Organisatie | Uitgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening Uitgeest |
Citeertitel | Financiële verordening Uitgeest |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | structuur van de gemeente |
Vervangt de Financiële Verordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 31 mei 2007, nummer 07/39, gepubliceerd 7 juni 2007, in werking getreden met ingang van 1 januari 2007.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 12-12-2011 Verordeningbeheerder, 05-03-2012 | R2011.0088 | |
15-06-2007 | 01-01-2007 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 31-05-2007 Dagblad Kennemerland, 07-06-2007 | Raadsbesluit 07/39 |
FINANCIËLE VERORDENING UITGEEST
Verordening vastgesteld bij raadsbesluit van 12 december 2011, nummer R2011.0088, alleen gepubliceerd via Verordeningbeheerder.com, in werking getreden met ingang van 1 januari 2012; de Financiële Verordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 31 mei 2007, nummer 07/39, gepubliceerd 7 juni 2007, in werking getreden met ingang van 1 januari 2007 is met ingang van 1 januari 2012 vervallen.
Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Uitgeest
Gebaseerd op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten
2. Begroting en verantwoording
Artikel 3. Planning- en Controlcyclus
Het college biedt jaarlijks de kadernota aan voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren.
Het college informeert de raad door middel van rapportages over de realisatie van de programmabegroting van de gemeente over de eerste vier en over de eerste acht maanden van het lopende boekjaar.
Het college stelt vóór het nieuwe begrotingsjaar een nota op met de financiële kaders en beleidsuitgangspunten voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren.
Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor, met uitzondering van de situaties, genoemd in lid 4.
Artikel 11. Kostprijsberekening
Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van bestemmingsreserves en voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing, reinigingsrecht en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.
Artikel 13. Financieringsfunctie
Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofd van de publieke taak bedingt het college, indien mogelijk, zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Jaarlijks stelt het college het interne controleplan vast waarin de algehele opzet en planning worden uitgewerkt. De bevindingen van dit controleplan worden door de accountant gebruikt bij de jaarrekeningcontrole.
Artikel 18. Inkoop en aanbesteding
Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van werken, leveringen en diensten, binnen de wettelijke kaders.
De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie.
Artikel 19. Subsidieverstrekking en steunverlening
Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.
Deze regeling wordt aangehaald als: “Financiële verordening Uitgeest”.
Toelichting op de Financiële verordening Uitgeest
I. Indeling en inhoud van de financiële verordening
Voor de indeling van de nieuwe financiële verordening is de inhoud van artikel 212 Gemeentewet gevolgd. Dit artikel uit de Gemeentewet bepaalt dat de financiële verordening de uitgangspunten voor het financieel beleid, de regels voor het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie moet bevatten. De elementen financieel beleid, financieel beheer en financiële organisatie komen terug in respectievelijk de hoofdstukken 3, 4 en 5.
Het eerste lid van artikel 212 Gemeentewet stelt aanvullende eisen aan de inhoud van de verordening. Deze moet waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en interne controle wordt voldaan. Ook deze eisen vindt men terug in de indeling van de verordening.
In hoofdstuk 3 zijn kaders voor het financieel beleid opgenomen en in hoofdstuk 5 kaders voor de financiële organisatie. Deze kaders maken tezamen de interne controle mogelijk, waaronder de controle op de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen. Regels over interne controle zelf staan in hoofdstuk 4, het hoofdstuk over het financieel beheer. De interne controle richt zich onder andere op de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen.
Het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet geeft aan welke regels in elk geval in de verordening moeten zijn opgenomen. De verordening moet minstens regels bevatten voor waardering en afschrijving van vaste activa, grondslagen voor de berekening van tarieven en prijzen en de algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten voor de financieringsfunctie. Deze regels zijn opgenomen in het hoofdstuk 3, het hoofdstuk over het financieel beleid.
Uitgangspunt voor deze nieuwe verordening is de modelverordening van de VNG. Op deze wijze blijft er aansluiting met de huidige modelverordeningen van de VNG en de wijzigingen en aanvullingen, die daarin de komende jaren zullen plaatsvinden.
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Financiering Decentrale overheden (Fido), het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten (BAPG). Overige begrippen worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd. Uitgangspunt van de nieuwe verordening is om overtollige ballast zoveel mogelijk te vermijden. Zo bevatte de oude verordening onder andere bepalingen over bijvoorbeeld de inhoud van de verplichte paragrafen bij de programmabegroting. Het BBV geeft hierover al veel nadere regels. Daarom zijn in de nieuwe verordening dergelijke uitgebreide bepalingen achterwege gelaten.
Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s wordt door de raad vastgesteld. In de oude verordening was aangegeven dat de raad dat in ieder geval doet bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode. Gezien de praktijk van de afgelopen periode, waarbij de nieuwe raad stilzwijgend de huidige programma-indeling heeft gehandhaafd, is deze bepaling geschrapt. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college per programma de maatschappelijke effecten, de te leveren goederen en diensten en de bijbehorende baten en lasten dienen te worden vermeld en waar mogelijk (prestatie-)indicatoren per programma. Hieraan is tot dusverre weinig aandacht besteed maar in het licht van een betere sturing en grip (control) zijn deze instrumenten onontbeerlijk.
Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. Deze neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen hij voor taken en activiteiten via de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet). De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Hij kan er ook voor kiezen een budget voor een samenstel van activiteiten beschikbaar te stellen. In deze verordening is deze keuze vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per programma.
Artikel 3 Planning- en controlcyclus (P&C)
Dit artikel heeft als doel de planning- en controlcyclus een meer prominente plaats te geven. Middels dit instrumentarium moet de organisatie in staat worden geacht om de na te streven doelen te realiseren, afwijkingen tijdig te signaleren en zonodig adequaat bij te sturen.
Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting en de jaarstukken. In het eerste lid wordt het college opgedragen om een overzicht op te nemen van de productenraming respectievelijk de productenrealisatie. Dit zijn geen standaardverplichtingen in het BBV. Het betreft geen uitgebreide productenraming en productenrealisatie maar om overzichten per programma van de producten die bij de programma’s horen, met daarbij vermeld het geraamde respectievelijk het gerealiseerde saldo van de lasten en baten.
De programmabegroting bestaat daarom uit deel 1 (algemene stukken en de programma’s), deel 2 (de paragrafen) en deel 3 (de bijlagen). In het BBV wordt gewezen op de verplichting om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen bij de uiteenzetting van de financiële positie. In Uitgeest worden de investeringen getotaliseerd per programma in de programmabegroting opgenomen. De raad autoriseert met de vaststelling van de begroting deze investeringen (zie ook artikel 4). In de jaarstukken nemen we de rapportage investeringen op als bijlage van de programmarekening. In de productenraming en –verantwoording worden de investeringen verder gespecificeerd (in de bijlagen).
Dit artikel bepaalt dat voorafgaande aan het opstellen van de begroting een Kadernota door het college wordt vastgesteld, waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de ontwerpbegroting en de meerjarenraming.
Artikel 6. Autorisatie begroting, begrotingswijzigingen en investeringskredieten
Artikel 6 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. Autorisatie van de baten en lasten vindt op programmaniveau plaats. Begrotingswijzigingen worden gedurende het betreffende begrotingsjaar door het college aan de raad voorgelegd. Dit gebeurt veelal op basis van de afwijkingen zoals die bij de tussentijdse rapportages worden gepresenteerd.
Naast de lopende uitgaven hebben gemeenten uitgaven voor investeringen en ook deze uitgaven dienen te worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van de investeringskredieten is er voor gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen. Investeringen en lasten van door de raad vastgestelde beheersprogramma’s zoals het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) worden niet meer in de begroting opgenomen maar rechtstreeks in de productenraming. De raad hoeft hiervoor geen afzonderlijke budgetten meer vast te stellen; de financiële consequenties zijn via de producten immers al opgenomen bij de programma’s.
Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel die bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet waren voorzien. Het derde lid van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen. In het vierde lid van dit artikel wordt de mogelijkheid gecreëerd om hiervan af te wijken. Dit dient echter alleen te gebeuren indien sprake is van een uitzonderlijke situatie.
Artikel 7. Uitvoering begroting
De raad dient nadere regels op te stellen voor de uitvoering van de begroting door het college. Deze uitvoering dient te voldoen aan de eisen van rechtmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid. Het tweede lid bevat regels voor het toerekenen van lasten en baten (kostentoerekening) aan de producten van de productenraming. Als laatste bevat dit artikel regels voor het aangaan van verplichtingen en het doen van uitgaven zolang dit past binnen de geautoriseerde budgetten en kredieten.
Uitvoeringsregels met betrekking tot prestatie-eisen en/of kentallen worden aan het college overgelaten.
Artikel 8. Tussentijdse rapportages
Een belangrijk onderdeel voor de raad van de planning- en controlcyclus zijn de tussentijdse rapportages. Op basis daarvan wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van de budgetten en investeringskredieten en van voortgang van de uitvoering van het beleid. Er is gekozen voor een voorjaarsnota en een najaarsverslag.
De begroting wordt opgesteld in de zomermaanden van het voorafgaande jaar en naderhand kunnen nieuwe ontwikkelingen en feiten zich voordoen. Dat kan zijn op het gebied van wetgeving, Rijks- of provincie besluiten, onvoorziene gebeurtenissen of wijziging van beleid (collegebesluit). De voorjaarsnota biedt dan de mogelijkheid om de voorgestelde wijzigingen te accorderen.
Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage. Het gaat daarbij vooral om afwijkingen van het vastgestelde beleid en/of onvoorziene gebeurtenissen waarvan de gevolgen bepalend zijn voor de oorspronkelijke geraamde doelstellingen en effecten. Als derde lid is bepaald dat de tussentijdse rapportages dezelfde indeling dient te hebben als de begroting en de jaarrekening.
Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa
In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven. Tevens wordt bepaald dat het college ook een Nota Activeren en Afschrijven door de raad laat vaststellen.
