krimpenerwaard wordt de ondersteuningsbehoefte zoals genoemd in lid 3 van dit artikel in kaart gebracht. In het ondersteuningsplan worden de verantwoordelijkheden van jeugdige en zijn ouders, het sociale netwerk en de school duidelijk vastgelegd. Als er door de jeugdconsulent wordt doorverwezen naar een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening wordt ingezet, dan zijn de doelen bij de inzet van deze voorziening(en) vooraf met de betrokken partijen afgestemd.
Artikel 3.6 Uitzonderingen en aandachtspunten met betrekking tot gebruikelijke zorg
Voor zover een ouder overbelast is of dreigt te raken kan van hem of haar een verminderde bijdrage worden verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:
wanneer er voor de ouder eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van geïndiceerde zorg, dient men die overbelasting op te heffen door deze zorg door (andere) zorgverleners uit te laten voeren/in te kopen;
Ondersteuning die de norm voor gebruikelijke zorg overschrijdt komt in de praktijk bij kinderen tot 3 jaar niet vaak voor. Kinderen in deze leeftijd hebben volledige verzorging en begeleiding van een ouder nodig. Toch kan het aan de orde zijn dat er meer toezicht of ondersteuning dan gebruikelijk nodig is
Voorbeeld: bij kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel is pedagogische correctie op gedrag gebruikelijk. Bij een cognitief beperkt kind met gedragsproblemen kan het zijn, dat er meer dan gebruikelijk correctie en aansturing van gedrag en vaak ook meer aandacht voor vaste structuur nodig is.
Als er sprake is van zorgsituaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om zorg en/of toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van het kind, wordt door het college aan ouders verzocht een aanvraag in te dienen op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De Wlz is voorliggend op de Jeugdwet. Voor de periode waarin ouders verwikkeld zijn in een aanvraagprocedure bij het CIZ, maar er nog geen indicatie is verstrekt op grond van de Wlz, kan jeugdhulp worden ingezet.
Hoofdstuk 4. Pgb: werkwijze en tarieven 3
Artikel 4.1 Waarvoor een pgb ingezet kan worden
Indien de jeugdhulp wordt verleend door ouders/opvoeders of een persoon uit het sociale netwerk, blijft deze hulp beperkt tot die activiteiten die personen uit het sociale netwerk gewoonlijk voor elkaar uitvoeren en waarvoor geen specifieke kwaliteitseisen gelden, tenzij het college aannemelijk acht dat de persoon uit het sociale netwerk voldoet aan de van toepassing zijnde kwaliteitseisen uit de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet en overige regelgeving, en dat bovendien doel en resultaat van de behandeling voldoende worden gewaarborgd (zie artikel 2.5, lid 2).
Overbelasting van een mantelzorger, of de dreiging daarvan, kun je niet compenseren met een geldelijke vergoeding voor de taken. In geval van overbelasting dienen zorgtaken juist weggenomen worden en dient de zorg dus door (andere) zorgverlener(s) uitgevoerd te worden via pgb dan wel ZIN (zie artikel 3.2).
Een budgethouder die met meerdere hulpverleners een overeenkomst afsluit of die een pgb ontvangt voor meerdere producten, kan het hem ter beschikking gestelde budget voor zover mogelijk naar eigen inzicht inzetten over de gecontracteerde hulpverleners of producten, zolang de totale kosten voor deze hulp binnen het hem ter beschikking gestelde budget blijven.
Artikel 4.2 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Pgb jeugdhulp
De keuze voor een pgb wordt door het college getoetst aan de criteria uit de Jeugdwet:
de bekwaamheid van de aanvrager. Beoordelingscriteria zijn:
de bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van een consulent van de gemeente Krimpenerwaard is leidend. Mocht deze professional van oordeel zijn dat de aanvrager niet (voldoende) bekwaam is voor het houden van een pgb, dan wordt het pgb geweigerd. Bij twijfel rondom de bekwaamheid van de aanvrager om zelf zorg in te kopen of indien er sprake is van een niet-stabiel ziektebeeld, kan door het gebruik van een korte looptijd van de indicatie op korte termijn worden bekeken of de aanvrager over de vaardigheden beschikt om een pgb te beheren en of dat het pgb nog voldoende voorziet in de ondersteuningsbehoefte van de cliënt.
de motivering door de aanvrager dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is.
Met deze argumentatie moet duidelijk worden dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorziening in natura. Wanneer de aanvrager de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd zal de gemeente Krimpenerwaard de aanvraag niet weigeren. Er zijn enkele concrete voorbeelden te noemen die de aanvrager redelijkerwijs kan aanvoeren om te motiveren dat pgb passend is:
De jeugdige of zijn ouders stellen een zorgovereenkomst op met de partij die de jeugdhulp verleent. De overeenkomst wordt ondertekend door de budgethouder en de hulpverlener. Indien de overeenkomst wordt gesloten met een instantie, wordt de overeenkomst ondertekend door de budgethouder en de instantie. In deze zorgovereenkomst wordt naast de te verrichten activiteiten in ieder geval opgenomen:
indien de overeenkomst wordt gesloten met een hulpverlener die niet verbonden is aan een professionele organisatie: een verklaring omtrent het gedrag (VOG) waaruit blijkt dat er geen bezwaren zijn tegen de uitoefening van zijn/haar functie, informatie waaruit blijkt dat de hulpverlener een ingezetene van Nederland is en het Burgerservicenummer van de hulpverlener. Indien de hulpverlener als zelfstandige professional (zzp’er) de zorg verleent, geldt als aanvullende voorwaarde dat deze ingeschreven dient te staan bij de Kamer van Koophandel.