Artikel 10. Reserves en voorzieningen
Het college laat de raad eens in de vier jaar een Nota Reserves en voorzieningen vaststellen. Daarin staan regels over het vormen van reserves en voorzieningen en de criteria met betrekking tot de onttrekkingen en toevoegingen. Mutaties van de reserves gedurende het begrotingsjaar dienen door de raad te worden vastgesteld in het kader van rechtmatigheid.
De vorming van reserves is belangrijk voor het vormen van een financiële buffer. In de paragraaf Weerstandsvermogen worden de noodzakelijke criteria bepaald die ingaan op de capaciteit die minimaal nodig is om niet begrote kosten, zowel structurele als incidentele, op te vangen zonder dat de bedrijfsvoering in gevaar komt.
Artikel 11. Kostprijsberekening
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven. De grondslag daarvoor wordt gevormd door de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 11 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten.
Lid 1 van het artikel stelt dat de kostprijs bestaat uit directe en indirecte kosten die direct met de te leveren dienst samenhangen. Lid 2 bepaalt dat onder indirecte kosten ook worden verstaan de bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt om bijvoorbeeld compensabele BTW door te belasten in rioolheffing, reinigingsrecht en afvalstoffenheffing, zoals dat in Uitgeest sinds 2003 wordt toegepast. De kaders in dit artikel vormen de basis waar binnen het college zijn systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.
Artikel 12. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van artikel 12 bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen jaarlijks vaststelt.
Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken die niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet, is een privaatrechtelijk besluit. En dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet).
Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen. Het tweede en derde lid bepalen dat de raad eens in de vier jaar deze kaders voor de prijzen voor gemeentelijke diensten en de verhuur en verkoop van onroerend goed vaststelt.
Het vierde lid bepaalt dat de besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen ter kennisneming aan de raad worden aangeboden. De besluiten worden ter kennisname aan commissie Algemene Zaken gezonden.
Artikel 13. Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In artikel 13 wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven. De voorstellen tot het aangaan van financiële verplichtingen worden door het college vastgesteld
Het eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie. Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido).
Het tweede lid stelt aanvullende eisen aan dergelijke besluiten. Het publieke belang moet door het college worden gemotiveerd. Daarbij draagt de verordening het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen. Overigens is dit deels al eerder en uitgebreider bepaald in de beleidslijn gemeentegaranties en geldleningen zoals deze is vastgesteld in de raad van 19 mei 2004.
In het derde lid wordt vermeld dat voor de uitoefening van de financieringsfunctie het college wordt opgedragen een treasurystatuut op te stellen.
In artikel 14 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen. Dit artikel is zo goed als ongewijzigd overgenomen van de vorige verordening.
De accountant toetst jaarlijks bij de controle van de jaarrekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 15 draagt het college op het treffen van maatregelen op basis waarvan de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen rechtmatig zijn verlopen.
Artikel 16. Misbruik en oneigenlijk gebruik
Artikel 16 stelt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te voorkomen. Het treffen van afdoende maatregelen op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt tevens deel uit van het rechtmatigheidsoordeel van de accountant.
Artikel 17. Financiële organisatie
Artikel 17 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens lid 1 letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen voor de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van dit artikel uit de verordening opgedragen bepaalde regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten. De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatieverordening.
In Uitgeest zijn regels met betrekking tot financiering vastgelegd in een treasurystatuut dat door de raad is vastgesteld. In dit artikel wordt het opstellen van het treasurystatuut opgedragen aan het college. Dit past in de lijn van de verdeling van taken tussen de raad en het college.
Onder letter e wordt het college opgedragen ook de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan de producten vast te leggen.
Artikel 18. Inkoop en aanbesteding
Artikel 18 draagt het college op een inkoopreglement op te stellen. In Uitgeest is een inkoop- en aanbestedingsregeling van kracht welke in overleg met Stichting RIJK is opgesteld en die voldoet aan de Europese aanbestedingsregels.
Artikel 19. Subsidieverstrekking en steunverlening
Voor steunverlening en subsidieverstrekking aan ondernemingen en instellingen (die volgens het Europees mededingingsrecht als onderneming worden aangemerkt) zijn de Europese staatssteunregels (artikel 87, 88 en 89 EG-verdrag), de Europese regels voor diensten van algemeen economisch belang (artikel 86 EG-verdrag), de regels uit de Algemene Wet Bestuursrecht en de eigen subsidieverordening van toepassing. Het artikel stelt dat het college beheersmaatregelen neemt, die er voor zorgen dat deze regelgeving wordt nageleefd. Deze maatregelen zijn in 2005 door het college vastgesteld.
De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening in werking treedt met ingang van 1 januari 2012.
Artikel 22 geeft de naam aan (Financiële verordening Uitgeest), waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.
Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen op elk gewenst moment een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet).
De financiële verordening heeft enkel een interne werking en is dus niet een besluit van algemene aard in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. De verordening hoeft dan ook niet te worden gepubliceerd.