Artikel 4.3 Berekening van het pgb
De tarieven voor zorg in natura (ZIN), als in bijlage 4.1 en 4.2, zijn het resultaat van contractonderhandelingen tussen gemeenten en zorgaanbieders in de regio Midden Holland, die elk kalenderjaar plaatsvinden. Jaarlijks stelt het college deze ZIN-tarieven en de daarvan afgeleide pgb-tarieven voor het volgende kalenderjaar vast. De vastgestelde ZIN-tarieven worden per 1 januari van het volgende kalenderjaar toegepast. De vastgestelde pgb-tarieven worden niet eerder toegepast dan zes maanden, of zoveel maanden de cliënt in redelijkheid nodig heeft om de zorgafspraken met zijn zorgleverancier aan te passen aan de nieuwe situatie, nadat de nieuwe pgb-tarieven aan de cliënten zijn bekendgemaakt.
Indien een persoon uit het sociale netwerk jeugdhulp uitvoert die alleen kan worden uitgevoerd door een gekwalificeerd professional en hiervoor voldoet aan de in artikel 4.1, lid 2 genoemde voorwaarden, dan ontvangt deze persoon hiervoor het tarief voor jeugdhulp uitgevoerd door een beroepskracht of professionele instelling.
Artikel 4.4 Kwaliteitscriteria bij zorgverlening middels een pgb binnen de Jeugdwet
4.4.1 Kwaliteitseisen bij zorgverlening door een daartoe opgeleid persoon
De zorgverlener is geregistreerd in het Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ), Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) of een ander relevant beroepsregister zoals de NVO of NIP, welke richtlijnen heeft opgesteld over de kwaliteit van werken. Indien sprake is van inschrijving in een ander beroepsregister dan stelt de verwijzer vast of deze ook passend wordt geacht ten aanzien van te bieden hulp.
Een zorgverlener die vanwege gestelde opleidingseisen niet in enig register kan worden ingeschreven, maar minimaal beschikt over een diploma van een relevante opleiding op tenminste MBO 4 niveau, kan worden ingezet ten aanzien van te bieden hulp mits deze bestaat uit de producten begeleiding individueel (basis), logeren (basis) en vervoer.
4.4.2. Kwaliteitseisen bij zorgverlening door een niet daartoe opgeleid persoon (sociaal netwerk)
Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en wethouders van 3 september 2019.
Burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard,
de secretaris, Mw. mr. M. Plantinga
de burgemeester, mr. R.S. Cazemier
Bijlage 2.1: Beoordelingskader inzet en omvang van het product begeleiding (basis)
Individuele begeleiding (basis) is gericht op het bevorderen of behouden van zelfredzaamheid, het groeien naar zelfstandigheid en/of participatie in de maatschappij. Doelstelling kan zijn het aanleren of behouden van vaardigheden, het leren omgaan met een beperking of het plannen van dagelijkse activiteiten. Begeleiding individueel (basis) kan ook worden ingezet als een vorm van opvoedondersteuning of persoonlijke verzorging bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Er is sprake van een stabiele basis en planbaarheid van taken. De problematiek en de taken zijn overzichtelijk en leeftijdsadequaat. De cliënt en/of diens omgeving moet(en) in staat zijn met beperkte ondersteuning een stabiele leefsituatie te kunnen creëren, te verbeteren of in stand te kunnen houden. Er kan langdurige behoefte zijn aan deze vorm van ondersteuning.
Verschil met begeleiding specialistisch en begeleiding intensief
In onderstaande situaties zijn aanvullende kwaliteitseisen nodig (zie artikel 2.5, lid 2) en is een vorm van begeleiding specialistisch en/of begeleiding intensief meer passend dan begeleiding (basis):
Tabel: Richtlijn ten aanzien van tijd en frequentie activiteiten begeleiding (basis)
De bepaling van de omvang van het product begeleiding (basis) is de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten. Deze omvang kan per combinatie van activiteiten in principe niet meer bedragen dan de in de tabel genoemde maxima. Als in uitzonderingsgevallen toch meer begeleiding nodig is dan de genoemde maxima in de tabel, wordt de bijkomende tijd gemotiveerd geïndiceerd, zodat maatwerk mogelijk blijft. Als er sprake is van samenvallende activiteiten wordt voor de maximale omvang naar beneden afgerond.
BIJLAGE 2.2: Berekeningsformule bovengebruikelijke zorg (vervoerskosten)
Aanspraak op vervoer ontstaat als de uitkomst van het (aantal maanden behandeling in totaal) x (aantal keren behandeling per week) x (aantal weken behandeling per maand) x (aantal kilometers enkele reis) x 0,25 (= wegingsfactor) gelijk of groter is dan 250. De variabele onderdelen zijn afhankelijk van de persoonlijke situatie van de jeugdige. Is de uitkomst gelijk aan of groter dan 250 dan kan aanspraak gemaakt worden op vervoer. Dit is de formule die ook door de zorgverzekeraar werd toegepast voor 2015 (hardheidsclausule zorgverzekeringwet).
Figuur 1: Berekeningsformule bovengebruikelijke zorg
Rekenvoorbeeld: In de voorbeelden A en B (zie tabel boven) kan de jeugdige aanspraak maken op vervoer of een vergoeding van vervoerskosten. In voorbeeld C is dat niet het geval.
Bijlage 3.1 Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen